Categoriearchief: Economie

Banglakladderadesh

In mijn jeugd mochten we geen eten weggooien. Als we ons eten niet op wilden eten moesten we eerst denken aan de hongerwinter in de oorlog, maar toen die wat erg ver achter ons begon te liggen moesten we denken aan de hongerige kindertjes in Afrika, en nog weer later in  Bangladesh. Natuurlijk leidde dat er niet toe dat mijn ouders, mensen van goede wille, meer bewust voedsel en kleding gingen inkopen, en actie gingen voeren tegen het Europees Landbouw beleid van geestverwant Mansholt, dat tariefmuren opbouwde tegen ontwikkelingslanden. Men stemde links, en was voor ontwikkelingshulp, en verder moest ik mijn bordje leegeten en dat was dat.

Wat is er sindsdien verbeterd? Eerst het goede nieuws. Vroeger stond ieder regenseizoen half Bangladesh onder water, dat is tegenwoordig  minder, al zijn er nog steeds gigantische overstromingen. Bij de orkaan gisteren zijn ‘maar’ 14 mensen gedood (al was dat meer door geluk dan het resultaat van duurzame beveiliginsmaatrgelen) . De honger in Bangladesh is niet meer zo schrijnend als hij was. De doden worden nu nog maar geteld bij duizenden, vroeger was dat bij honderdduizenden of zelfs miljoenen.

Maar nu het slechte nieuws. Nog in 2007 waren er 2.000.000 kinderen (twee miljoen!) in Bangladesh ondervoed, en stierven er duizenden kinderen. Er is nu meer werk beschikbaar om de de steeds maar uitdijende populatie te voeden, maar nog altijd leeft de helft van de bevolking van minder dan ¢ 1 per dag. Nog altijd leeft 90 % van de bevolking onder de armoedegrens. En ja, er is inderdaad meer werk, maar de arbeidsomstandigheden, met name in de kledingindustrie,  zijn erbarmelijk zoals we sinds een aantal weken weten en morgen weer zullen vergeten

Onder invloed van de ramp van een paar weken geleden, waarbij een kledingfabriek instortte en ca. 1000 mensen de dood vonden, is er nu een soort akkoord in de maak en ten dele al afgesloten tussen een groot aantal kledingbedrijven om de arbeidsomstandigheden in Bangladesh te verbeteren. Gaat dat werken? Nauwelijks. Zolang wij niet gedwongen worden veel meer voor onze kleding te betalen, en zolang de kledingbedrijven blijven concurreren op prijs zal er weinig veranderen. Alles moet op een koopje.

Het zou een beetje kunnen helpen als er hier een keurmerk zou komen voor verantwoord geproduceerde kleding. Verantwoord, dat betekent geproduceerd onder fatsoenljke arbeidsomstandigheden, en zo duurzaam mogelijk. Als die kleding dan gemiddeld 10 % duurder zou zijn dan niet gewaarmerkte kleding en makkelijk overal verkijgbaar zou zijn, zouden we het gaan kopen – maar voor een werkelijke verbetering is dat onvoldoende (Die 10 % zou trouwens voornamelijk blijven hangen bij de schakels in de productieketen). En tot een grotere prijsverhoging is ons publiek niet bereid, dat leert de ervaring in andere branches. Het moet op een koopje. Ten koste van onze broeders en zusters in den vreemde. Zijn het wel onze broeders en zusters? Volgens mij net zo min als onze stiertjes en koeien onze broeders en zusters zijn. (Wie was toch ook weer Franciscus van Assisi?)

Wat werkelijk zal helpen is als de mensen aldaar het niet meer pikken. Als de bevolking, gesteund door enkele verlichte leiders, weigert nog verder als slaven behandeld te worden. Zo zijn wij zelf ook aan het eind van de 19e eeuw van onze erbarmelijke arbeidsomstandigheden afgekomen. Dat was overigens wel een rustiger tijd. Als de bevolking en leiders in Bangladesh die weg niet opgaan, dan zal het land uiteindelijk ten onder gaan aan terreurgroepen, zoals nu al met vele landen in Afrika het geval is.

En intussen lijkt het me voor ons zaak om ons eens te bezinnen op wie we  eigenlijk zijn. Waar komen we vandaan en waar gaan we naar toe? Is het niet inderdaad zo dat we kinderen zijn van één vader, of van Moeder Aarde, of uit dezelfde bron afkomstig zijn? Als dat zo zou zijn, dan ZIJN we allemaal elkaars broeders en zusters, of we dat nu leuk vinden of niet.

 

 

 

 

En de boer hij ploeterde voort. . . .

Het gaat niet goed met onze landbouw, ook al zijn we wat dat betreft een van de grootse exporteurs ter wereld. Het Europese landbouwbeleid, dat destijds op initiatief van Eurocommissaris Mansholt is opgezet, is feitelijk op een fiasco uitgelopen. (Mansholt heeft dat trouwens toegegeven na zijn pensionering en had er bitter spijt van). Het beleid van schaalvergroting heeft wel geleid tot een hogere productie en een relatieve verlaging van de voedselprijzen (al ging dat niet zonder subsidie). Maar het heeft ook geleid tot een enorme aantasting van het milieu (zowel de natuur als het klimaat betreffende), het heeft boeren gedwongen tot het doen van te grote investeringen en ze daardoor afhankelijk gemaakt van banken. Kleinere bedrijven konden het uiteindelijk niet bolwerken, en zijn in grote getale opgeheven. Zowel de schaalvergroting als het moeten opgeven van het traditionele boerenbedrijf heeft geleid tot stress en persoonlijk leed (Daar zijn prachtige documentaires over gemaakt, te onzent door Jos de Putter, Huib Schoonhoven, Geertjan Lassche, en in Frankrijk Les fils de la terre, door Edouard Bergeon; en er is een mooie roman over geschreven: Boven is het stil van Gerbrand Bakker*). Er is veel latente armoede onder boeren. Het zelfmoordcijfer onder de landbouwbevolking is ook heden ten dage het hoogste van alle bevolkingsgroepen. Verder heeft het beleid geleid tot boterbergen en melkplassen, tot bodemdegradatie en verstoring van de waterhuishouding en tot verstoring van ecosystemen en afname van biodiversiteit.  De Europese landbouwsubsidies vormen ook heden ten dage een zware belasting voor de Europese begroting (ca. 45 %). Tenslotte is een effect van het landbouwbeleid dat de consument gewend is geraakt aan (te) lage voedselprijzen. Er valt nog veel meer negatiefs over te vertellen (zie op internet bij Europese landbouwsubsidies), maar dit is voorlopig wel genoeg.  En het ergste is dat het Europees parlement  op het punt staat dit noodlottige subsidiebeleid zonder fundmatele wijzigingen voor zeven jaar te verlengen – morgen als ik het wel heb. ZEVEN JAAR! Dat is toch niet te geloven.

Een tegenbeweging is ook op gang gekomen: de ontwikkeling van de meer kleinschalige biologische landbouw. Hoe waardevol dat ook is, dat kan waarschijnlijk geen oplossing zijn voor het voedselprobleem op wereldschaal, daarvoor is de productiviteit van de biologische landbouw toch nog te laag, en heeft de biologische landbouw vanuit klimaat standpunt ook wel nadelen. Al wordt deze stelling ook wel weer bestreden.

De vraag is natuurlijk of we ons bij de huidige toestand neer willen leggen. Laten we even aannemen dat dit niet het geval is, wat moet er dan gebeuren?

In de eerste plaats moet onze verbinding met de boeren hersteld worden. Heden ten dage is de boer voor de meeste stedelingen (en dat is in toenemende mate de overgrote meerderheid in veruit de meeste landen) een wat vreemde mensensoort, die bereid is allerlei primitieve taken (afgezien van de agrarische high tech dan) te vervullen en daarbij 80 uur te werken (vaak zonder vakanties) voor een slechte tot matige betaling. Heleen van Haaften heeft eens vastgesteld dat er een statistisch verband is tussen vervreemding van de boeren in een samenleving en de degradatie van de bodem. Het voert te ver om hier te onderzoeken waarom dat zo is, maar het is waar dat de vervreemding een feit is. Boeren voelen zich vaak weinig gezien en begrepen, en dat lijkt me terecht. Herstel van verbinding met de boeren lijkt me eerlijk gezegd niet te werken met programma’s als ‘Boer zoekt vrouw’ (daarin blijft de boer toch een beetje die vreemde mensensoort), maar contactprogramma’s tussen stedelingen en boeren, en goede voorlichting over wat er op het land gebeurt kan zeker een rol spelen.

In de tweede plaats zullen we onze landbouwmethoden drastisch moeten hervormen in organische richting (wat we hier ‘biologisch’ noemen) . Dit kan door regelgeving, door het geleidelijk (maar niet TE langzaam) afschaffen van het subsidiëren van de industriële landbouw en allerlei daarmee samenhangende bedrijven en conglomeraten, en door het belasten van industrieel geproduceerde landbouwproducten (een verdere vergroening van het belastingstelsel), of alledrie. In alle gevallen wordt ons voedsel duurder, dus dit proces moet gepaard gaan met voorlichting.

In de derde plaats moeten we ons realiseren dat we geen heerser zijn over de natuur, zelfs geen partner van de natuur, maar dat we er deel van uitmaken (unio mystica, nader uitgewerkt in mijn boek Voor niets gaat de zon op). Als we dat echt zouden beseffen, dan zou het gewelddadig omgaan met dieren en met grond ons persoonlijk pijn doen – en dat zouden we dan dus niet willen. Vandaar zouden we druk gaan uitoefenen om de bovengenoemde maatregelen te nemen: op onze regering, op onze vertegenwoordigers in het (euro)parlement. Dit proces – leren ervaren dat we deel uitmaken van de natuur – zou versneld kunnen worden door natuureducatie, recreatie, en confrontatie met de uitwassen van ons landbouwbeleid.

Maar de eerste stap is toch dat we het probleem onder ogen gaan zien, en het ons eigen maken als ons probleem, niet dat van iemand anders. Dan zullen we wel in beweging komen. Of niet natuurlijk, en dan blijft alles zoals het is (tot de wal het schip keert door een klimaat- of voedselcrisis). Hoe dan ook, het Europese behoudende landbouwbeleid wordt morgen weer voor zeven jaar vastgelegd, tenzij er een wonder gebeurt, en een grote fractie op het laatste moment alsnog omgaat. Maar waarschijnlijk is dat niet.  Zou dat nu echt niet te doorbreken zijn?

 

* Bron: Lizzy van Leeuwen, Groene Amsterdammer, februari 2013

Leve de columnisten

Ik lees graag columnisten, met name diegenen die echt goed zijn. Wat vind ik een goede columnist? Iemand die op onderhoudende, soms humoristische wijze iets wezenlijks te vertellen heeft. Hij/zij reikt een inzicht aan waar ik even niet aan gedacht had, of feiten die ik en anderen doorgaans over het hoofd zien.

Top of the bill is voor mij Maarten Schinkel. Neem nu een van zijn laatste columns. Hij vergelijkt halfgelukte privatiseringen met een kast die bij een verhuizing blijft steken in het trapgat. Hij kan niet meer vooruit, maar helaas ook niet meer terug. “Er zitten heel wat kasten in Nederland”. En na een aantal voorbeelden: “Woon, zorg, bank, stroom, trein, bel en verwonder.”  Heerlijk. Zijn slotconclusie: “Wat te doen? Ga voor elke sector na of er sprake is van te veel of te weinig deregulering. Kan er een markt? Dan komt er een markt, maar dan ook ècht. Kan het niet? Dan niet. We moeten voor- of achteruit. Ook al betekent het dat we van sommige kasten een poot moeten afzagen.” Wat hij overigens vergeet is dat we daar helemaal niet vrij in zijn. Europa heeft een grote vinger in de pap. Maar toch, een heel goede column.

Een andere columnist die mij bevalt is Marike Stellinga. Vrolijk confronterend. Afgelopen zaterdag bijvoorbeeld. ‘In Europa stellen we alle hervormingen even uit tot het weer beter gaat. Er is maar één klein probleempje: wanner zou het weer beter gaan?” Tja, niet zolang die hervormingen niet hebben plaats gehad natuurlijk.

In een andere column, 21 januari, laat ze de nadelen zien van het poldermodel. Geen enkele regering wil natuurlijk stakingen of een Malieveld dat steeds maar weer volstroomt. Maar een sociaal contract? Marike: “De termijn van FNV-voorman Ton Heerts loopt af op 30 april. De FNV-leden kiezen in mei per referendum de eerste voorzitter van de nieuwe FNV. Wie daar de meeste stemmen voor levert? De opstandige bonden Abvakabo en Bondgenoten. Slaat Heerts te enthousiast aan het polderen, dan wordt hij direct teruggefloten. Zo bezien is Heerts de komende maanden the man to please. Doodeng, die polder.” Ik mag dit soort duidelijkheid wel.

Ten slotte: Joris Luyendijk, die in zijn columns een prachtig stuk onderzoeksjournalistiek laat zien over hoe het toegaat in de financiële wereld van de Londense City. Dat stemt overigens niet vrolijk, en laat zien dat er sinds het begin van de financiële crisis niets is veranderd. Maar de columns zijn prachtig.

Alle bovengenoemde columnisten schrijven in NRC/Handelsblad. Maar ook Trouw en De Groene Amsterdammer hebben prachtige schrijvers. Om er een paar te noemen: Hofland ( die is nu 85; als je op deze leeftijd nog zo kan schrijven – jaloersmakend), Keizer, Goslinga. Daarover misschien later nog eens.

Het is goud wat er blinkt. . . of ivoor.

Wat is het toch dat goud zijn magische waarde verleent? Natuurlijk, het blinkt mooi, en het is edel metaal, wat inhoudt dat het corrosiebestendig is, en het is ook een waardevolle grondstof in legeringen met andere metalen, en daardoor vrijwel onontbeerlijk in vele industriële toepassingen. Maar dat is niet voldoende om de steeds maar weer oplaaiende goudkoorts te verklaren, die leidt tot speculatie, prijsopdrijving, geweld, verwoesting van het milieu en een economische waarde die regelmatig ver uitstijgt boven de intrinsieke waarde.

Bij voorbeeld: In zestien Zuid-Amerikaanse landen is een verwoede strijd gaande tussen actiegroepen en mijnmaatschappijen, vaak van Chinese herkomst, die met hun niets ontziende mijnbouw het milieu verwoesten en de watervoorziening in gevaar brengen. En dan hebben we het nog niet over de arbeidsomstandigheden in de goudmijnen. Kennelijk is er nog niet zoveel veranderd sinds vijf eeuwen geleden de goudkoorts de voornaamste drijfveer voor de verovering van het Zuid-Amerikaanse continent was.

In de economie speelt goud de rol van vluchthaven op het moment dat het vertrouwen in andere economische waarden – geld, aandelen, obligaties, onroerend goed – daalt. Maar ook goud kan enorm in waarde fluctueren. Het geeft schijnzekerheid, en is ook onderhevig aan zeepbellen: het opblazen van waarden die niets meer met de onderliggende intrinsieke waarde te maken hebben, en derhalve zomaar in lucht kunnen opgaan. Bij de huidige onzekerheden in de economie is er weer zo’n zeepbel rondom goud gaande, al zal er altijd wel een zekere waarde van goud resteren.

Goud heeft al eeuwen mythische waarde. Het speelde die rol al in het oude Egypte, in China, en ook elders in de Oudheid. In de  alchemie is goud een noodzakelijk ingrediënt voor de bereiding van de steen der wijzen, het ultieme en in materiële zin onhaalbare doel van de alchemie. In de moderne tijd heeft die mythische waarde een materiële component gekregen.

Wat voor goud geldt, geldt in zekere mate ook voor ivoor. Met name in China is ivoor nog meer van waarde dan goud. “Met ivoor eren wij de goden en maken wij al duizenden jaren kunst en kunst is belangrijker dan geld” (Ivoormeester Li Bin Cheng).  Dat daarvoor de olifanten in de wereld uitgeroeid worden is vanuit dat gezichtspunt van geen belang. Van de ongeveer 300 miljoen olifanten in Afrika in de jaren 70 zijn er nu nog 600.000 over. Per jaar worden er 35.000 afgeslacht. Je kunt dus uitrekenen wanneer het afgelopen zal zijn met de olifanten in Afrika: ongeveer 15 jaar. Al moet gezegd worden dat in Zuid-Afrika een afschotverbod redelijk wordt gehandhaafd.

Ik blijf het wonderlijk vinden dat materiële zaken zulke mythische proporties krijgen. Zolang dat zo zal zijn, zullen er altijd handelaren en speculanten zijn die daarop inspelen. Het zal natuurijk niet gauw gebeuren dat de betrokkenen zich realiseren dat geestelijke groei en bewustwording juist niet afhankelijk kunnen en moeten zijn van materie. De hoop voor het beperken van de schadelijke effecten van de goud- en ivoorkoorts kan daar dus niet in zijn gelegen. Het zal moeten komen van overheidsmaatregelen die dan ook gehandhaafd worden.  In de metro van Beijing hangen posters van National Geographic van de olifanten die met uitroeiing bedreigd worden, en misschien zal dat invloed hebben op de nog kneedbare geesten van de jeugd. Maar de meer agressievere organisaties als Save the Elephant komen China niet in. Hier ligt weer een schone taak voor de internationale diplomatie, en dus voor de politiek en dus voor ons als burgers. Wij maken de politiek, toch?

 Voor deze blog ben ik schatplichtig aan De Groene Amsterdammer, (17 januari 2013), en NRC/Handelsblad, 9 februari 2013 (Oscar Garshagen)

 

De top van de apenrots.

“Is EZ met nieuwe en overhaaste wetgeving decentrale energie aan frustreren en het SER-traject de pas aan het afsnijden? Lijkt er wel op.” Zie hier een tweet van Herman Wijffels van een paar dagen geleden. Herman is niet zo scheutig met het rondzenden van tweets, en ook niet met het doen van vergaande uitspraken, dus als hij dat doet is hij waarschijnlijk boos en is er wel wat aan de hand. Wat?

Het blijkt dat het Ministerie van Econmische Zaken inderdaad al een ontwerp voor een nieuwe energiewet, waarin het decentraal opwekken en eventueel terugleveren van energie aan het centrale net wordt geregeld, gestuurd heeft aan de Eerste en Tweede Kamer. Uit dit ontwerp blijkt dat, ondanks alle mooie woorden over decentrale energieopwekking in het regeerakkoord, decentale energieopwekking door middel van deze wet zo moeilijk wordt gemaakt, dat daar in de praktijk weinig van terecht zal komen. En dat terwijl de SER op verzoek van datzelfde ministerie bezig is  een advies op te stellen over  het ernegiebeleid van de (nabije) toekomst, dat, gezien alle consultaties, zal uitlopen op een krachtig pleidooi voor duurzame en decentrale energieopwekking. Dat advies zou over een paar maanden het licht zien. Je zou dus kunnen zeggen dat de SER rechts wordt gepasseerd door dit zogenaamd centrum-linkse kabinet. Anders gezegd, dit SER-advies komt dit kabinet niet uit, en wordt op deze manier irrelevant gemaakt. (En passant wordt hiermee de verdere uitholling van de betekenis van de SER voortgezet)

Dit hoeft ons niet te verbazen. In de achtereenvolgende kabinetten Balkenende is onder de bezielende leiding van CDA en VVD en in het bijzonder D’66 minister Laurens Jan Brinkorst, en met instemming van de kamer, een energiepolitiek ontwikkeld waarbij twee principes voorop stonden: energiezekerheid (zekerheid van voldoende beschikbaarheid en levering) en  goedkope energie (dit laatste vooral onder druk van de industriële lobby, met name VNO-NCW). Het milieu en duurzaamheid werd daaraan ondergeschikt gemaakt en speelde bij de besluitvorming geen noemenswaardige rol. (zoveel voor het groene imago van D’66!) Ten gevolge van dit beleid zitten we nu met een gasrotonde, drie kolencentrales, en de economische onmogelijkheid de aardgaswinning uit Slochteren te temporiseren. En met een overschot aan energie. Zoals Duitsland de exporteur is van groene stroom, en Frankrijk van kernenergie, zo zijn en worden wij de exporteur van door kolen opgewekte energie, en een doorvoerland voor kolen en goedkoop vanuit Amerika ingevoerd schaliegas. Bij een dergelijke overvloed van door fossiele bronnen aangeleverde energie kunnen we natuurlijk niet nog een extra bron van energie gebruiken

Ik vraag me steeds af, wanneer politieke en industriële leiders dit soort beleid ontwikkelen (of het nu gaat om ministers, ondernemers, of topmannen van banken), wat bezielt deze mensen nu? Ik zie ze niet als misdadigers, hoe misdadig hun beleid ook is. Ik vermoed dat ze ‘deliberately inconsciously’  hun blikveld vernauwen, zodat ze beslissingen nemen waarvan ze de consequenties op lange termijn niet meer overzien. Dat noemen we hoogmoed. Om met Albert Camus te spreken : “De waarheid verblindt, evenals het licht. De leugen daarentegen is een fraaie avondschemer die elk voorwerp goed doet uitkomen.”

En wat ze motiveert? Ik denk eerlijk gezegd niet dat het geld is, of begeerte, maar wel hun (welicht vaak onbewuste) behoefte om uit te blinken, verder te plassen dan hun collega’s en vanaf de top van de apenrots de wereld te controleren. Allemaal heel invoelbare motieven (met name voor mannen), maar je mag toch van leiders verwachten dat ze voldoende zelfinzicht ontwikkelen om deze motieven in toom te houden? Quod non.

Het doet me denken aan een uitspraak van Friedrich Nietschze: : ” Maar het is met de mens als met de bomen. Hoe meer hij naar de hoogte en naar het licht wil, des te sterker streven zijn wortels naar de aarde, nederwaarts in het donkere, het diepe – in het boze.”  Of je vliegt te hoog, zoals Icarus, zodat je vleugels verbranden en je neerstort.  Maar wat het donkere  betreft, het diepe is natuurlijk niet alleen maar de plaats van het boze: het is ook de plaats van onze gewondheid, onze ziel en de vruchtbare aarde-kracht. Geen bewustzijn van licht zonder duisternis. “Herein lies the peace of God.”

De val van Icarus (Peter Paul Rubens)

 

 

Hoe creëren we een nieuwe economische crisis?

‘De aantasting van de onafhankeljkheid van de centrale banken kan leiden tot een wereldwijde valutastrijd’. Dit zei Jens Weidmann in een nieuwjaarstoespraak. Hij doelde op de de druk van overheden op centrale banken om de munt te devalueren om zo aan concurrentiekracht te winnen.

Het is nog niet zo lang geleden dat centrale banken van landen maar een taak hadden: het beschermen van de waarde van de nationale valuta (prijsstabiliteit). Dat was nog zowat het enige veiligheidssyteem in ons geldstelsel, nadat alle bank- en beursregulering was afgeschaft. Sluipenderwijs is daar als antwoord op de economische crisis een doelstelling bijgekomen: het stimuleren van economische groei. De eerste doelstelling wordt daarbij ondergeschikt gemaakt aan de tweede. Het is niet moeilijk te voorspellen wat hiervan de gevolgen zijn. In de eerste plaats de hierboven genoemde valutastrijd, die overigens de groei van de wereldhandel zal schaden (en dus uiteindelijk juist economische groei zal tegenwerken). In de tweede plaats: te hoge inflatie, met alle nadelen van dien. Dit nieuwe beleid gaat schuil onder de naam van NGDP: Nominal Gross Domestic Product Targeting. Als je iets een mooie naam geeft klinkt het altijd onschuldiger dan het is.

De groei van het nominale bruto binnenlandse product (bbp) wordt dus een doelstelling op zich. Daarbij maakt het niet meer uit of die doelstelling wordt bereikt door volumegroei of door inflatie. Dit is al praktijk in de Verenigde Staten en sinds  eergisteren in Japan (en feitelijk ook in China), en het laat zich aanzien dat vele landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk in de eerste plaats, zullen volgen. Als een van de laatste zal Europa met de euro, wat dan een duurte-eiland in de wereld is geworden, bakzeil halen en ook volgen, ondanks wat de heer Weidmann ook moge beweren. Dan is er niets ten goede veranderd (zelfs de doelstelling van economische groei kan dan niet meer worden gehaald) en zo scheppen we de nieuwe economische crisis (als we de huidige al niet continueren). Zo komt Jan Splinter uiteindelijk niet door de winter.

Ik zeg in het bovenstaande niets nieuws. Er is vrijwel geen econoom of centrale bankier in de wereld die dit niet weet. Het is ook niet zo moeilijk om dit in te zien. Als ik, als niet-econoom en eenvoudige krantenlezer dit al kan zien, ja, wie dan niet? Wat me werkelijk interesseert is: waarom doen we dit dan? Ik ga er niet op voorhand van uit dat de verantwoordelijke personen van kwade wil zijn. Of dom. Wat ik wel zie, is dat hier wanhoop en onmacht achter zit. We weten eigenlijk wel hoe we de wereld niet moeten besturen, maar hoe wel? Het vraagt fantasie en creativiteit en moed om dat uit te vinden. En daaraan zou het onze leiders wel eens kunnen ontbreken.

En Obama dan? Ach, hij is zeker een groot spreker, een nette man en een man van goede wil. Maar een goede leider? Misschien is hij te vroeg geboren. Werkelijk grote leiders staan op in tijden van crisis. De crisis moet zo heftig zijn, dat alle tegenstand kan worden overwonnen, en de huidige crises zijn nog te weinig acuut.

Wat me ook interesseert is wat de culturele en spirituele betekenis van dit alles is. Hoe gaan we de bewustzijnsomslag maken waar de wereld naar hunkert? Misschien wel door steeds grotere en nieuwe crises te creëren. Dan zou de bovenstaande ontwikkeling positief geduid kunnen worden.

(met dank aan Maarten Schinkel, NRC/Handelsblad 22 januari 2013)

De kredietcrisis revisited

Nu dacht ik toch aardig te weten wat de oorzaken zijn/waren van de kredietcrisis, nadat ik dat voor mijn laatste boek uitvoerig had uitgezocht – blijk ik toch nog enkele essentiële aspecten over het hoofd te hebben gezien.

In de eerste plaats is me gebleken dat al in 2006 bij de direct betrokkenen in grote lijnen bekend was dat het mis zou gaan lopen, en ook waar het probleem zat (namelijk bij de subprime-hypotheken), maar dat de waarde van de hypotheekobligaties en de daarvan afgeleide producten (CDO’s) op de markt onveranderlijk hoog bleef. Dat geldt ook voor de waarderingen (ratings) van die producten door de kredietratingsbureau’s (die overigens misschien NIET wisten wat er aan de hand was – om de simpele reden dat ze dat nooit uitzochten). Omgekeerd bleven de premies voor verzekeringen tegen koersval (CDS) onverminderd laag, evenals de marktwaarde van die verzekeringen. Hoe kon dat?

Als we bewuste misleiding (fraude) en extreme domheid even uitsluiten, dan blijft er maar een verklaring over: de bezitters van de hypothheekkobligaties en de CDO’s hadden zulke omvangrijke posities op de markt, dat ze er eenvoudig niet in een keer uit konden stappen, zelfs niet in gedeelten. Dat zou namelijk een enorme koersval van die producten hebben veroorzaakt, waardoor het hele systeem in elkaar zou zijn gedonderd, en ze zelf ook nog enorme schade zouden hebben opgelopen. Dus bleef iedereen maar zitten waar hij zat, en groeide de omvang van de markt zelfs nog tussen 2006 en 2008. Dientengevolge was de uiteindelijk klap veel groter dan hij geweest zou zijn als er in 2006 geleidelijk aan zou zijn afgebouwd.

Het tweede punt dat ik over het hoofd heb gezien is dat toen de klap eenmaal gevallen was, daar eigenlijk niemand voor verantwoordelijk is gesteld. Op een enkele uitzondering na zijn alle spelers blijven zitten waar ze zaten en hebben als tevoren wederom miljoenensalarissen opgestreken. Ook werd de schade niet betaald door degenen die het veroorzaakt hadden (met name de handelsbanken) maar overwegend door de overheid – door jou en mij dus.

Wat leert me dit? Een: dat markten, en zeker financiële markten, helemaal geen markten meer zijn, maar gigantische piramidespelen. Dit geldt tot op zekere hoogte ook voor aandelenmarkten. De waarde van een aandeel wordt minder en minder beplaad door de intrinsieke waarde van een bedrijf, maar veel meer door het marktsentiment – de waan van de dag, zeg maar. Markten zijn casino’s. Twee: dat dit spel tot op de dag van vandaag nog steeds op grote schaal doorgaat, en dat de volgende financiële crisis dus alweer in de maak is (en die zal dieper zijn, enzovoort).

Wat doet me dit? Soms word ik er kwaad over, maar mijn overheersende emotie is toch verbijstering. Dat we dit allemaal maar toelaten, en dat de betrokkenen zich daar niet onbehaaglijk bij voelen. Ik blijk dus naïef te blijven, ondanks inmiddels meer dan 70 jaar levenservaring.

En ten slotte: wat kan ik hiermee, en wat kan jij hiermee? Miscchien niet zoveel, maar wat mezelf betreft: toch maar doorgaan op de weg van signaleren en communiceren, zodat in elk geval mijn bewustzijn van wat er gaande is (in en buiten mezelf) wordt gescherpt. Dat zal mij en anderen helpen de keuzes in het leven te maken, die het fundament zullen vormen voor een gezondere toekomst. Maar dat er eerst op economisch en ecologisch gebied nog grote rampen zullen gebeuren staat voor mij wel vast.

(Met dank aan: Michel Lewis, The Big Short, en aan Herman Wijffels en Peter Blom, persoonlijke gesprekken. Zij hebben mijn inzicht gescherpt, maar natuurlijk komt wat ik hierboven heb gezegd volledig voor mijn rekening).

 

A dignified future.

If we want to solve the economical and ecological problems of our time we have to change our frame of reference, so I wrote last week. Instead of reacting we have to create. It all depends on how you ‘c‘ it. And what is it we want to create? Nothing less than a new society. I call it a dignified world.

If we want to create that we have to start with the values that should form the basis of such a society. I am choosing four: respect, freedom, openness and compassion. Respect includes respect for life, for the mystery, for others, for self, for animals, nature. It also includes wonder, awe: that everything is as it is, respect for beauty. And of course tolerance: seeing the family of men as my brothers and sisters. Freedom includes the awareness that the consequences of our decisions and actions come back to us: the law of karma. Openness implies an attitude of observing and listening; wanting to know (you) . It also includes the courage to sustain the gaze when something is difficult, to receive feedback, and to say what it is that needs to be said. Compassion in fact is the natural effect of the mentioned values.

Let’s now turn to our economic problems. In our new society we need a new economic system. I call this system a considerate economy. That should have four characteristics. It should be a  common economy, it should be a solar economy, it should be a sober economy and it should be a fair economy. These characteristics can be deduced from the values I mentioned. Let me elaborate a bit on this.

A common economy is an economy that is owned by us all, not just be a small group. This in my opinion implies that all common goods – land, water, the sea and the oceans, nature, fresh air, raw materials, resources – should be public property, not privately owned. With a solar economy I mean an economy that is based completely on sustainable energy. A sober economy is a pure economy, which doesn’t mean a miserable economy, on the contrary. It means an economy that is not based on scarcity but on abundance. And last but not least, the considerate economy is a fair economy: no fraud, no cheating, no exploitation and extortion.

If individually and collectively we could base our policies and actions on these principles, a complete economic and ecological transition would take place. This may seem far out, but it can be done. It requires a lot of open communication on all levels: micro, meso and macro. Actually, I don’t think we have much choice left anymore. If we don’t choose for a considerate economy, in the end it will result in the total collapse of our human system. But I am hoping and  trusting that when push comes to shelf, we will choose for our own survival. (although the debating culture in the American Congress is not encouraging. Maybe the need is still not high enough!)

The impossible dilemma between cutting expenditure  at the one hand and investing at the other is only solvable within this new perspective. In this blog it all sounds deceptively simple, but that is due to the fact that I have to be very condensed in this blog. For Dutch readers, it is all elaborated about in my latest book: The sun is shining freely for everyone – a blueprint for a dignified world. And for the English speaking readers: trust me, I am not as naive as you might think. Think about it, and you may find your own way and your own contribution to a better world. The time of transformation is NOW.

(I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker).

Happy New Year!

This will be my first blog in English. My theme for today: crisis and hope.

When I read the papers last week I am not getting happy. Joris Luyendijk, who reported from the City of London last year, arrives at the conclusion that since the outbreak of the financial crisis NOTHING has changed in the City. Quote: “My idea behind journalism in a democracy is: people should know this! Then the politicians come under pressure, and they will deal with the wrong. But the more I see and understand of the financial sector, the more I wonder if this is true. The sector has become immune for unveiling. And national politicians who stay within the boundaries of the financial system can can in their ‘second career’ count on life changing rewards.. . . [then he goes on with describing some examples of terrible atrocities that go on and on]  . . . I really don’t see how we get out of this without substantial damage.” And Anneleen Kenis and Mattias Lievens just wrote a book in which they show that notwithstanding many developments towards sustainability, it is all too little and too late (and also a lot of window dressing).

I think that one of the problems of this time is that both politicians and business people underestimate the deep interconnectedness of economy, politics and ecology. Changes that really could make a difference should take place in all three domains at the same time. An example: as long as one tries to solve the economical problem within the economic frame of reference  that is operative, there is virtually no solution. As Einstein said: You cannot solve a problem with the same means with which you created it. And that is exactly what politics try to do. One of the main causes of the financial crisis is the separation of the financial sector from politics, which made it possible to create endless debts. And how are we trying to solve the crisis? Either by creating more debts, or by cutting back public expenditure and thus stopping economic growth. Both roads are a dead alley

Economic growth is the only way we know to reach some desirable goals: full employment, reducing poverty, diminishing income discrepancies, and so on. But economic growth is not possible anymore for several reasons. One, we are running out of the earth’s resources, and two, no  organic system , like the economic system, can grow infinitely (as among others Adam Smith, Stuart Mills and John Maynard Keynes already stated).

So for the present economical and ecological crisis there is no solution within the existing belief systems. This is a somber message for the end of the year. But there is hope, and  it is implicit in what I just said. There is no solution within the existing frame of reference indeed, but we can change this frame. How? That will be the subject for the next blog, so that we can start the year with an optimistic note.

In the mean time I wish you a peaceful New Years Eve, and let us realize: no one can predict the future. It can be bad, but also good or even fantastic. We simply don’t know. Happy New Year!

De verwoestende werking van goud en enige andere zaken.

Hoe kan je de lucht, de warmte van het land kopen of verkopen? Dat is voor ons moeilijk te bedenken. Als wij de prikkeling van de lucht en het kabbelen van het water niet kunnen bezitten, hoe kunt u het van ons kopen? (Chief Seattle in antwoord op een zakelijk voorstel van gouverneur Stevens, 1854)

Vaak wordt gezegd dat geld de oorzaak is van de grote economische crisis waarin we verzeild zijn geraakt (Dit wordt o.a. beweerd door Charles Eisenstein in zijn boek ‘Sacred Economics). Dat lijkt me een misverstand. Het lijkt misschien zo, omdat de crisis voornamelijk veroorzaakt lijkt doordat we geld wilden verdienen met geld (in plaats van met het maken van producten en het leveren van diensten) en omdat de crisis in wezen een schuldencrisis is. Maar het is niet het geld, maar onze houding tegenover geld en onze hechting aan bezit  dat op een dieper niveau de oorzaak lijkt te zijn. De economische crisis is dus niet een geldcrisis, maar een bewustzijnscrisis. En dus, als je er  wat aan wilt doen, dan zal je iets moeten bedenken om een bewustzijnstransformatie tot stand te brengen.

Waaraan kan je zien dat de economische crisis een bewustzijnscrisis is? Bijvoorbeeld aan het feit dat vele bestuurders, met name van non-profit instellingen, niet gehinderd door hun geweten, zichzelf vorstelijk belonen, op het frauduleuze af, en onverantwoorde bouwprojecten starten in plaats van de taak te verrichten waarvoor ze zijn aangesteld. Of aan het feit dat er vrijwel niets veranderd is betreffende de gang van zaken in de financiële wereld na de kredietcrisis van 2008. Of aan onze houding tegenover goud. Dat goud zo kostbaar en waardevol is berust uitsluitend op een collectieve afspraak. Het gevolg van die afspraak zijn onmenselijke arbeidsomstandigheden in Afrikaanse mijnen en een voortdurende staat van oorlog in Oost-Kongo. Stel we zouden de waarde van goud tot normale proporties terug brengen, dan was het met deze toestanden in een klap afgelopen (dat is trouwens ook de enige manier waarop dat kan).

Daarom geloof ik dat een werkelijk duurzame oplossing van de economische (en de ecologische) crisis niet zal ontstaan zonder die bewustzijnsomslag en de daaruit voortvloeiende wezenlijk structurele verandering. Ik geef hier een voorzet. Naar mijn mening moet elk privé bezit van goederen die wezenlijk aan ons allemaal toebehoren worden afgeschaft. Dat geldt dus voor grond, water, schone lucht en alle grondstoffen. Voor bezitsrecht komt dan een gebruiksrecht in de plaats (zoals bijvoorbeeld erfpacht). Dit zou een moderne variant zijn van de filosofie van chief Seattle. In mijn boek, ‘Voor niets gaat de zon op – blauwdruk voor een waardige wereld’, heb ik dat nader uitgewerkt, en heb ik uiteengezet hoe we dat zouden kunnen bereiken.

Er wordt geklaagd dat onze huidige regering geen visie heeft. Dat is op zichzelf  juist, maar het valt me op dat het diegenen die deze kritiek uiten zelf ook aan een visie ontbreekt. De visie die we  moeten ontwikkelen is zo radicaal en baanbrekend, dat die alle maatschappelijke tegenstellingen overstijgt. Maar wie heeft de moed en de kundigheid om die visie te ontwikkelen, en de bewustzijnsontwikkeling op gang te  brengen die nodig is voor het realiseren daarvan?

Een troost, als de leider die deze moed en kundigheid heeft niet opstaat, dan zullen de economische en ecologische ontwikkelingen zo dramatisch worden, dat de wal het schip zal keren. Daar zal veel leed uit voortvloeien, maar in nood kan er ook een ongedachte compassie en creativiteit vrijkomen. Sic transit gloria mundi. Vaak vertaald als: zo vergaat de glorie van de wereld, maar ook te vertalen als: zo maakt de glorie van de wereld een overgang door.