Vanaf het tweede paarse kabinet voert onze regering eigenlijk geen beleid meer. Grote problemen werden niet echt aangepakt met uitzondering van het pensioenprobleem (als in de komende tijd tenminste de nieuwe pensioenwet wordt aangenomen) en de wijziging van het zorgstelsel in 2006 – want dat zijn de enige problemen die een grote meerderheid van ons volk echt interesseren. Dit proces van pappen en nathouden werd nog versterkt door de kredietcrisis uit 2008, die de regering, tegen het advies van een gezaghebbende meerderheid van economen in, te lijf ging met bezuinigingen in plaats van investeringen. Men liet zich meedrijven op de neo-liberale wind die in de wereld was gaan overheersen – en ging vervolgens over tot de orde van de dag. Dat heet: op de winkel passen. Daardoor is Nederland afgezakt van een land dat in menig opzicht in de wereld voorop liep tot een land in de middenmoot of lager.
Dit weten we natuurlijk allemaal, maar het is toch wel interessant om nog eens even de beleidsterreinen op een rijtje te zetten waarop daardoor ernstige problemen zijn ontstaan. In willekeurige volgorde: landbouw en natuur (o.a. het stikstofbeleid), migratie- en vluchtelingenbeleid, belastingbeleid ( de toeslagenaffaire – 26.000 gedupeerden – , en het blijven faciliteren van belastingontwijking door multi-nationals), klimaatbeleid (Nederland loopt ver achter bij Duitsland en Frankrijk), cultuur, hoger onderwijs (heeft 1 mlrd. nodig), zorgstelsel, defensie, politie en rechterlijke macht, vergoeding aardbevingsschade, en zo valt er waarschijnlijk nog wel meer te bedenken. Ook gaat dit proces nog steeds door. Zie bijvoorbeeld het non-stikstofbeleid van minister Schouten (waarbij in feite alleen die varkensstallen worden gesaneerd die juist geen probleem opleveren en wederom onjuiste boekhoudkundige trucs worden toegepast), of het gebrek aan het nemen van politieke verantwoordelijkheid rond de besteding van het nieuwe groeifonds. Zelfs op Coronagebied gaan we dit nu zien: verklaringen dat het wel goed zit (bijvoorbeeld met de testcapaciteit) worden beschouwd als echt beleid maar worden achterhaald door de feiten. De schrik slaat je om het hart.
Was dit allemaal onvermijdelijk? Zijn deze probleemgebieden te moeilijk om daarop echt een verschil te kunnen maken? Dat geloof ik toch niet. Maar waar het aan ontbreekt is aan visie en moed. Visie: een stip op de horizon van waar we met zijn allen naar toe willen, die inspirerend werkt voor de burger (en de kiezer!), en die resulteert in een strategie voor de lange termijn. We hebben daarvan één voorbeeld in Nederland dat de bezuinigingen heeft overleefd: het waterbeleid en het aangepaste deltaplan. En in Europa doet Timmermans een moedige poging op het terrein van klimaatbeleid. Het is interessant dat dit plan zo sterk is, dat het de Coronacrisis lijkt te overleven.
En ja, moed. Het zou fijn zijn als onze politici de moed zouden kunnen opbrengen om eigen idealen en inspirerende toekomstbeelden naar voren te brengen, om daarmee de bevolking te bezielen, in plaats van de oren te laten hangen naar de waan van de dag. Dat geldt voor de regering, maar evenzeer voor de kamerleden. En voor ons natuurlijk. Het lijkt goed voor onszelf EN de samenleving te zijn als we af en toe eens zeggen wat we te zeggen hebben en dan te doen wat ons hart te doen vindt.