Maandelijks archief: augustus 2020

Een schrijnend gebrek.

Na mijn ‘diepzinnige’ beschouwingen over onze broodnodige bewustzijnstransformatie is het vandaag weer eens tijd voor wat alledaagse prietpraat.

Anderhalve week geleden zag ik onze minister van landbouw, Carola Schouten, bij Zomergasten. Ik was onder de indruk van haar openheid, beminnelijkheid, en autoriteit als ze het had over haar visie op landbouw. Een paar dagen later zag ik haar opnieuw toen ze de pers te woord stond over het stikstofdossier. Ze liet weten haar eerdere maatregel betreffende de samenstelling van het voer voor koeien in te trekken, en stelde dat ze met nieuwe maatregelen zou komen. Een daarvan is weer een nummertje creatief boekhouden: het een jaar vervroegd inboeken van te behalen winst door het uitkopen van varkensboeren. Ik zag een totaal andere persoon dan bij Zomergasten: strak, formeel (zelfs haar haren waren nu naar achter vastgestoken, in plaats van los hangend bij Zomergasten) en zonder enige autoriteit. Maar hoe kan je ook autoriteit uitstralen als je vervalt in praktijken waar de Raad van State nog maar een half jaar geleden uitdrukkelijk een streep doorhaalde, of als je beleid moet uitvoeren van het collectief, terwijl je zelf misschien wel verder zou willen gaan.

Wat is dat toch? Het gaat me natuurlijk niet alleen om Carola Schouten. Maar hoe komt het toch dat al onze ministers voortdurend hun autoriteit verliezen, en voortdurend maatregelen die hout snijden uit de weg gaan? Zelfs Rutte verliest nu gezag nu hij na de doortastende maatregelen aan het begin van de Corona crisis moet schipperen temidden van de miljoenen ‘deskundigen’, die allemaal wat anders willen. De meeste ministers (en andere politici) zullen waarschijnlijk best verstandige, redelijke en charmante mensen zijn in de privésfeer, maar verliezen elke uitstraling als ze publiek moeten optreden. Dat het ook anders kan laten o.a. Merkel, Jacinda Ardern en Svetlana Tichanovskaja zien – niet toevallig allemaal vrouwen.

In 1996 opende ik mijn major opus, Spiritueel leiderschap, met de zin: ‘Er is een schrijnend gebrek aan leiderschap in de wereld.’ In al die jaren is er nog NIETS veranderd. Of het nu komt doordat de systemen die we zelf hebben geschapen ons aan banden leggen, of door een gebrek aan moed, of visie, of wat dan ook: echt leiderschap is zeldzaam, maar wel een voorwaarde voor het ontwikkelen van toekomstperspectief en het bundelen van onze goede wil.

Maar voordat we als stuurman aan de wal daarover nu kritiek leveren, laten we eens bij onszelf nagaan hoe we zelf zouden handelen als het erop aankomt. Ik lees momenteel twee boeken over oorlog: Apeirogon van Colum McCann en Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van Lou de Jong. Het eerste boek is een roman over de vrijwel uitzichtloze situatie in Israel en Palestina, het tweede een kroniek in 14 delen (29 boekbanden) over Nederland tijdens de bezetting. Beide boeken zijn zeer informatief, schokkend en ontroerend. Ze verhalen over moed, lafheid en wreedheid, en zijn uitermate confronterend. Ze stellen me voortdurend voor de vraag: wat zou ik zelf gedaan hebben in die omstandigheden? En wat als ik niet opgevoed was in een liefdevol gezin? Ik zou het niet weten. Zoals ik ook niet zou weten wat ik zou doen of nalaten als ik gevangen zou zitten in ons huidige politieke systeem. Of mijn huidige comfortabele leventje op het spel zou moeten zetten.

Het onkenbare mysterie.

Ik heb gezegd dat ik, als ik praat over de genezing van mijn kanker, maar ook over andere wonderbaarlijke en heilzame processen in mijn leven, ik me gedragen en gezegend voel door wat ik bij gebrek aan een beter woord de voorzienigheid heb genoemd. Die openbaart zich bij mij door inspiratie en intuïtie, soms door geloof , dankbaarheid, hoop en liefde; en door een innerlijke gids, die mij leidt bij de meer fundamentele keuzes in mijn leven. Deze openbaart zich op zeer verschillende wijzen; ik heb daar eerder over geschreven.

Daarbij stel ik mij het bestaan van een buitenzintuigelijke werkelijkheid voor: de onzichtbare werelden, waarin zich engelen, demonen, wellicht ook voorouders, deva’s en wat al niet kunnen bevinden. Er wordt wel gezegd dat alle entiteiten hier op aarde door een begeleidende ‘engel’ of ‘deva’ in de onzichtbare werelden vertegenwoordigd zijn. Mijn gids zou daar vandaan kunnen komen. Deze werelden zijn, net als wij hier, onderhevig aan kosmische wetten (zij het wellicht niet precies dezelfde als de fysieke wetten). Achter dit alles ervaar ik een stuwende kracht, zich openbarend in die wetten, in de levenskracht en in de evolutie.

Maar hoe zit dat met mij-Gaia? Zijn de onzichtbare werelden een onderdeel van mij, of staan ze daar eigenlijk buiten? Of is dat verschillend voor bijvoorbeeld natuurgeesten enerzijds en engelen anderzijds? En die stuwende kracht: bestaat die buiten Gaia, en zelfs buiten het heelal, of maakt die daar onderdeel van uit? Persoonlijk denk ik eigenlijk het eerste, want waar komt anders de scheppende kracht vandaan waaruit het heelal is voortgekomen? Hetgeen niet wegneemt dat die kracht zich ook in Gaia, in de natuur, en in de onzichtbare werelden kan openbaren. Wat ik in elk geval zeer waarschijnlijk vind is dat ook Gaia een ‘overlighting presence‘ heeft: de (aarts)engel van de aarde. Zelfs voor het universum zou dat kunnen gelden; het Urantia book spreekt in dit verband van de Master Spirit en van de Ancients of Days. *)

Allemaal vragen die leiden tot een onkenbaar mysterie. Maar niettemin geloof ik dat ook ik-Gaia gedragen en gezegend ben – want als ik zelf dat ben, hoe zou Gaia dat dan niet kunnen zijn? – , en onderhevig ben aan de kosmische wetten die ten dele al voorafgaande aan het bestaan van het heelal golden, en ten dele de wetten zijn van dit heelal. Daarmee is het zo dat ik-Gaia, net als ik-Erik, mij door meditatie, gebed, studie en verbeelding open kan stellen voor die wetten en voor de kracht daarachter, die door sommigen aangeduid wordt met het woord God. Maar dat is maar een woord, en volgens de bijbel (Ex:3-14) heeft God geen naam – hij/zij kan niet gevat worden in welk menselijk kader dan ook. Maar dat wil niet zeggen dat we deze kracht niet kunnen ervaren – ook als Gaia.

Ik denk dat als wij-Gaia ons niet openstellen voor deze kracht en ons daardoor niet laten leiden, de schade van de huidige ziekte veel groter zal zijn dan als we dat wel doen. Daarom, als ons welzijn als Gaia ons ter harte gaat, dan zullen we aandacht moeten geven aan onze Gaia-identeit, ons daarmee moeten identificeren en de geestelijke oefeningen moeten doen waarvan in deze en vorige blogs sprake was. Laten we in deze transitietijd, die we nooit eerder meemaakten, doen wat we nooit eerder deden. Dan kunnen we wellicht glimpen van de ‘bovenwereld’ opvangen en dan zullen we inderdaad geleid, gezegend en gedragen worden als Gaia, wat zal blijken uit hoe we in dit, ons, leven in beweging komen.

*) The Urantia Book, 1955, een uiterst gedetailleerde geopenbaarde kosmologie, die een beschrijving geeft van de aarde, ons universum, een zestal andere universa en een centraal universum. (meer dan 2000 dikbedrukte pagina’s!).

Hoe kan ik-Gaia mezelf genezen?

Hoe kan ik-Gaia de genezing van mijn kanker (zie mijn vorige blog) bevorderen?

Analoog aan de genezing van kanker bij individuen kijken we allereerst naar medische hulpmiddelen en sociale ondersteuning. Als geneesmiddelen kunnen we daarbij denken aan politieke en financiële maatregelen: een sterke verhoging van de prijs van CO2 uitstoot, normale heffingen (btw, accijns) op gebruik van fossiele brandstoffen, een energie-transitie naar volledig duurzame energie, een kringloopeconomie, een humaan en effectief armoedebestrijdings- en vluchtelingenbeleid, onderwijs en kunst, enzovoort. En dit alles op mondiaal niveau.

Donut-economie

Als we kijken naar sociale ondersteuning dan is het goed ons te realiseren dat wij, Gaia, niet alleen zijn in dit heelal. Het is uitermate onwaarschijnlijk dat er temidden van de miljard maal miljard maal planeten in het heelal geen planeten zijn die vergelijkbaar zijn met de aarde. Alleen al in ons melkwegstelsel zijn er waarschijnlijk al meer dan 10 miljard bewoonbare planeten. We hebben dus broertjes en zusjes. Het is zeker niet ondenkbaar dat we daarmee in contact kunnen komen op manieren die op microniveau al beschreven zijn in de quantummechanica: dus zonder tijdsverloop. We weten alleen nog niet hoe we dat kunnen doen. De sociale ondersteuning blijft dus nog even toekomstmuziek. Tenzij . . zie volgend blog. Maar alleen al de realisering dat we in dit heelal niet alleen zijn kan al bemoedigend werken.

De tweede genezingsfactor voor mij-Gaia is geestelijke oefening. In de eerste plaats zullen we daarbij onze gevoelens van hulpeloosheid en machteloosheid te lijf moeten gaan. We kunnen dat doen door, analoog zoals we dat bij onszelf als individu doen, onze negatieve kernovertuigingen over onszelf als Gaia – bijvoorbeeld: ik-Gaia doe er niet toe, heb geen betekenis in dit heelal – te transformeren, en onze zijnsvisie – wie wil ik zijn, te formuleren als affirmatie; bijvoorbeeld: ik ben een stralende, levende planeet die licht uitstraalt in het heelal – te ontwikkelen. Meditatie, verbeelding, contemplatie, toekomstdromen kunnen ons bij deze processen ondersteunen.

De derde genezingsfactor is wat ik genoemd heb de genezende kracht van de voorzienigheid. Over hoe we ons die voorzienigheid bij ons-Gaia moeten voorstellen kom ik in het volgende blog te spreken.

Ik-Gaia heb kanker.

Gaia is ziek. Een van haar organen leidt aan een gevaarlijke virus-pandemie, die haar hele welzijn bedreigt. Maar er is een meer ernstige chronische ziekte. Die kan ik het beste metaforisch beschrijven als kanker. Bij kanker zijn er cellen in tenminste één orgaan die niet normaal groeien en afsterven, maar die voortwoekeren ten koste van hun omgeving, en uiteindelijk ten koste van het hele organisme.

Het orgaan van Gaia waarin de kanker woekert is de mensheid. Deze woekert voort ten koste van de gezondheid van het geheel: andere organen, ecosystemen, biodiversiteit, en onderlinge destructiviteit van de cellen van dit orgaan (de mensen); en uiteindelijk wordt het orgaan zelf door zichzelf bedreigt. De metafoor gaat in die zin mank dat Gaia het wel zal overleven, maar niet dan na ernstige schade en gewondheid.

Als we nu willen oefenen met onze nieuwe identiteit – ik ben Gaia – dan zit er niets anders op dan te zeggen: ik heb kanker. Nu blijkt hoe moeilijk het is die nieuwe identiteit onder de huid te krijgen. Maar het loont de moeite om het minstens als oefening maar eens te proberen. Dan ervaren we pijn en angst, en dat brengt ons in beweging. Het levert meteen al een aantal inzichten op over hoe we die kanker te lijf kunnen gaan door na te gaan hoe we dat met onszelf als individu zouden doen. Dat is natuurlijk makkelijker te bedenken als je zelf ook kanker hebt of hebt gehad, maar anders kun je het je misschien ook wel inleven.

Ik behoor tot de bevoorrechte groep die inderdaad kanker heeft gehad, en er volledig van is genezen. Als ik er over nadenk wat die genezing bewerkstelligd heeft, dan kom ik op drie factoren: medische en psychisch-sociale ondersteuning (operatie, bestraling, natuurgeneeskunde, informatie, bemoediging), geestelijke oefening (geleide fantasieën volgens de methoden van Simonton en Siegel*, meditatie, het ontwikkelen van vertrouwen) en de voorzienigheid zelf, die me met genezende levenskracht heeft gezegend.

In het volgende blog zal ik beschrijven hoe we ons die factoren bij mij-Gaia kunnen voorstellen.

*) O. Carl Simonton e.a., Op weg naar herstel, 1983; Bernie S. Siegel, Lessen van wonderbaarlijke patiënten, 1987. Zie ook: Caroline Myss, Anatomy of the Spirit, 1996; ook vertaald.