Categoriearchief: Mens en samenleving

Onbarmhartigheid.

De grote wereldgodsdiensten hebben vaak grote leraren of wereldleiders voortgebracht. Ik noem Gandhi, bisschop Desmond Tutu, de Dalai Lama. Verder zijn er onder de gelovigen natuurlijk miljoenen, wellicht miljarden mensen van goede wil. De belangrijkste waarden in het Christendom zijn barmhartigheid, rechtvaardigheid en compassie, en dat verschilt niet veel van de centrale waarden in de andere godsdiensten. En ook kunnen godsdienstige rituelen en gebed een heilzame invloed uitoefenen op onze spirituele ontwikkeling. Dit alles valt in te brengen tegen de kritiek op de wereldgodsdiensten die ik in mijn blog twee weken geleden naar voren bracht.

En toch. . . Hoe is het dan te verklaren dat, hoewel in Europa de Christelijke volkspartijen nog steeds domineren, zo’n hardvochtig asielbeleid wordt uitgevoerd? En dat we nog steeds maar doorgaan de bevolkingen in de ontwikkelingslanden uit te buiten? En dat er, met name in de lidstaten, zo onzorgvuldig met de natuur wordt omgegaan? En dat daar geen massaal protest tegen komt vanuit de bevolking? Dat is in vele andere landen waar een godsdienst domineert vaak niet anders. In Nederland hebben de partijen die daar wel meer werk van maken nauwelijks invloed op het beleid.

Terzijde: tijdens de kabinetsformatie van 2017 haakte GroenLinks af vanwege het asielbeleid. Dat wordt ze met name door het CDA en D66 tot op de huidige dag nagedragen. Ze zouden geen verantwoordelijkheid willen nemen voor het regeringsbeleid. Kennelijk impliceert voor het CDA en D66 (en later de CU) het nemen van verantwoordelijkheid het verloochenen van je principes en het sluiten van je hart.

Natuurlijk kun je dit povere natuur- en asielbeleid niet alleen afschuiven op de godsdienst. Het is ingebed in onze post-moderne cultuur – in de moderniteit was het trouwens niet veel beter. Maar een krachtig tegengeluid vormt de godsdienst in elk geval niet. Daarbij komt dat de krachtige structuren van Kerk en dogmatiek een beperkende invloed hebben op het denken van de (ex-) gelovigen, die zich daarvan vaak nauwelijks bewust zijn. Dat kan, minstens ten dele, het uitblijven van protest verklaren.

Alleen nog 2e hands verkrijgbaar

Tot zover mijn vertoog over godsdienst. Zonder geloof, in enigerlei vorm, vaart niemand wel, maar geloof is nog geen godsdienst. Het zou mooi zijn als de kerk zich zou beperken tot het faciliteren van bijeenkomsten waarin verbinding (religie), gebed en rituelen centraal staan, en zich niet zou verliezen in leerstelligheid en eigendunk.

Volgende week een gastcolumn: een reactie op onze collectieve onbarmhartigheid.

Identiteit – slot.

Visie of onrealistische utopie?

Waaraan kan een groep, bijvoorbeeld een natie, zijn identiteit ontlenen (en zo innerlijke verdeeldheid vermijden), anders dan aan ingroup-outgroep attitudes, een sterke man, of een doelstelling die in feite het vermijden van ongewenste situaties (oorlog, watersnood, een klimaatramp) inhoudt? In vorige blogs hebben we gezien dat die niet werken.

Misschien zijn er enkele waarden te vinden die iedereen van nature onderschrijft, en zou een groepsidentiteit ontleend kunnen worden aan een inspirerende slogan die deze waarden bevat. Daarbij denk ik aan waarden als veiligheid, vrijheid en eerbied voor het leven. De geschiedenis leert ons echter dat die waarden niet door iedereen worden gedeeld behalve misschien de waarde ‘veiligheid’, die echter ook een negatieve connotatie heeft: gevaar! Of ze worden zodanig geïnterpreteerd dat de essentie ervan weer verloren gaat en juist verdeeldheid scheppen (denk bijvoorbeeld aan de waarde ‘vrijheid’ na de Franse revolutie, of in de wereld van Trump).

Zij die me kennen en door de jaren heen enigszins gevolgd hebben weten dat ik me zelf, zo goed en zo kwaad als dat ging, heb laten leiden door het volgende devies: We willen streven naar het hoogste, graven naar het diepste en de wereld omspannen met vriendschap. Dit lijkt een simpele uitspraak, maar blijkt, als je er over nadenkt, een grote diepte en inspirerende kracht te hebben. Ik denk dat een dergelijk motto elke groep en ook de samenleving als geheel zou kunnen verbinden. Deze lijfspreuk moet dan wel innerlijk doorleefd worden door diegenen die leiding geven aan die samenleving, en dat vraagt van die leidinggevenden een grote mate van zelfinzicht. Als een dergelijke devies leidend zou kunnen worden voor ons land, dan zou het in de grondwet moeten worden opgenomen. Tevens zou er dan een orgaan moeten worden opgericht dat als taak zou hebben: een voortdurend proces van studie over hoe die uitspraak in de praktijk gerealiseerd zou kunnen worden. Zoiets als de wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid (de WRR): een principiële raad voor het regeringsbeleid (de PRR). Dat zou een soort burgerforum moeten zijn, waarin naast deskundigen ook vertegenwoordigers van ‘gewone’ oudere en jongere burgers zitting zouden moeten hebben. En de uitspraak (zoals de hele grondwet) zou moeten worden opgenomen en besproken in het curriculum maatschappijleer in het onderwijs.

Daarnaast zouden het beleid en de uit te voeren wetten getoetst moeten worden op hun consistentie met het motto door een speciale afdeling van de Raad van State, zoals dat nu al gebeurt met wetten, die getoetst worden op uitvoerbaarheid en juridische consistentie. Als dit allemaal zou gebeuren, dan zou dat zeker bijdragen tot de groepsidentiteit van dit land, waarmee de burgers zich zouden kunnen vereenzelvigen.

Zou zoiets mogelijk zijn? Of is dit te utopisch en onrealistisch gedacht? Het antwoord op deze vraag laat ik graag bij de lezer. Hiermee eindig ik mijn miniserie over groepsidentiteit. Maar op de diepte en reikwijdte van mijn motto kom ik later nog wel eens terug.

Zonsopgang

Identiteit – III

In de vorige blogs hebben we gezien dat elke groep of gemeenschap een eigen identiteit nodig heeft om goed te functioneren, en dat wij-zij gevoelens of ons afzetten tegen wat we niet willen (oorlog, armoede, migranten, overstromingen of een klimaatramp) geen duurzame, verbindende groepsidentiteit oplevert. In een groep zonder sterke, gemeenschappelijke identiteit ontstaat onvermijdelijk de roep om een sterke, charismatische en autoritaire leider. Maar uiteindelijk loopt zo’n leiderschap niet uit op verbinding, maar op verdeeldheid en vaak erger. Daarvan hebben we in de geschiedenis genoeg voorbeelden gezien en we zien dat nu weer in Polen, Hongarije, Turkije en de Verenigde Staten. Maar hoe kunnen we dan wel een groepsidentiteit scheppen? Het voorbeeld van de Verenigde Staten is interessant.

De Verenigde Staten zijn er een tijdlang in geslaagd een gemeenschappelijke identiteit op te bouwen op grond van twee pijlers: de onafhankelijkheidsverklaring en de boodschap in de “State of the Union’ van Franklin Delano Roosevelt in 1941. Om met het eerste te beginnen, het gaat daarbij voornamelijk om de tekst: We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness. En wat betreft de State of the Union gaat het om de zogenaamde vier vrijheden, die Roosevelt van wezenlijk belang achtte voor een democratische rechtsorde, te weten: de vrijheid van spreken en meningsuiting; de vrijheid van elk persoon om God te aanbidden op zijn eigen manier; de vrijwaring van gebrek; de vrijwaring van vrees.

vrijheidsbeeld, New York

In de VS hebben deze twee pijlers tot aan de opkomst van de Tea Party in 2009 gediend als een bron voor een gemeenschappelijke groepsidentiteit. Dat had onder andere tot consequentie dat iedere nieuwkomer, iedere immigrant meteen erkend werd als Amerikaan, en zich ook als zodanig identificeerde: ik ben een Amerikaan uit Mexico, Japan, Engeland, of waar vandaan dan ook. De VS waren in dit opzicht een voorbeeld voor de wereld.

Helaas is deze groepsidentiteit verloren gegaan door de opkomst van het populisme, culminerend in de verkiezing van iemand die weliswaar deze principes formeel niet loochent – dat kan zelfs hij zich (nog) niet permitteren – maar ze in feite met voeten treedt. Toch biedt het Amerikaanse voorbeeld een inspiratie voor hoe het vormen van een gemeenschappelijke groepsidentiteit zou kunnen – daarover de volgende keer. Wordt vervolgd.

Identiteit – II

In mijn vorige blog stelde ik dat elke groep een groepsidentiteit nodig heeft om goed te functioneren, en dat we die groepsidentiteit vaak ontwikkelen door ons af te zetten tegenover andere groepen: Nederlanders tegenover Belgen of Duitsers, christenen tegenover andere denominaties, Joden of moslims, moslims tegenover christenen en Joden, atheïsten tegenover gelovigen, witte mensen tegenover zwarte mensen en v.v., mannen tegenover vrouwen, welgestelden tegenover minder bedeelden, arbeiders tegenover ‘kapitalisten’, het ‘volk’ tegenover de elite, enzovoort en zo verder.

Dit proces levert weliswaar een identiteit op, maar het bergt ook een aantal gevaren in zich, zoals we allemaal wel weten. Het wij-zij gevoel loopt erg gemakkelijk uit op vooroordeel, segregatie, discriminatie, racisme, extreem nationalisme, populisme of geweld. Zo doet de identiteit van een subgroep vaak afbreuk aan de identiteit van de grotere eenheid (bijvoorbeeld de natie) waarvan hij deel uitmaakt.

Tot zover heb ik niets nieuws verteld, hooguit op een rijtje gezet wat u allemaal wel weet. Maar nu rijst de vraag: kunnen we de groepsidentiteit niet aan iets anders ontlenen dan aan ingroup-outgroup-attitudes?

Een mogelijkheid die zich aandient is: het hebben van een gemeenschappelijke doelstelling of ideaal. Daarvan zijn voorbeelden. Het Westen en Noorden van Nederland hadden als gemeenschappelijk ideaal: de strijd tegen het water. En na de oorlog had de overgrote meerderheid van Nederland het ideaal van de wederopbouw voor een rechtvaardige, harmonieuze en welvarende samenleving. En Europa had een tijdlang het ideaal van vrede als bindende factor: nooit meer oorlog.

Al die idealen/doelstellingen hadden als nadeel dat ze een negatieve connotatie hadden: geen overstromingen, geen fascisme, geen oorlog. En als die negatieve verschijnselen zich dan een tijdje inderdaad niet voordoen, wordt de ideaaldoelstelling sleets en verliest zijn bindende kracht.

Wat zou dan wel de bron kunnen zijn van een groepsidentiteit? Daarover wil ik graag in een volgende blog met u van gedachten wisselen. Wordt vervolgd.

Diversiteit

Identiteit-I

Ieder van ons heeft, bewust of onbewust, behoefte aan het antwoord op de vraag: Wie ben ik (eigenlijk)? We kunnen deze vraag diepgaand onderzoeken, en komen dan uiteindelijk uit op ons (voorlopig) ultieme antwoord. Dat antwoord is niet voor iedereen hetzelfde, het duidt echter wel ons wezen, onze kern aan. En hoewel de woorden die we daarvoor gebruiken dus niet voor iedereen hetzelfde zijn, zijn we op dat niveau toch wezenlijk aan elkaar gelijk. Dat is de weg naar eenheidsbewustzijn.

Dit is allemaal makkelijk gezegd, maar de weg naar dit bewustzijn (meer dan een oppervlakkig idee) is vaak moeilijk en soms pijnlijk en wordt daarom door velen niet begaan. Niettemin blijft de behoefte aan een eigen identiteit en dan wordt die vaak oppervlakkiger bevredigd. We zijn in feite weliswaar allemaal gelijk, maar toch ook uniek. Het is als met onze vingerafdruk en onze iris: geen twee vingerafdrukken of irissen ter wereld zijn aan elkaar gelijk (maar we hebben wel allemaal een vinger en een oog – afgezien van ernstige beschadigen natuurlijk). Het is eenvoudiger onze identiteit te ontlenen aan ons uniek zijn, dan aan onze kern. We kunnen ons uniek zijn makkelijker aanvoelen, en vatten dat samen in onze naam, of in de manier we waarop we denken of ons gedragen. We zijn er van nature van overtuigd dat we uniek zijn.

We kunnen deze beide identiteiten, die ontleend aan eenheid en aan ons uniek zijn mooi combineren in het zinnetje, uitgesproken of gedacht tegenover de ander: “Ik ben anders dan jij, maar niet echt”. Dat impliceert overigens dat de eenheidsidentiteit fundamenteler is dan de uniciteit.

So far so good. Maar als we in een groep functioneren – een natie, een organisatie, een gemeenschap, een volk, een familie – hebben we aan deze individuele identiteiten niet genoeg. Want een groep kan niet goed functioneren zonder een collectieve identiteit, samengevat in het woordje ‘wij’. Zonder die groepsidentiteit is het ontwikkelen van een gedeelde doelstelling en activiteit vrijwel onmogelijk. De eenheidsidentiteit kan niet goed dienen als collectieve identiteit, want die onderscheidt de groep niet voldoende van de buitenwereld. En dat onderscheid is wel nodig omdat we voor een gevoel van veiligheid allemaal tot een duidelijk af te bakenen groep willen behoren. Die behoefte aan veiligheid is een oeroude levensbehoefte, nog uit de tijd daterend dat we in stammen leefden. Zonder de groep waren we ten dode opgeschreven. Dat anderzijds uniciteit zich niet tot een groepsidentiteit kan ontwikkelen ligt in het begrip zelf besloten.

Om in de behoefte aan groepsidentiteit te voorzien kiezen de leiders van de groep vaak voor de gemakkelijkste weg, en dat is je als groep af te zetten tegen andere groepen. Wij maken dan onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’. Dit onderscheid wordt dan overgenomen door de leden van de groep. Dit fenomeen van ‘ingroup-outgroup attitudes’ is bij mijn weten voor het eerst diepgaand geanalyseerd door Gordon W. Allport (The Nature of Prejudice, 1954). Op de deels schadelijke effecten van dit verschijnsel, dat in vrijwel elke groep voorkomt, ga ik in het volgende blog nader in. Wordt vervolgd.

Blij-moedig.

Mijn vorige blog eindigde ik met mijn voornemen om mijn 80e verjaardag aandachtig en in blijmoedigheid door te brengen. Dat kostte me weinig moeite, want ik had een symposium georganiseerd met als titel: Hoe blijmoedig te leven in een hachelijke wereld, en daarvoor sprekers uit te nodigen van wie ik wist dat ze een mooie voordacht konden houden. En dat deden ze. Bovendien was er een musicus die samen met de zaal ontroerende muziek tot klinken bracht.

Graag vat ik hieronder nog eens samen wat voor mij de belangrijkste conclusies waren van het symposium.

  1. Als we het over een hachelijke wereld hebben kan het gaan over moeilijkheden in ons persoonlijk leven, maar ook over de samenleving als geheel. Dan denken we al gauw aan de klimaat problematiek, die door de traagheid van de processen eigenlijk niet meer op te lossen is.  We zijn het kantelpunt voorbij. Dat wil niet zeggen dat het niet goed is om klimaatbewust te leven en handelen – dat is op zichzelf al waardevol. Doen wat ons hart en onze hand te doen vinden, geeft ons hoop, ongeacht het resultaat.
  2. Naast het klimaatprobleem is het wereldvoedselprobleem bedreigend. Het ontstaat door drie factoren: we gaan onzorgvuldig, om niet te zeggen roekeloos, met de aarde om, we zijn met te velen op deze aarde, en de klimaatverandering doet de rest. Ook dit probleem is moeilijk op te lossen. De deskundigen zijn het er niet over eens of het überhaupt kan.
  3. Dit zo zijnde vergt het moed om blij-moedig te leven. Je kunt niet blij zijn door de situatie te ontkennen of te verdoezelen. Maar je kunt je in het bewustzijn daarvan wel richten op de schoonheid en de liefde in jezelf en de wereld. Daar worden we blij van.
  4. We kunnen het klimaatprobleem dan wel niet oplossen, maar we kunnen wel gaan voor een wereld waarin verbinding tussen mensen, tussen mensen en de andere dieren en de overige natuur centraal komt te staan. Ik zelf zou zeggen: waarin de heiligheid van het leven een kernwaarde is.
  5. Als we praten over verbinding, dan gaat het niet alleen over de horizontale verbinding waarvan in het vorige punt sprake was, maar ook over de verticale verbinding met de aarde en de ‘hemel’. Of anders gezegd met de onzichtbare, niet fysieke wereld(en). Wie of wat dat is wordt door iedereen weer anders ingevuld, dat bleek ook op het symposium. De verticale verbinding is even belangrijk voor ons persoonlijke en collectieve heil als de horizontale verbinding. Op het kruispunt van de verticale en de horizontale verbinding (zie de afbeelding hieronder) ligt ons hart, zodat we dan allemaal een ‘warrior of the heart’ kunnen worden en blij-moedig kunnen leven.
  6. En tenslotte: wonderen bestaan; op individueel niveau en op gemeenschappelijk niveau.  Uiteindelijk kunnen we de toekomst niet kennen. Dus wat er daadwerkelijk gaat gebeuren: we weten het niet. Misschien is het niet de bedoeling (van wie?) dat de mensheid ten onder gaat. Misschien zullen we als mensheid niet fysiek overleven, maar misschien wel op geestelijk niveau. Wie zal het zeggen?          
De roos van liefde ontbloeit aan het rozenkruis

De nieuwe autoriteit.

In de periode van de Verlichting werden de tot dan toe bestaande autoriteiten – koning en adel, paus en kerk, bijgeloof, dogmatische stelsels – een voor een onderuit gehaald. Eén autoriteit, gebaseerd op het het beroemde ‘Cogito ergo sum’ (Ik denk, dus ik besta) van Descartes, overleefde deze slachtpartij: de rede als innerlijke kracht van de mens. Gaandeweg werd deze rede echter beperkter opgevat dan de oorspronkelijke verlichtingsdenkers dat deden: als een rationele, cerebrale functie. Voor de grondleggers van de Verlichting – Descartes, Spinoza, Locke, Hume, Leibniz, Rousseau, Voltaire, Kant – was de rede meer iets als het gezonde verstand, het redelijk denken, en omvatte de rede ook een intuïtief en een gevoelsaspect. Toen dit wegviel bleef echter één autoriteit overeind staan: die van de moderne, empirische wetenschap.

Met het postmodernisme is echter ook deze laatste autoriteit gesloopt. In het postmodernisme is alleen maar waar wat ieder individu persoonlijk vindt. Dat geldt helaas niet alleen voor meningen, normen, waarden en opvattingen, maar ook voor feiten. Een interessant voorbeeld hiervan is dat bij de klimaattafels, waaruit het klimaatbeleid zou moeten voortkomen, geen wetenschappers mochten aanzitten. De (toegepaste) wetenschap is dan ook bij het opstellen van het klimaatbeleid volledig genegeerd. Het effect is uiteraard dat er een aantal maatregelen zijn voorgesteld die waarschijnlijk niet uitvoerbaar zijn (Terzijde: Dat geldt voor veel meer aspecten van het overheidsbeleid). Enkele voorbeelden: Het overhaaste besluit om Nederlandse huishoudens niet langer te laten stoken op aardgas. Dat heeft alleen maar zin als alle electriciteit waarmee dan gekookt en gestookt wordt groen is, maar dat is voorlopig nog lang niet het geval. Een ander voorbeeld: de subsidies op electrisch rijden. Ook daarvoor is de groene stroom nog onvoldoende beschikbaar, nog afgezien van het probleem dat de capaciteit van het electriciteitsnet nog jarenlang onvoldoende zal zijn om aan alle vraag te voldoen (denk ook aan de stroomvraag van datacentra). Ook zal er wereldwijd zo’n grote vraag zijn naar electrische auto’s, dat de benodigde grondstoffen voor accu’s zeer schaars zullen worden en wellicht zelfs helemaal niet meer te verkrijgen zijn (of door China zijn opgekocht). Om werkelijk binnen 30 jaar te komen tot een totale energietransitie zijn veel drastischer maatregelen nodig op het gebied van energieopwekking en – opslag. Ben benieuwd wat Europa daarvan gaat bakken onder leiding van Van der Leyen en Timmermans.

Als alle oude autoriteiten verdwenen zijn, bij welke autoriteit moeten we dan te rade gaan? Het zal de lezers van dit blog niet verbazen dat ik daarvoor als enig alternatief onze innerlijke autoriteit zie. Als we de moed hebben om bij onszelf te rade te gaan, dan zullen we ons wellicht niet laten belemmeren door onze gevoelens van angst, onzekerheid en machteloosheid. Dan zullen we de moed vinden de realiteit onder ogen te zien, overdreven pessimisme en optimisme te vermijden en te blijven kijken. Dan zullen we tot de ontdekking komen dat er op collectief niveau krachtige maatregelen nodig zijn, waarvoor we allemaal zullen moeten inleveren. Misschien kunnen we het dan ook eens worden over een gedeelde waarde die ten grondslag zou kunnen liggen aan die maatregelen; bijvoorbeeld de ‘heiligheid van (al) het leven’. Als dit proces niet alleen bij ‘progressieve’ of ‘linkse’ denkers plaats zou kunnen vinden, maar bij een groot deel van de bevolking, dan zal de politiek dat moeten volgen (dat heet draagvlak!). Daarbij zouden de media een belangrijke rol kunnen spelen. En ook het onderwijs kan bij uitstek de wegbereider zijn voor een hoopvolle toekomst; dan wordt het meteen wat minder saai.

Bron: Wikipedia

De schaamte niet voorbij. . .*)

In 1968 hadden de Rolling Stones een concert geboekt in Praag, dat op ruwe wijze werd gecancelled door het neerslaan van de Praagse Lente . Toen sprak Mick Jagger de gedenkwaardige woorden: Wij komen hier terug als de vrijheid is hersteld, en dan spelen we voor niets. Dat gebeurde in 1990, en ik was daarbij. Ik was daar met mijn zoon en mijn Tsjechische collega en gastheer, en in de front loge van het gigantische stadion zat toen glunderend president Havel. Mijn Tsjechische vriend zei toen met ontroering in zijn stem: “Voor het eerst sinds jaren kan ik trots zijn op mijn president.” Die woorden raakten me diep.

Sindsdien besef ik hoe belangrijk het is dat we met respect kunnen kijken naar de personen aan wie de leiding van ons land toevertrouwen. Als we dat allemaal zouden kunnen, zijn moeilijke discusies over identiteit en de betekenis van onze nationaliteit niet meer nodig. Respect hoeft geen idolatie te zijn, integendeel: werkelijk respect is gebaseerd op gelijkwaardigheid en waardering. Voor onze huidige regering (en vele daaraan voorafgaande) heb ik allerminst respect. In tegendeel: ik schaam me te wonen in een land waarvan de regering

  • de logische consequenties van de oorlogsvoering waarin we ons willens en wetens begeven verdoezelt, namelijk dat er burgerslachtoffers vallen, en vervolgens geen behoorlijke compensatie aanbiedt aan nabestaanden van burgerslachtoffers, en overigens veteranen met ptss regelmatig in de kou laat staan,
  • verantwoordelijk is voor een belastingdienst onder leiding van hogere ambtenaren die te kwader trouw negenduizend(!) mensen gedupeerd hebben, sommigen zo ernstig dat hun leven ontwricht raakt, en die bij herhaling geprobeerd heeft de zaak te bagatelliseren – tot op de huidige dag,
  • nu al vijf jaren geen behoorlijke regeling treft met de slachtoffers van de Groningse gaswinning, waardoor eveneens duizenden levens ontwricht raken,
  • oneerlijk is tegenover de boeren, al jarenlang, over de noodzaak van een transitie in de landbouw,
  • voortdurend taken over de schutting gooit bij gemeenten zonder daar extra geld voor te geven (soms zelfs tegelijkertijd te bezuinigen), en toch te eisen dat die taken perfect worden uitgevoerd,
  • idem voor wat betreft politie en defensie,
  • gezorgd heeft dat we op het gebied van de energietransitie en de verduurzaming van de samenleving hopeloos achter lopen in Europa,
  • niets wezenlijks heeft gedaan aan de kloof tussen arm en rijk – in tegendeel die heeft laten verdiepen en verbreden,
  • al sinds 2015 weet heeft van de stikstofproblematiek maar daar toen niets aan heeft gedaan, en nu hulpeloos met de pootjes in de lucht gaat liggen en spreekt van overmacht,
  • het meest inhumane en harteloze asielbeleid heeft van Europa,
  • consequent onze rol in ons koloniale verleden verdoezelt – slavernij, uitbuiting, politionele acties – of afkoopt met halflslachtige compensaties,
  • in feite door haar economische politiek ook heden ten dage bijdraagt tot uitbuiting van honderden miljoenen, misschien wel miljarden, over de hele wereld,
  • bevorderd heeft – en nog steeds toelaat! – dat bijna de helft van de wereldwijde  nepinvesteringen naar de belastingparadijzen Nederland en Luxemburg gaat, en dat Nederland nog steeds op grote schaal belastingontwijking en witwassen binnen zijn grenzen toelaat,

enzovoort. Ik kan nog moeiteloos doorgaan, maar dan wordt dit blog te lang, en u kunt die lijst natuurlijk zelf wel verder aanvullen. We hebben een leugenachtige, hardvochtige en lakse regering die we zelf kiezen – al decennia. Elk van bovenstaande voorbeelden vormt wat mij betreft voldoende reden voor een regering, of minstens een minister om af te treden, maar uit angst om de volgende verkiezingen te verliezen gebeurt dat uiterst zelden. En als het al gebeurt gaat het meestal nog niet eens over de kern van de zaak, maar over een miezerig detail zoals een verdwenen bonnetje. Het belang van het eigen hachje gaat altijd boven welk nobel politiek doel dan ook. Hoezo democratie?

Kun je je schamen over handelingen waarvoor je geen directe verantwoordelijkheid hebt? Ik in elk geval wel. Noem het plaatsvervangende schaamte, maar het is wel degelijk een persoonlijk gevoel, en ik word er kwaad en droevig van. Ik moet mijn trots dan maar ontlenen aan het Nederlands (vrouwen)elftal, de Nederlandse klassieke orkesten of dansgezelschappen, en zo meer.

Kennelijk heb ik – hoe primitief! – toch behoefte aan een nationale identiteit. Ik denk dat ik dit deel met zeer velen in deze samenleving, en het gemis daaraan zou wel eens een reden kunnen zijn van het wantrouwen tegenover de politiek en de woede in de samenleving.

*) Ik heb eerder over schaamte geschreven in mijn blogs in 2017 (1, 6 en 23 november), 2018 (7 feb.) en 2019 (11 juli)

Een gebed voor Gaia.

Voor de ouderen onder ons: herinner je je nog de campagne van de overheid voor zuiniger omgaan met energie en grondstoffen, met een iconisch plaatje dat leek op de afbeelding hierboven. Dat was naar ik meen in de 70-er jaren. Die campagne heeft alleen een marginaal effect gehad. Nu is de tijd aangebroken waarop delen van de wereld daadwerkelijk onleefbaar worden. Daarbij denken we vaak in de eerste plaats aan gebieden die overstromen of in zee verdwijnen, of aan gebieden die geteisterd worden door cyclonen of extreme droogte. De gebieden die echter eveneens onbewoonbaar worden zijn de gebieden van de extreme bosbranden: Amazonegebied, New South Wales en Queensland en Australië, Siberië en Californië (de vijfde economie ter wereld en eens het paradijs op aarde!). Met name in Californië dreigt de toestand onhoudbaar te worden, de voorsteden van San Francisco en Los Angeles worden nu rechtstreeks bedreigd.

Anders dan bij regionale droogtes en overstromingen bedreigen deze bosbranden het aardse ecosysteem als geheel. De massale branden verslechteren de luchtkwaliteit, voorshands voornamelijk door extra CO2 uitstoot, maar wellicht ook in de toekomst door een algehele verstoring van de atmosferische omstandigheden. Spraken mijn collega’s en ik in 2008 nog over “de Aarde heeft koorts’, thans zou ik eerder spreken van “Gaia – het fysisch-biologische ecosysteem waarvan we allen deel uitmaken – is gevaarlijk ziek’. De helft van haar organen (ecosystemen) zijn aangetast (Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (Intergovernmental science-policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services, of kortweg het IPBES, rapport 2019).

Dit is waarom ik iedere avond bid voor de genezing van de aarde. Met dit publiekelijk te verklaren neem ik een risico, want het overgrote deel van het ‘weldenkende’ deel van ons volk vindt bidden niet meer van deze tijd. Het past bij bijgeloof en primitief magisch denken. Ik denk daar persoonlijk anders over. Misschien moet ik even uitleggen wat ik onder bidden versta. Met bidden voor genezing (healing prayer) doe ik twee dingen: ik richt mijn eigen genezende kracht (die ik ontleen aan de kosmos en de aarde (sommigen zouden zeggen aan God en de Aarde) op een gekozen persoon of organisme (in dit geval Gaia), en ik laat mijn bezorgdheid zien aan de identiteiten in de onzichtbare werelden, wie of wat dat ook mogen zijn, in de hoop dat zij ons te hulp komen. Baat het niet dan schaadt het niet, maar persoonlijk geloof ik in de heilzame werking van dit soort gebeden. Misschien mag ik een uitspraak van Judy McAllister in herinnering brengen die ik een paar weken geleden in deze blogs citeerde: Stel dat jouw hart of verstand nu juist de cruciale druppel kan leveren die maakt dat het vat van de collectieve wil overstroomt. Dan is alles mogelijk.