In NRC/Handelsblad van 2 november staat een interessant artikel van Paul Scheffer over zijn grootvader, Hugo Wolf. Hugo Wolf was humanist, en vertoonde een voor humanisten kenmerkende eigenschap. Hij was vol vertrouwen over wat mensen individueel vermochten, over het menselijk potentieel. In mijn eigen woorden: op individueel niveau zijn we een stralend kosmisch wonder, dat tot grote dingen in staat is en schoonheid kan scheppen.
Maar collectief brengen we er weinig van terecht. We hebben een samenleving gecreëerd gebaseerd op de neoliberale ideologie waarin eigenbelang de hoogste waarde is en waarin wij-zij denken de boventoon voert. De gevolgen daarvan zijn vreselijk: een ecologische, economische, culturele en sociale crisis die we maar niet willen oplossen
Dat is niet nieuw. In het hele historische bestaan van de mensheid brengen we er eigenlijk maar weinig van terecht. We hebben grootse dingen geschapen: landbouw, techniek , kunst; en veel tot stand gebracht op het gebied van democratie en mensenrechten. Niettemin brengen we er als samenleving weinig van terecht. Humaniteit en broederschap hebben steeds moeten wijken voor discriminatie, racisme, geweld, onderdrukking, en tenslotte uitputting van de aarde. Hugo Wolf zag wat dat betreft in de geschiedenis van de mensen weinig vooruitgang, en was pessimistisch over hoe dat in de toekomst zou gaan. Daarmee leefde Wolf met een merkwaardige hybride geesteshouding: enerzijds een grenzeloos geloof in de mogelijkheden van de individuele mens, anderzijds een pessimisme over waar we als collectief naar toe gaan.
Machiavelli heeft daar vanuit een heel andere invalshoek al over geschreven. Hij onderscheidt twee soorten moraal. Enerzijds op, individueel niveau de ons bekende humanistische ethiek: ga met anderen om zoals je zou willen dat zij met jou omgaan. Maar op collectief niveau werkt dat volgens Machiavelli helemaal niet. Als het er om gaat om het collectieve welzijn te dienen, dan leidt onderscheid tussen wat goed is en wat verkeerd alleen maar tot een ‘het doel heiligt de middelen’- moraal. In plaats daarvan pleit Machiavelli in (Il Principe) voor een leiderschap van onverschrokkenheid, intuïtief weten wat er op een bepaald moment gedaan moet worden en dan ook de moed hebben om dat te doen. Dat is dus geen ethiek maar karakter. (Zie hierover Frank Ankersmit in zijn uitstekende artikel over Machiavelli in De Groene Amsterdammer van 28 november j.l.). En juist omdat dit soort leiderschap zo schaars is komt er van het collectieve heil niet zo veel terecht.
Hoe dit zij, ik herken deze tweestrijdigheid tussen vertrouwen en pessimisme in mijn vader (al was die er een meester in zijn pessimisme te verhullen achter een van zijn lijfspreuken: “het is niet realistisch niet te hopen”), en ook in mijzelf. Ook ik heb een onverwoestbaar vertrouwen in de mogelijkheden van individuele mensen (en, moet ik daaraan toevoegen, in de mogelijkheden van goed geleide en veilige groepen), maar ben er somber over wat we daarvan op macroniveau realiseren. En ook ik heb er moeite mee mijn pessimisme niet de overhand te laten krijgen.
Ik heb een ander tegengif dan mijn vader, al ben ik het met zijn uitspraak niet oneens. En dat is het opzoeken van schoonheid. Schoonheid kunnen we overal aantreffen: in de natuur, in de kunst, in de realiteit, zelfs in de lelijke kanten daarvan. Wetende dat het bestaan van tegenstellingen het wezenskenmerk zijn van dit leven, en dat niets kan bestaan zonder zijn tegenpool, weet ik dat in iedere lelijkheid ook schoonheid schuilt. Dat is meer dan geloof, dat is een weten dat op ervaring is gestoeld. En daarom heb ik er een rotsvast vertrouwen in dat schoonheid in al zijn verschijningsvormen (ontroering, liefde, broederschap, vrede, eerbied, moed) altijd zal overleven zo lang er nog mensen bestaan, wat er ook gebeurt. Het is alleen maar nodig me dat af en toe te herinneren, als ik het weer eens vergeten ben.
Erik,
Een mooie tekst en een mooie leidraad.
De individuele kracht si m.i. ook dat wat de vooruitgaan maakt: we hebben landbouw, kunst en techniek een stap verder geholpen of zelfs uitgevonden maar ook dat was grotendeels een individuele inzet in plaats van een collectieve. Als ik ook kijk naar innovatie in NL en ISR dan is het grote verschil dat NL het probeert te “organiseren” en het mislukt en in Israel men tegen de verdrukking in (van laag loon, uitbuiting) op zelfstandig niveau vecht voor een beter bestaan en dus aan het uitvinden en innoveren slaat.
Collectieve inzet vraagt naar mijn idee zeker ook de door Machiavelli genoemde (leider met) karakter. De durf en/of visie maar vooral de daadkracht. Daar tref je immers de overeenkomst van de individue dat kan innoveren… en de verlammende werking van het “polderen” er tegenover. Laten we hopen op een groter aantal leiders met karakter zoals een Mandela, Gandhi of Golda… niet altijd juist maar op zijn minst daadkrachtig en niet enkel op zoek naar korte termijn politiek gewin. Mijn pessimisme is dat de politiek nog steeds is gestoeld op een kiesstelsel dat vooral op een grootste gedeelde mening (coalties) of simpele retoriek en commercialiteit is gebaseerd. Waarom is het CV van de minister president niet leidend? Zijn ervaring en toonbare bereikte doelen? Zijn visie om kunnen zetten in iets anders dan papieren nota’s ? Nu is zitvlees en meepraten een garantie voor een politieke carriere en dit maakt me pessimistisch omdat het een onjuist filer is voor het krijgen van de beste leiders..