In de vorige blogs hebben we gezien dat elke groep of gemeenschap een eigen identiteit nodig heeft om goed te functioneren, en dat wij-zij gevoelens of ons afzetten tegen wat we niet willen (oorlog, armoede, migranten, overstromingen of een klimaatramp) geen duurzame, verbindende groepsidentiteit oplevert. In een groep zonder sterke, gemeenschappelijke identiteit ontstaat onvermijdelijk de roep om een sterke, charismatische en autoritaire leider. Maar uiteindelijk loopt zo’n leiderschap niet uit op verbinding, maar op verdeeldheid en vaak erger. Daarvan hebben we in de geschiedenis genoeg voorbeelden gezien en we zien dat nu weer in Polen, Hongarije, Turkije en de Verenigde Staten. Maar hoe kunnen we dan wel een groepsidentiteit scheppen? Het voorbeeld van de Verenigde Staten is interessant.
De Verenigde Staten zijn er een tijdlang in geslaagd een gemeenschappelijke identiteit op te bouwen op grond van twee pijlers: de onafhankelijkheidsverklaring en de boodschap in de “State of the Union’ van Franklin Delano Roosevelt in 1941. Om met het eerste te beginnen, het gaat daarbij voornamelijk om de tekst: We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness. En wat betreft de State of the Union gaat het om de zogenaamde vier vrijheden, die Roosevelt van wezenlijk belang achtte voor een democratische rechtsorde, te weten: de vrijheid van spreken en meningsuiting; de vrijheid van elk persoon om God te aanbidden op zijn eigen manier; de vrijwaring van gebrek; de vrijwaring van vrees.
In de VS hebben deze twee pijlers tot aan de opkomst van de Tea Party in 2009 gediend als een bron voor een gemeenschappelijke groepsidentiteit. Dat had onder andere tot consequentie dat iedere nieuwkomer, iedere immigrant meteen erkend werd als Amerikaan, en zich ook als zodanig identificeerde: ik ben een Amerikaan uit Mexico, Japan, Engeland, of waar vandaan dan ook. De VS waren in dit opzicht een voorbeeld voor de wereld.
Helaas is deze groepsidentiteit verloren gegaan door de opkomst van het populisme, culminerend in de verkiezing van iemand die weliswaar deze principes formeel niet loochent – dat kan zelfs hij zich (nog) niet permitteren – maar ze in feite met voeten treedt. Toch biedt het Amerikaanse voorbeeld een inspiratie voor hoe het vormen van een gemeenschappelijke groepsidentiteit zou kunnen – daarover de volgende keer. Wordt vervolgd.
In mijn vorige blog stelde ik dat elke groep een groepsidentiteit nodig heeft om goed te functioneren, en dat we die groepsidentiteit vaak ontwikkelen door ons af te zetten tegenover andere groepen: Nederlanders tegenover Belgen of Duitsers, christenen tegenover andere denominaties, Joden of moslims, moslims tegenover christenen en Joden, atheïsten tegenover gelovigen, witte mensen tegenover zwarte mensen en v.v., mannen tegenover vrouwen, welgestelden tegenover minder bedeelden, arbeiders tegenover ‘kapitalisten’, het ‘volk’ tegenover de elite, enzovoort en zo verder.
Dit proces levert weliswaar een identiteit op, maar het bergt ook een aantal gevaren in zich, zoals we allemaal wel weten. Het wij-zij gevoel loopt erg gemakkelijk uit op vooroordeel, segregatie, discriminatie, racisme, extreem nationalisme, populisme of geweld. Zo doet de identiteit van een subgroep vaak afbreuk aan de identiteit van de grotere eenheid (bijvoorbeeld de natie) waarvan hij deel uitmaakt.
Tot zover heb ik niets nieuws verteld, hooguit op een rijtje gezet wat u allemaal wel weet. Maar nu rijst de vraag: kunnen we de groepsidentiteit niet aan iets anders ontlenen dan aan ingroup-outgroup-attitudes?
Een mogelijkheid die zich aandient is: het hebben van een gemeenschappelijke doelstelling of ideaal. Daarvan zijn voorbeelden. Het Westen en Noorden van Nederland hadden als gemeenschappelijk ideaal: de strijd tegen het water. En na de oorlog had de overgrote meerderheid van Nederland het ideaal van de wederopbouw voor een rechtvaardige, harmonieuze en welvarende samenleving. En Europa had een tijdlang het ideaal van vrede als bindende factor: nooit meer oorlog.
Al die idealen/doelstellingen hadden als nadeel dat ze een negatieve connotatie hadden: geen overstromingen, geen fascisme, geen oorlog. En als die negatieve verschijnselen zich dan een tijdje inderdaad niet voordoen, wordt de ideaaldoelstelling sleets en verliest zijn bindende kracht.
Wat zou dan wel de bron kunnen zijn van een groepsidentiteit? Daarover wil ik graag in een volgende blog met u van gedachten wisselen. Wordt vervolgd.
Ieder van ons heeft, bewust of onbewust, behoefte aan het antwoord op de vraag: Wie ben ik (eigenlijk)? We kunnen deze vraag diepgaand onderzoeken, en komen dan uiteindelijk uit op ons (voorlopig) ultieme antwoord. Dat antwoord is niet voor iedereen hetzelfde, het duidt echter wel ons wezen, onze kern aan. En hoewel de woorden die we daarvoor gebruiken dus niet voor iedereen hetzelfde zijn, zijn we op dat niveau toch wezenlijk aan elkaar gelijk. Dat is de weg naar eenheidsbewustzijn.
Dit is allemaal makkelijk gezegd, maar de weg naar dit bewustzijn (meer dan een oppervlakkig idee) is vaak moeilijk en soms pijnlijk en wordt daarom door velen niet begaan. Niettemin blijft de behoefte aan een eigen identiteit en dan wordt die vaak oppervlakkiger bevredigd. We zijn in feite weliswaar allemaal gelijk, maar toch ook uniek. Het is als met onze vingerafdruk en onze iris: geen twee vingerafdrukken of irissen ter wereld zijn aan elkaar gelijk (maar we hebben wel allemaal een vinger en een oog – afgezien van ernstige beschadigen natuurlijk). Het is eenvoudiger onze identiteit te ontlenen aan ons uniek zijn, dan aan onze kern. We kunnen ons uniek zijn makkelijker aanvoelen, en vatten dat samen in onze naam, of in de manier we waarop we denken of ons gedragen. We zijn er van nature van overtuigd dat we uniek zijn.
We kunnen deze beide identiteiten, die ontleend aan eenheid en aan ons uniek zijn mooi combineren in het zinnetje, uitgesproken of gedacht tegenover de ander: “Ik ben anders dan jij, maar niet echt”. Dat impliceert overigens dat de eenheidsidentiteit fundamenteler is dan de uniciteit.
So far so good. Maar als we in een groep functioneren – een natie, een organisatie, een gemeenschap, een volk, een familie – hebben we aan deze individuele identiteiten niet genoeg. Want een groep kan niet goed functioneren zonder een collectieve identiteit, samengevat in het woordje ‘wij’. Zonder die groepsidentiteit is het ontwikkelen van een gedeelde doelstelling en activiteit vrijwel onmogelijk. De eenheidsidentiteit kan niet goed dienen als collectieve identiteit, want die onderscheidt de groep niet voldoende van de buitenwereld. En dat onderscheid is wel nodig omdat we voor een gevoel van veiligheid allemaal tot een duidelijk af te bakenen groep willen behoren. Die behoefte aan veiligheid is een oeroude levensbehoefte, nog uit de tijd daterend dat we in stammen leefden. Zonder de groep waren we ten dode opgeschreven. Dat anderzijds uniciteit zich niet tot een groepsidentiteit kan ontwikkelen ligt in het begrip zelf besloten.
Om in de behoefte aan groepsidentiteit te voorzien kiezen de leiders van de groep vaak voor de gemakkelijkste weg, en dat is je als groep af te zetten tegen andere groepen. Wij maken dan onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’. Dit onderscheid wordt dan overgenomen door de leden van de groep. Dit fenomeen van ‘ingroup-outgroup attitudes’ is bij mijn weten voor het eerst diepgaand geanalyseerd door Gordon W. Allport (The Nature of Prejudice, 1954). Op de deels schadelijke effecten van dit verschijnsel, dat in vrijwel elke groep voorkomt, ga ik in het volgende blog nader in. Wordt vervolgd.
Mijn vorige blog eindigde ik met mijn voornemen om mijn 80e verjaardag aandachtig en in blijmoedigheid door te brengen. Dat kostte me weinig moeite, want ik had een symposium georganiseerd met als titel: Hoe blijmoedig te leven in een hachelijke wereld, en daarvoor sprekers uit te nodigen van wie ik wist dat ze een mooie voordacht konden houden. En dat deden ze. Bovendien was er een musicus die samen met de zaal ontroerende muziek tot klinken bracht.
Graag vat ik hieronder nog eens samen wat voor mij de belangrijkste conclusies waren van het symposium.
Als we het over een hachelijke wereld hebben kan het gaan over moeilijkheden in ons persoonlijk leven, maar ook over de samenleving als geheel. Dan denken we al gauw aan de klimaat problematiek, die door de traagheid van de processen eigenlijk niet meer op te lossen is. We zijn het kantelpunt voorbij. Dat wil niet zeggen dat het niet goed is om klimaatbewust te leven en handelen – dat is op zichzelf al waardevol. Doen wat ons hart en onze hand te doen vinden, geeft ons hoop, ongeacht het resultaat.
Naast het klimaatprobleem is het wereldvoedselprobleem bedreigend. Het ontstaat door drie factoren: we gaan onzorgvuldig, om niet te zeggen roekeloos, met de aarde om, we zijn met te velen op deze aarde, en de klimaatverandering doet de rest. Ook dit probleem is moeilijk op te lossen. De deskundigen zijn het er niet over eens of het überhaupt kan.
Dit zo zijnde vergt het moed om blij-moedig te leven. Je kunt niet blij zijn door de situatie te ontkennen of te verdoezelen. Maar je kunt je in het bewustzijn daarvan wel richten op de schoonheid en de liefde in jezelf en de wereld. Daar worden we blij van.
We kunnen het klimaatprobleem dan wel niet oplossen, maar we kunnen wel gaan voor een wereld waarin verbinding tussen mensen, tussen mensen en de andere dieren en de overige natuur centraal komt te staan. Ik zelf zou zeggen: waarin de heiligheid van het leven een kernwaarde is.
Als we praten over verbinding, dan gaat het niet alleen over de horizontale verbinding waarvan in het vorige punt sprake was, maar ook over de verticale verbinding met de aarde en de ‘hemel’. Of anders gezegd met de onzichtbare, niet fysieke wereld(en). Wie of wat dat is wordt door iedereen weer anders ingevuld, dat bleek ook op het symposium. De verticale verbinding is even belangrijk voor ons persoonlijke en collectieve heil als de horizontale verbinding. Op het kruispunt van de verticale en de horizontale verbinding (zie de afbeelding hieronder) ligt ons hart, zodat we dan allemaal een ‘warrior of the heart’ kunnen worden en blij-moedig kunnen leven.
En tenslotte: wonderen bestaan; op individueel niveau en op gemeenschappelijk niveau. Uiteindelijk kunnen we de toekomst niet kennen. Dus wat er daadwerkelijk gaat gebeuren: we weten het niet. Misschien is het niet de bedoeling (van wie?) dat de mensheid ten onder gaat. Misschien zullen we als mensheid niet fysiek overleven, maar misschien wel op geestelijk niveau. Wie zal het zeggen?
In de periode van de Verlichting werden de tot dan toe bestaande autoriteiten – koning en adel, paus en kerk, bijgeloof, dogmatische stelsels – een voor een onderuit gehaald. Eén autoriteit, gebaseerd op het het beroemde ‘Cogito ergo sum’ (Ik denk, dus ik besta) van Descartes, overleefde deze slachtpartij: de rede als innerlijke kracht van de mens. Gaandeweg werd deze rede echter beperkter opgevat dan de oorspronkelijke verlichtingsdenkers dat deden: als een rationele, cerebrale functie. Voor de grondleggers van de Verlichting – Descartes, Spinoza, Locke, Hume, Leibniz, Rousseau, Voltaire, Kant – was de rede meer iets als het gezonde verstand, het redelijk denken, en omvatte de rede ook een intuïtief en een gevoelsaspect. Toen dit wegviel bleef echter één autoriteit overeind staan: die van de moderne, empirische wetenschap.
Met het postmodernisme is echter ook deze laatste autoriteit gesloopt. In het postmodernisme is alleen maar waar wat ieder individu persoonlijk vindt. Dat geldt helaas niet alleen voor meningen, normen, waarden en opvattingen, maar ook voor feiten. Een interessant voorbeeld hiervan is dat bij de klimaattafels, waaruit het klimaatbeleid zou moeten voortkomen, geen wetenschappers mochten aanzitten. De (toegepaste) wetenschap is dan ook bij het opstellen van het klimaatbeleid volledig genegeerd. Het effect is uiteraard dat er een aantal maatregelen zijn voorgesteld die waarschijnlijk niet uitvoerbaar zijn (Terzijde: Dat geldt voor veel meer aspecten van het overheidsbeleid). Enkele voorbeelden: Het overhaaste besluit om Nederlandse huishoudens niet langer te laten stoken op aardgas. Dat heeft alleen maar zin als alle electriciteit waarmee dan gekookt en gestookt wordt groen is, maar dat is voorlopig nog lang niet het geval. Een ander voorbeeld: de subsidies op electrisch rijden. Ook daarvoor is de groene stroom nog onvoldoende beschikbaar, nog afgezien van het probleem dat de capaciteit van het electriciteitsnet nog jarenlang onvoldoende zal zijn om aan alle vraag te voldoen (denk ook aan de stroomvraag van datacentra). Ook zal er wereldwijd zo’n grote vraag zijn naar electrische auto’s, dat de benodigde grondstoffen voor accu’s zeer schaars zullen worden en wellicht zelfs helemaal niet meer te verkrijgen zijn (of door China zijn opgekocht). Om werkelijk binnen 30 jaar te komen tot een totale energietransitie zijn veel drastischer maatregelen nodig op het gebied van energieopwekking en – opslag. Ben benieuwd wat Europa daarvan gaat bakken onder leiding van Van der Leyen en Timmermans.
Als alle oude autoriteiten verdwenen zijn, bij welke autoriteit moeten we dan te rade gaan? Het zal de lezers van dit blog niet verbazen dat ik daarvoor als enig alternatief onze innerlijke autoriteit zie. Als we de moed hebben om bij onszelf te rade te gaan, dan zullen we ons wellicht niet laten belemmeren door onze gevoelens van angst, onzekerheid en machteloosheid. Dan zullen we de moed vinden de realiteit onder ogen te zien, overdreven pessimisme en optimisme te vermijden en te blijven kijken. Dan zullen we tot de ontdekking komen dat er op collectief niveau krachtige maatregelen nodig zijn, waarvoor we allemaal zullen moeten inleveren. Misschien kunnen we het dan ook eens worden over een gedeelde waarde die ten grondslag zou kunnen liggen aan die maatregelen; bijvoorbeeld de ‘heiligheid van (al) het leven’. Als dit proces niet alleen bij ‘progressieve’ of ‘linkse’ denkers plaats zou kunnen vinden, maar bij een groot deel van de bevolking, dan zal de politiek dat moeten volgen (dat heet draagvlak!). Daarbij zouden de media een belangrijke rol kunnen spelen. En ook het onderwijs kan bij uitstek de wegbereider zijn voor een hoopvolle toekomst; dan wordt het meteen wat minder saai.
In 1968 hadden de Rolling Stones een concert geboekt in Praag, dat op ruwe wijze werd gecancelled door het neerslaan van de Praagse Lente . Toen sprak Mick Jagger de gedenkwaardige woorden: Wij komen hier terug als de vrijheid is hersteld, en dan spelen we voor niets. Dat gebeurde in 1990, en ik was daarbij. Ik was daar met mijn zoon en mijn Tsjechische collega en gastheer, en in de front loge van het gigantische stadion zat toen glunderend president Havel. Mijn Tsjechische vriend zei toen met ontroering in zijn stem: “Voor het eerst sinds jaren kan ik trots zijn op mijn president.” Die woorden raakten me diep.
Sindsdien besef ik hoe belangrijk het is dat we met respect kunnen kijken naar de personen aan wie de leiding van ons land toevertrouwen. Als we dat allemaal zouden kunnen, zijn moeilijke discusies over identiteit en de betekenis van onze nationaliteit niet meer nodig. Respect hoeft geen idolatie te zijn, integendeel: werkelijk respect is gebaseerd op gelijkwaardigheid en waardering. Voor onze huidige regering (en vele daaraan voorafgaande) heb ik allerminst respect. In tegendeel: ik schaam me te wonen in een land waarvan de regering
de logische consequenties van de oorlogsvoering waarin we ons willens en wetens begeven verdoezelt, namelijk dat er burgerslachtoffers vallen, en vervolgens geen behoorlijke compensatie aanbiedt aan nabestaanden van burgerslachtoffers, en overigens veteranen met ptss regelmatig in de kou laat staan,
verantwoordelijk is voor een belastingdienst onder leiding van hogere ambtenaren die te kwader trouw negenduizend(!) mensen gedupeerd hebben, sommigen zo ernstig dat hun leven ontwricht raakt, en die bij herhaling geprobeerd heeft de zaak te bagatelliseren – tot op de huidige dag,
nu al vijf jaren geen behoorlijke regeling treft met de slachtoffers van de Groningse gaswinning, waardoor eveneens duizenden levens ontwricht raken,
oneerlijk is tegenover de boeren, al jarenlang, over de noodzaak van een transitie in de landbouw,
voortdurend taken over de schutting gooit bij gemeenten zonder daar extra geld voor te geven (soms zelfs tegelijkertijd te bezuinigen), en toch te eisen dat die taken perfect worden uitgevoerd,
idem voor wat betreft politie en defensie,
gezorgd heeft dat we op het gebied van de energietransitie en de verduurzaming van de samenleving hopeloos achter lopen in Europa,
niets wezenlijks heeft gedaan aan de kloof tussen arm en rijk – in tegendeel die heeft laten verdiepen en verbreden,
al sinds 2015 weet heeft van de stikstofproblematiek maar daar toen niets aan heeft gedaan, en nu hulpeloos met de pootjes in de lucht gaat liggen en spreekt van overmacht,
het meest inhumane en harteloze asielbeleid heeft van Europa,
consequent onze rol in ons koloniale verleden verdoezelt – slavernij, uitbuiting, politionele acties – of afkoopt met halflslachtige compensaties,
in feite door haar economische politiek ook heden ten dage bijdraagt tot uitbuiting van honderden miljoenen, misschien wel miljarden, over de hele wereld,
bevorderd heeft – en nog steeds toelaat! – dat bijna de helft van de wereldwijde nepinvesteringen naar de belastingparadijzen Nederland en Luxemburg gaat, en dat Nederland nog steeds op grote schaal belastingontwijking en witwassen binnen zijn grenzen toelaat,
enzovoort. Ik kan nog moeiteloos doorgaan, maar dan wordt dit blog te lang, en u kunt die lijst natuurlijk zelf wel verder aanvullen. We hebben een leugenachtige, hardvochtige en lakse regering die we zelf kiezen – al decennia. Elk van bovenstaande voorbeelden vormt wat mij betreft voldoende reden voor een regering, of minstens een minister om af te treden, maar uit angst om de volgende verkiezingen te verliezen gebeurt dat uiterst zelden. En als het al gebeurt gaat het meestal nog niet eens over de kern van de zaak, maar over een miezerig detail zoals een verdwenen bonnetje. Het belang van het eigen hachje gaat altijd boven welk nobel politiek doel dan ook. Hoezo democratie?
Kun je je schamen over handelingen waarvoor je geen directe verantwoordelijkheid hebt? Ik in elk geval wel. Noem het plaatsvervangende schaamte, maar het is wel degelijk een persoonlijk gevoel, en ik word er kwaad en droevig van. Ik moet mijn trots dan maar ontlenen aan het Nederlands (vrouwen)elftal, de Nederlandse klassieke orkesten of dansgezelschappen, en zo meer.
Kennelijk heb ik – hoe primitief! – toch behoefte aan een nationale identiteit. Ik denk dat ik dit deel met zeer velen in deze samenleving, en het gemis daaraan zou wel eens een reden kunnen zijn van het wantrouwen tegenover de politiek en de woede in de samenleving.
*) Ik heb eerder over schaamte geschreven in mijn blogs in 2017 (1, 6 en 23 november), 2018 (7 feb.) en 2019 (11 juli)
Voor de ouderen onder ons: herinner je je nog de campagne van de overheid voor zuiniger omgaan met energie en grondstoffen, met een iconisch plaatje dat leek op de afbeelding hierboven. Dat was naar ik meen in de 70-er jaren. Die campagne heeft alleen een marginaal effect gehad. Nu is de tijd aangebroken waarop delen van de wereld daadwerkelijk onleefbaar worden. Daarbij denken we vaak in de eerste plaats aan gebieden die overstromen of in zee verdwijnen, of aan gebieden die geteisterd worden door cyclonen of extreme droogte. De gebieden die echter eveneens onbewoonbaar worden zijn de gebieden van de extreme bosbranden: Amazonegebied, New South Wales en Queensland en Australië, Siberië en Californië (de vijfde economie ter wereld en eens het paradijs op aarde!). Met name in Californië dreigt de toestand onhoudbaar te worden, de voorsteden van San Francisco en Los Angeles worden nu rechtstreeks bedreigd.
Anders dan bij regionale droogtes en overstromingen bedreigen deze bosbranden het aardse ecosysteem als geheel. De massale branden verslechteren de luchtkwaliteit, voorshands voornamelijk door extra CO2 uitstoot, maar wellicht ook in de toekomst door een algehele verstoring van de atmosferische omstandigheden. Spraken mijn collega’s en ik in 2008 nog over “de Aarde heeft koorts’, thans zou ik eerder spreken van “Gaia – het fysisch-biologische ecosysteem waarvan we allen deel uitmaken – is gevaarlijk ziek’. De helft van haar organen (ecosystemen) zijn aangetast (Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (Intergovernmental science-policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services, of kortweg het IPBES, rapport 2019).
Dit is waarom ik iedere avond bid voor de genezing van de aarde. Met dit publiekelijk te verklaren neem ik een risico, want het overgrote deel van het ‘weldenkende’ deel van ons volk vindt bidden niet meer van deze tijd. Het past bij bijgeloof en primitief magisch denken. Ik denk daar persoonlijk anders over. Misschien moet ik even uitleggen wat ik onder bidden versta. Met bidden voor genezing (healing prayer) doe ik twee dingen: ik richt mijn eigen genezende kracht (die ik ontleen aan de kosmos en de aarde (sommigen zouden zeggen aan God en de Aarde) op een gekozen persoon of organisme (in dit geval Gaia), en ik laat mijn bezorgdheid zien aan de identiteiten in de onzichtbare werelden, wie of wat dat ook mogen zijn, in de hoop dat zij ons te hulp komen. Baat het niet dan schaadt het niet, maar persoonlijk geloof ik in de heilzame werking van dit soort gebeden. Misschien mag ik een uitspraak van Judy McAllister in herinnering brengen die ik een paar weken geleden in deze blogs citeerde: Stel dat jouw hart of verstand nu juist de cruciale druppel kan leveren die maakt dat het vat van de collectieve wil overstroomt. Dan is alles mogelijk.
In mijn vorige blog beschreef ik de rampzalige gevolgen van de door de overheid eerder uitgevoerde bezuinigingen. Ik stelde daar dat de overheid niet in staat moet worden geacht deze problemen afdoende op te lossen. Wat kunnen wij als burgers doen om de pijn te verzachten? Enkele suggesties:
vrijwilligerswerk kan de professional niet vervangen, maar in bepaalde sectoren hun taak wel verlichten. Doet u dat al?
als u zelf werkzaam bent in een van de getroffen sectoren: besteed niet al uw energie aan boosheid op de overheid. Dat leidt tot niets. In plaats daarvan, maak er het beste van. Het is niet verboden om iets extra’s te doen, maar laat u niet gek maken. Niemand kan van u eisen dat u over uw grenzen heen gaat. De slavernij is in Nederland afgeschaft in 1863. Als bepaalde taken niet kunnen worden verricht wegens gebrek aan personeel en middelen bent u daarvoor niet verantwoordelijk.
leg niet alle verantwoordelijkheden voor problemen buiten uzelf. Spreek leraren en artsen aan als ze in uw ogen tekort schieten, maar maak er niet meteen een conflict van. Als u wat geld hebt: stap niet voor ieder conflict naar de rechter, maar kijk of u het in gemeen overleg kunt oplossen. Kortom: kijk of u wat minder een beroep kunt doen op de overheid of door de overheid gefinancierde instellingen, en of u niet eens wat meer zelf kunt doen. Dat deden we in vroeger tijden tenslotte ook.
ga bij uzelf eens na in hoeverre u als burger bereid bent in te leveren ten bate van het ‘gemene goed’ (zie mijn blog van 10 oktober), bijvoorbeeld door meer belasting te betalen. Mocht u van mening zijn dat de individuele consumptie in dit land te ver is doorgeschoten, verhef dan uw stem, binnen en buiten de politieke partijen, en laat uw stemgedrag daadoor beïnvloeden. En experimenteer zelf eens met soberder leven. Misschien kan u dan ook wat meer besteden aan bijvoorbeeld kunstaankopen (of huren bij een Stichting Beeldende Kunst), boeken en podiumkunsten – dan hebben die wat minder subsidie nodig.
enzovoort. U kunt vast zelf nog wel meer mogelijkheden bedenken.
Ik realiseer me dat bovenstaande suggesties enigszins bevoogdend kunnen overkomen. Dat moet u me dan maar vergeven – ik permitteer me dit als bijna 80-jarige. Ik heb in mijn leven veel geschreven en veel geadviseerd, en besef dat ik daarbij eigenlijk nooit iets gezegd heb dat niet al eens eerder was gezegd en meestal aanzienlijk beter. Mijn verdienste lag dan meer in mijn timing, en in de eigen kleur die ik aan deze ‘wijsheden’ heb gegeven. Ook heb ik me niet steeds aan mijn eigen suggesties en adviezen gehouden, en ik zal dat nu als 79-jarige ook niet altijd doen. Zo zult u eveneens niet al mijn bovenstaande suggesties ter harte nemen. Maar als ze kunnen aanzetten tot reflectie over de problemen, is al veel gewonnen.
We weten nu zo langzamerhand wel dat onze regering de wezenlijke problemen niet aanpakt, maar volstaat met pleisters plakken. Deze samenleving hangt zo langzamerhand van pleisters aan elkaar (en dan heb ik het even niet over het klimaatbeleid of wat daarvoor door moet gaan). In het algemeen heb ik daar persoonlijk weinig last van maar er is één ding dat me zodanig dwars gaat zitten, dat ik mijn verontwaardiging daarover met u wil delen.
Er is een hype aan de gang over ons koloniale en slavernijverleden. Breed wordt uitgemeten hoe misdadig we daarin te keer zijn gegaan. Bij deze hype worden feiten ondergeschikt gemaakt aan meningen. Citaat:
Nu zou me dat allemaal nog niet zoveel kunnen schelen ware het niet dat we ons heden ten dage aan misdaden schuldig maken die vele malen erger zijn. Ik doel op ons migranten- en vluchtelingenbeleid. Duizenden laten we verdrinken in de Middellandse Zee. We nemen nauwelijks vluchtelingen op uit de vluchtelingenkampen in Griekenland en Italië. Wie zich echt wil verdiepen in de mensonterende toestanden die daar heersen (en waarvoor overigens ook de nationale regeringen aldaar mede verantwoordelijk zijn) leze het artikel in De Groene van Ingeborg Beugel (3 oktober 2019). Maar ook anderszins kunt u zich op de hoogte stellen. Moet u wel willen natuurlijk, want het voelt uiterst ongemakkelijk, to say the least.
Als we maar een fractie van onze verontwaardiging over ons verleden zouden kunnen opbrengen voor het heden, zou er misschien iets veranderen. Dan zou Nederland misschien niet afgehaakt zijn bij het akkoord over de opvang van migranten van 8 oktober j.l. Het kan onze regering allemaal NIETS schelen – erger, ze zouden eens een kiezer kunnen verliezen door al te grote menselijkheid. En we nu toch contact hebben met onze woede, kunnen we meteen eens nadenken over de onmenselijke toestanden in de mijnen en fabrieken in ontwikkelingslanden, die daar bestaan opdat wij gemakkelijk voort kunnen leven in onze comfort zone. Ik zou ook niet zo gauw weten wat ik daar persoonlijk aan zou kunnen doen, maar het minste wat we kunnen doen is onze stem verheffen. We zijn het misschien vergeten, maar GroenLinks haakte af bij de kabinetsformatie in 2017 vanwege het beleid ten aanzien van de migratie. De hele politieke en mediawereld was te klein voor de verontwaardiging ten aanzien van GL – ze zouden geen verantwoordelijkheid nemen – maar ik was er blij mee. Ik hoop dat de nieuwe tactiek van GL – niet koste wat koste willen scoren – er niet toe zal leiden dat ze niet meer af en toe principieel hun stem verheffen. Anders is er nog maar één partij in de kamer die dat doet: de Partij voor de Dieren.
Samenvatting van het voorafgaande: Sinds 29 augustus stel ik in deze blogs het vraagstuk aan de orde hoe we kunnen samenwerken met de onzichtbare werelden voor de genezing van de planeet. Daarbij behandelde ik die vraag eerst op individueel niveau, en daarna ging ik in op de vraag aan welke voorwaarden er moet worden voldaan op collectief niveau om tot die samenwerking te komen. Daarbij richtte ik me in het bijzonder op de noodzakelijke veranderingen in onze democratische rechtstaat en de economie.Ik stelde daarbij dat we eerst als mensheid ons huiswerk moeten doen voordat we kunnen hopen op hulp uit de onzichtbare werelden.
In dit – weer te lange – blog keer ik weer terug naar het individuele niveau. Mensen voelen zich als individu vaak onmachtig. Ze hebben het gevoel dat het niets uitmaakt wat je als enkeling doet of nalaat; of je wel of geen vlees eet, wel of niet de auto laat staan, wel of niet afval scheidt ten bate van recycling, enzovoort. Het is toch allemaal een druppel op een gloeiende plaat.
Een van de redenen waarom mensen zo denken is dat ze elke handeling afzonderlijk bekijken, en vaak tot niet meer dan drie tot vijf handelwijzen komen. Maar waarschijnlijk maakt je individuele bijdrage pas verschil, als je minstens twintig acties onderneemt. Dat zou ongemakkelijk kunnen zijn, maar je moet wat over willen hebben voor de genezing van deze planeet. Geen idee hoe je aan twintig acties kunt komen? Hier volgt in de vorm van vragen een lijst van dertig mogelijkheden; handelingen en aandachtspunten. De lijst is niet bedoeld als testcase voor ‘goed’ gedrag, maar meer als een suggestie voor het uitoefenen van je ‘soft power’*). De lijst is zeker niet uitputtend; er zijn veel meer mogelijkheden (zie bijvoorbeeld de lijst van de duurzame top honderd 2019 van Trouw (https://verhalen.trouw.nl/duurzame100/ ).
Koop je je levensmiddelen bij een coöperatie voor biologisch voedsel of bij een biologische werkende boer/tuinder bij jou in je buurt?
Ben je lid van een dergelijke coöperatie?
Ben je bijna volledig vegetariër? Matig je jezelf in het gebruik van zuivel?
Ga je zorgvuldig om met voedsel? Vermijd je eten weggooien?
Koop je alleen tweede hands kleding (behalve ondergoed)?
Maak je voor het vervangen van spullen gebruik van een kringloopwinkel?
Maak je als regel gebruik van de fiets of het openbaar vervoer in plaats van auto of vliegtuig?
Ben je lid van een of meer verenigingen die opkomen voor milieu en klimaat?
Bankier je bij een bank die niet primair voor de winst gaat? (bijvoorbeeld ASN, Triodos)?
Denk je wel eens na over hoe je soberder zou kunnen leven (zuiverder – niet armoediger)?
Verdiep je je wel eens in hoe een economie die niet primair gericht is op groei eruit zou kunnen zien, en welke offers jij bereid zou zijn daarvoor te brengen?
Weet je wat jouw ecologische voetafdruk is en op welke voetafdruk je eigenlijk recht hebt?
Ben je meer gericht op samenwerking dan op competitie?
Denk je wel eens na over hoe de democratie beter zou kunnen werken en hoe spreiding van inkomen, vermogen en macht gerealiseerd kunnen worden?
Ben je lid van een politieke partij?
Ben je politiek actief?
Uit je jouw verontwaardiging over wat er in de wereld gebeurt?
Neem je 100 % verantwoordelijkheid voor je leven?
Ben je er dagelijks van bewust dat de wereld één samenhangend geheel is, en dat jij daar deel van uit maakt, zoals een cel deel uitmaakt van je lichaam? En dat dus alles wat je doet of nalaat een effect heeft op het geheel?
Scheidt je je afval?
Raap je regelmatig zwerfvuil op en gooi je dat in een afvalbak?
Wandel je regelmatig in de natuur? Laat je die op je inwerken?
Maak je regelmatig bewust contact met een dier, boom of plant?
Werk je samen met de ‘onzichtbare werelden’? Zo niet, werk je eraan om dat te realiseren?
Vermijd je het gebruik van schadelijke stoffen: agressieve bestrijdings- of reinigingsmiddelen?
Neem je (vrijwel) dagelijks de tijd voor meditatie of gebed, met name gericht op de genezing van de wereld? Sta of zit je af en toe eens stil?
Speelt vergeving een belangrijke rol in je leven?
Leef je in vrede met je lichaam?
En met je familie?
En met de mensheid als geheel?
Citaat: Stel je bent van nature cynisch. Dan vragen we je er eens even op deze manier tegenaan te kijken. Stel dat jouw hart of verstand nu juist de cruciale druppel kan leveren die maakt dat het vat van de collectieve wil overstroomt. Dat jij degene bent die het verschil maakt tussen een toekomst waarin het verhaal verteld wordt van hoe, op de valreep, nog hele grote veranderingen plaats vonden, of een toekomst waarover gezegd kan worden: ‘ze hadden het bijna gered.‘ (2008**). Met dit citaat eindig ik voorshands mijn serie over samenwerking met de onzichtbare werelden. Heb ik ‘de oplossing ‘ aangedragen? Nee natuurlijk, maar misschien wel enkele bouwstenen.
*) De zachte krachten zullen zeker winnen in ’t eind — dit hoor ik als een innig fluistren in mij: zoo ’t zweeg zou alle licht verduistren alle warmte zou verstarren van binnen.
De machten die de liefde nog omkluistren
zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen,
dan kan de groote zaligheid beginnen
die w’als onze harten aandachtig luistren
in alle teederheden ruischen hooren
als in kleine schelpen de groote zee.
Liefde is de zin van ’t leven der planeten
en mensche’ en diere’. Er is niets wat kan storen ’t stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten: naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.
(Henriëtte Roland Holst)
**) Erik van Praag, Jan Paul van Soest, Judy McAllsister, De Aarde heeft koorts, Bewust leven met klimaatverandering, 2008 (p.123)