Categoriearchief: Mens en samenleving

Van de ‘elite’ moeten we het niet hebben.

In mijn vorige blogs beschreef ik dat de godsdiensten en het humanisme er niet in geslaagd zijn een waardige wereld te scheppen, en dat het niet waarschijnlijk is dat dit in de nabije toekomst wel gaat gebeuren. Volgens Frits Bosch, gezaghebbend econoom  en auteur van ‘Wereld op een keerpunt -waarheen?’ moeten we dat ook niet verwachten van de ‘Nederlandse elite: mensen die zaken naar hun hand kunnen zetten in de netwerk-, informatie- en dienstenmaatschappij.’ (citaat uit Het Parool van 20 augustus). Van de grote maatschappelijke problemen – verminderde samenhang in de samenleving, verminderend vertrouwen in de democratie, vluchtelingenprobleem, klimaat probleem, enzovoorts; u weet het zelf wel – ‘maakt de elite  deel uit door ze te ontkennen. Het gaat geweldig goed met Nederland, althans in economische zin. Maar: “It’s not the economy, stupid!” ‘, aldus Frits Bosch in hetzelfde artikel. Hij komt tot deze conclusie nadat hij, om inzicht te krijgen in hun gedachtenwereld, had gesproken met mensen van serviceclubs, de pers, de financiële wereld, het midden- en kleinbedrijf en wetenschappers. Daarnaast sprak hij met ‘de gewone man’ en met allochtonen.

(Terzijde: ook de vrijmetselarij, die vrijwel dezelfde waarden en doelstellingen koestert als het humanisme, en die in het verleden een grote bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van de democratie, laat het afweten).

Vanwaar moet de genezing van onze wereld dan wel komen? In de eerste plaats natuurlijk van onszelf. Ik citeer hier graag Caroline Myss (salon-archief): bewustwording, spirituele ontwikkeling bestaat niet alleen uit jezelf leren kennen, maar is een combinatie van vier processen:

  1. De beslissing om jezelf diep, eerlijk, naar waarheid te leren kennen.
  2. De keuze om een ​​intieme en ervaringsgerichte relatie met het goddelijke aan te gaan, door je intellectuele raamwerk opzij te schuiven over wat je “denkt” of “gelooft” dat God is. Ideeën zijn zinloos. Het zijn illusies. Ervaring is veel belangrijker.
  3. De keuze om je op een positieve manier in te zetten voor acties die de wereld om je heen direct beïnvloeden, om buiten jezelf te treden.
  4. Je realiseren dat al je keuzes invloed hebben op de gemeenschap van mensen om je heen, net als op jezelf.

En wat de tweede bron van genezing van onze wereld betreft, daar ben ik veel onzekerder over. Misschien moeten we open staan voor hulp van en samenwerking met de ‘unseen world’, zoals ze dat in Findhorn (https://www.findhorn.org) noemen: de wereld van ‘deva’s’, engelen, ‘nature spirits’ en zo meer. Bestaat die wereld? Ik geloof van wel, maar heb er weinig directe ervaring mee. Daarom ga ik de komende week een online conferentie bij Findhorn volgen: Co-creativity; shaping our future with the unseen worlds. Misschien weet ik na afloop wat meer. Ik houd u op de hoogte.

Van een ding ben ik echter overtuigd: ook de entiteiten uit de unseen world kunnen niets beginnen zonder onze eigen inzet. Op ons komt het aan, zoals we in de vrijmetselarij zeggen.

In verband met de conferentie schrijf ik volgende week geen blog. Daarna hoort u van mij.

Hoe nu verder?

In mijn vorige blog vroeg ik me af waarom het humanisme niet in staat is gebleken een dam op te werpen tegen nihilisme, racisme, populisme en nationalisme. Ik zie hiervoor een aantal redenen, en beperk me daarbij tot de situatie in Nederland (van andere landen weet ik onvoldoende af).

In de eerste plaats heeft het humanisme in Nederland zich onder invloed van het Humanistisch Verbond  (HV) sterk rationalistisch ontwikkeld. Daarmee spreekt het minder tot het hart, en voldoet het niet aan de behoeften van diegenen die niet gewend zijn aan redeneren en analyseren.

In de tweede plaats is het HV er niet in geslaagd een plek van veiligheid en geborgenheid te bieden voor diegenen die door de het wegvallen van de vooroorlogse structuren en de verzakelijking van de werkomstandigheden geïsoleerd in de wereld zijn komen te staan. Dat hangt samen met het eerste punt: de bijeenkomsten van het Verbond zijn voor grote groepen mensen te intellectualistisch. Ook mist het HV rituelen, die tot verdieping en verbinding zouden kunnen leiden.

In de derde plaats is het Nederlandse humanisme (en zelfs het internationale humanisme) sterk beïnvloed door de uitgangspunten (de zogenaamde postulaten) van Jaap van Praag (medeoprichter en jarenlang voorzitter van het HV). Die vindt men op de website van het Humanistisch Verbond. Het zijn vijf stellingen over het wezen van de mens, en vijf stellingen over de aard van de werkelijkheid. Hier zijn ze in beknopte samenvatting: De mens is volgens de postulaten van Van Praag: natuurlijk (in plaats van bovennatuurlijk), verbonden (in plaats van geïsoleerd), gelijk (in plaats van ongelijk), vrij (in plaats van onvrij), redelijk (in plaats van onredelijk). In het wereldbeeld van Van Praag is de wereld: ervaarbaar (in plaats van gedacht), bestaand (in plaats van een verschijning), volledig (in plaats van onvolledig of verwijzend naar iets anders), toevallig (in plaats van bedoeld) en dynamisch (in plaats van onveranderlijk). Deze stellingen zijn zeer interessant en het overdenken waard, maar ze spreken niet iedereen aan. Met name de stellingen  over het redelijke karakter van de mens, en over de volledigheid en de toevalligheid van de ervaarbare wereld roepen vragen op.

In de vierde plaats mist het humanisme een concrete visie op waar we met zijn allen naar toe zouden moeten gaan. Er zijn wel humanistische idealen die voortvloeien uit de humanistische waarden: verantwoordelijkheid voor de medemens, de samenleving en de natuur; rechtvaardigheid, verdraagzaamheid en persoonlijke vrijheid. Maar die waarden zijn niet vertaald in een concrete visie die grote groepen mensen aanspreekt. En daarmee heeft het humanisme ook geen slogan die mensen in beweging brengt.

En tenslotte: het humanisme in Nederland heeft niet een leider voortgebracht die in staat was de brede massa te bereiken en in beweging te brengen. Van Praag, die jarenlang gezichtsbepalend was voor het Nederlandse humanisme, heeft samen met anderen veel tot stand gebracht: met name de emancipatie van de buitenkerkelijken. Hij heeft vele mensen geïnspireerd, is persoonlijk veel mensen tot steun geweest en heeft een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van geestelijke verzorging en humanistische vorming. Maar een leider die grote volksmassa’s aansprak, zoals bij ons Den Uijl en in America Obama,  is hij niet geweest.

Het naoorlogs humanisme, hoe beloftevol ook, heeft zijn eigen doelstelling (nog) niet gehaald. Hoe nu verder? Het stelt diegenen die met de humanistische waarden en doelstellingen sympathiseren voor een interessante uitdaging: wat nu? Wordt vervolgd.

 

 

 

De onzichtbaarheid van het humanisme

We slagen er als mensheid maar niet in om een waardige wereld te scheppen: een wereld waarin de menselijke waardigheid en de waarde van de aarde en alles wat er op leeft centraal staat, en die daarom respect verdient. Dat is merkwaardig omdat vrijwel alle godsdiensten en spirituele tradities een dergelijke wereld in enigerlei vorm pretenderen na te streven, en deze religies de menselijke cultuur eeuwenlang hebben gedomineerd. In de 20e eeuw hebben twee ideologieën deze functie tijdelijk overgenomen: het communisme en het fascisme, maar zoals we weten hebben zij eveneens gefaald. Ook het kapitalisme, met name in het bedrijfsleven, heeft een poging gewaagd een inspirerend toekomstbeeld te scheppen, maar ook dat loopt nu op een fiasco uit.  In deze godsdiensten, tradities en ideologieën is met grote overgave geloofd, maar dat heeft niet mogen baten.

In het Westen (maar misschien ook elders – dat weet ik niet zo precies) is in al deze ‘geloofssystemen’ de klad gekomen. Een toenemende menigte gelooft eigenijk nergens meer in, zoals ik in het vorige blog al zei. Ik liet daar ook zien wat daarvan het gevaar is. En zoals ik daar al noemde, is als reactie daarop na de tweede wereldoorlog hier het Humanistisch Verbond opgericht, met als uitdrukkelijk doel de leegte die door dit ‘nihilisme’ is ontstaan op te vullen. Maar daarin is het uiteindelijk niet geslaagd, althans niet voor de overgrote meerderheid der ongelovigen. Ik heb me afgevraagd hoe dat komt, omdat ik op grond van mijn praktijkervaring meen te weten dat er wel een grote behoefte is aan zingeving. En zonder een zeker geloof is het bijna onmogelijk aan dit leven zin te geven.

Je hoort vandaag de dag weer meer over humanisme spreken, maar dat is vooral in het kader van het transhumanisme: een filosofie die gelooft dat het mogelijk en wenselijk is dat de mens met behulp van moderne technologie, zoals bijvoorbeeld nanotechnologie en kunstmatige intelligentie, zich zelf overstijgt. Maar of dat nu gaat leiden tot een waardige wereld is allerminst zeker. Het transhumanisme geeft daar geen antwoord op.

Maar laten we terugkeren tot de bron: het modern humanisme. Waarom is het (nog) niet in staat gebleken om ons te leiden naar een waardige wereld? Waarom is het geen massabeweging geworden, die onze leiders zou opstuwen op de weg naar die wereld? Niet een beetje rommelend in de marge, zoals nu, maar echte stappen makend? Waarom?

In mijn volgende blog ga ik nader op die vragen in.

‘Openlijk zult gij uw volksgenoten terechtwijzen.’ (Lev, 19:17).

Een tiental jaar ben ik lid geweest van de Hervormde Kerk, maar die heb ik rond mijn vijftigste weer verlaten. Ik kon me toen toch niet vinden in de dogmatische trekjes en gevoelens van superioriteit die zelfs in het vrijzinnige gedeelte van de kerk aanwezig waren, en ook niet in het onvoorwaardelijk partij kiezen voor de staat Israël in het Israëlisch-Palestijnse conflict. Maar wel heb ik me in mijn werkzame leven altijd sterk laten inspireren door de bijbel – ook nu nog, ook al neem ik de bijbel niet letterlijk van kaft tot kaft, en staan er ook veel zaken in die mij de wenkbrauwen doen fronsen.

Zo heb ik mijn werk altijd veel aandacht gegeven aan de instructie van Mattheus om niet over een medemens te oordelen. Ook in mijn privé-leven heb ik daar steeds naar gestreefd – met wisselend succes. Maar ik kom daar nu tot op zekere hoogte op terug.

Over een ander oordelen loopt al gauw uit op de ander (subtiel) veroordelen, of ons boven de ander opstellen. Daarmee is de horizontaliteit  uit de relatie verdwenen en is verbinding moeilijk geworden. Maar we keuren natuurlijk niet elk gedrag van alle anderen goed. Ik redde me daar altijd uit door onderscheid te maken tussen de persoon en zijn/haar gedrag. Over gedrag kon en mocht je oordelen, maar het wezen van de persoon zou daar dan buiten kunnen staan.

Maar dat vind ik bij nader inzien een gekunsteld onderscheid, met name als je afkeuring van het gedrag sterk is. In dat geval heb ik ook veel moeite met de intentie achter dat gedrag, en die kan ik eigenlijk niet los zien van de persoon. Als iemand op laatdunkende of denigrerende wijze reageert op mijn vegetariër zijn – wat me onlangs een paar keer is overkomen – keur ik zijn gedrag af, en heb ik wel degelijk ook gevoelens over die persoon. Ik heb dan een ingewikkelde psychologische redenering nodig om niet over hem of haar te oordelen. Dat geldt te meer als het gaat om intenties of handelingen die ik veel sterker afkeur, zoals de manier waarop er gescholden en gedreigd wordt op internet, of het domme en soms kwaadaardige gedrag van sommige politici of leiders in de wereld. Dan oordeel ik niet alleen; ik veroordeel die mensen ook.

Gelukkig brengt de bijbel opnieuw uitkomst. ‘Oordeel met een rechtvaardig oordeel’ (Joh. 7.24) of ‘Openlijk zult gij uw volksgenoten terechtwijzen.’ (Lev, 19:17). Vooral die laatste uitspraak (die vooraf gaat aan de beroemde uitspraak: ‘Gij zult u naaste liefhebben als uzelf’ is interessant: oordelen mag niet alleen, soms moet het zelfs. Dit roept natuurlijk weer allerlei nieuwe vragen op zoals: wanneer moet je oordelen en wanneer niet; wanneer  is een oordeel rechtvaardig, en wie bepaalt dat? Maar daarover een andere keer.

Wat is tijd?

Het is een heel gek gezicht als ik de mensen zie lopen, het lijkt net of ze allemaal verschrikkelijke haast hebben en bijna over hun eigen voeten struikelen. De fietsers, nou, dat tempo is helemaal niet bij te houden, ik kan niet eens zien wat voor een soort individu er op het vehikel zit.

Op dit citaat uit het dagboek van Anne Frank, die dit kon zien vanuit het achterhuis door een kier in het gordijn, stuitte ik tijdens de 4 mei herdenking. Deze waarneming dateert uit 1942, in het midden van de oorlog, en het is verbijsterend hoe actueel dit is en hoe goed het aansluit op mijn betoog van vorige week. Dat ging over tijd, maar wat is tijd?

Over deze vraag hebben geleerden zich al eeuwen lang gebogen. Een tijdlang werd gedacht dat tijd is te zien als een constante stroom, die één richting op stroomt. Vandaar ook de tweede wet van de thermodynamica, die luidt, kort door de bocht: de wanorde van elk gesloten systeem neemt toe in de tijd. Of anders gezegd: warmte stroomt altijd één kant op, van warm naar koud. Maar aan dit beeld werd door Einstein radicaal een einde gemaakt met zijn algemene relativiteitstheorie. Ruimte en tijd vormen een onverbrekelijk geheel, dat ontstaan is met het ontstaan van het heelal, en dat weefsel van de ruimtetijd is vervormbaar. Het kromt onder invloed van de zwaartekracht, en niet iedere gebeurtenis of handeling duurt overal even lang. Er bestaat in de kosmos geen gemeenschappelijk nu.  De tijd zou uiteindelijk zelfs circulair kunnen zijn, en het verschil tussen heden en verleden zou kunnen verdwijnen.

Dat helpt ons dus niet veel verder, als we de tijd echt willen begrijpen. Daarom ga ik te rade bij de spirituele tradities. En dan kom ik uiteindelijk uit bij de uitspaak: niets bestaat behalve het nu, en zelfs dat niet. Het verleden bestaat niet meer, en de toekomst bestaat nog niet. Maar zodra je het ‘nu’ gaat beschouwen, verdwijnt dat ook. Het is immers oneindig klein en kort, want zodra je er een zekere duur aan toekent bestaat het weer alleen uit verleden en toekomst, die dus niet bestaan. Begrijpt u het nog?

Omdat ook dit me niet helpt bij het begrijpen van de tijd neem ik mijn toevlucht tot de beproefde methoden van meditatie en een Zen-koan. De vraag is dan: wat is tijd? Door middel van de methodiek van de quantumsprong (https://www.quantumsprong.org) heb ik voor mezelf een antwoord op die vraag gevonden. En dat helpt me dan weer om beter met mijn tijd om te gaan. Graag wil ik eindigen met het volgende citaat uit Onder het melkwoud van Dylan Thomas:

Tijd gaat voorbij. Luister. Tijd gaat voorbij. Kom dichter nu.

Dat lijkt me een goede start voor het onderzoek naar tijd. Zelf neem ik nu de tijd voor vakantie, dus mijn eerstvolgende blog zal pas verschijnen in de eerste week van juni. Ik neem Het mysterie van de tijd van  Carlo Rovelli mee – dat schijnt een fantastisch goed boek te zijn. Dus misschien kom ik op dit onderwerp nog wel weer terug.

 

Due to holiday no blogs until the first week of June.

 

 

Tijd van leven.

Onlangs kreeg ik van mijn schoondochter het kinderboek Momo en de tijdspaarders van Michael Ende (de schrijver van het Oneindige Verhaal) omdat ik, zo dacht ze, daar wel geïnteresseerd zou zijn en daar wat mee zou kunnen op mijn blog. Daar had ze gelijk in, en dit blog is het eerste resultaat.

Het is een grappig, goed geschreven kinderboek dat al dateert uit 1973. Er is een musical en een film van gemaakt; toch kende ik het niet. Zoals ieder goed kinderboek is het ook heel leesbaar voor volwassenen. Het beschrijft hoe gewetenloze ‘zakenlieden’ een hele samenleving er toe brengen om tijd te (be)sparen, en deze daarmee vrijwel te gronde richten. Maar de kleine heldin Momo, het meisje dat goed luisteren kan, slaagt er in dit onheil uiteindelijk af te wenden.

Het is verbazend hoe actueel dit boek is. Ende  – al in in 1973! – schept een wereld die bedrieglijk veel lijkt op onze dolgedraaide samenleving. Tijd vervult daarin de rol van geld. Je kunt het sparen, net als geld. De ’tijdspaarders’ vormen een opmerkelijke metafoor voor diegenen die in onze wereld de woekerpolissen en ondeugdelijke beleggingsproducten aan de man en vrouw brachten (en in bepaalde vorm nog steeds brengen). Niemand heeft ergens meer tijd voor, en kilte neemt de plaats in van aandacht en warmte.

Hoewel dit boek helemaal geschreven is rondom het begrip ’tijd’, is tijd in dit boek dus een metafoor voor geld. Tijd is geld, zoals de zegswijze luidt. In onze neo-liberale consumptiemaatschappij  zijn we in een situatie terecht gekomen waar we, net als in het boek, veel tijd te kort komen. Onze materiële behoeften maken dat we  alles steeds efficiënter willen doen. Dat lukt ook, mede door de ontwikkelingen op IT gebied, maar we vullen de daardoor vrijgekomen tijd steeds met nieuwe activiteit, en hebben dien ten gevolge altijd haast. Haast wordt een houding, zelfs in situaties waarin we genoeg tijd tot onze beschikking hebben. Ik neem mijzelf als voorbeeld. Hoewel ik al een ‘oude van dag’  ben, en mijn dagen in zekere zin geteld zijn, heb ik niettemin tijd in overvloed ter beschikking. Ik zou dus geen tijdsdruk moeten voelen. Maar toch ben ik soms gehaast, en geërgerd als ik voor een stoplicht moet wachten. Of neem ik te weinig tijd als ik ergens op tijd moet zijn, waardoor ik in de stress kom – en alles langer duurt. Als ik gehaast ben trek ik bijvoorbeeld mijn schoenveter in de knoop, of probeer ik met twee benen in één broekspijp te komen. Ik kan ook moeilijk wachten, in een rij bijvoorbeeld. Ik ben een ongeduldig man. Dat is zeker een persoonlijke karaktertrek, maar ik zie deze processen toch ook vaak om me heen. Hoe dit zij, velen, zeer velen,  klagen over tijdtekort. In 1988 schreef ik hier al over:

Wij hebben altijd haast, en staan niet even stil, opdat onze ziel ons in kan halen. Wij hebben de kunst van het wachten verleerd. Zoals de I Tjing zegt:’Kracht laat zich gevaar niet overhaasten, maar neemt de tijd, terwijl zwakte erdoor in opwinding geraakt en het geduld verliest.’ En verderop: ‘ Het wachten in geen ijdel hopen, maar bevat de innerlijke zekerheid dat het doel bereikt zal worden.’ (5. Siu. Het wachten).

Tijd om eens wat dieper op dit begrip ’tijd’ in te gaan. Daarover meer in mijn volgende blog.

 

Sisiphos and the meaning of life.

You probably be acquainted with the ancient Greek myth of Sisiphos. As the legends say he founded Corinth and became its first king. “He promoted navigation and commerce but was avaricious and deceitful. He also killed travellers and guests, a violation of xenia which fell under Zeus”s domain. He took pleasure in these killings because they allowed him to maintain his iron-fisted rule.” If you want to read more about him I advise you to read https://en.wikipedia.org/wiki/Sisyphus . (Quotes in this and next paragraph are form this lemma).

“As a punishment for his trickery, King Sisyphus was made to endlessly roll a huge boulder up a steep hill. The maddening nature of the punishment was reserved for King Sisyphus due to his presumptuous belief that his cleverness surpassed that of Zeus himself. Zeus accordingly displayed his own cleverness by enchanting the boulder into rolling away from King Sisyphus before he reached the top, which ended up consigning Sisyphus to an eternity of useless efforts and unending frustration. Thus it came to pass that pointless or interminable activities are sometimes described as Sisyphean.”

Many authors wrote about him, seeing the metaphor with life itself: a continuous uphill struggle to no avail, especially when you want to make a difference. But there are essential differences between the labour of Sisiphos and the struggles in life. The first difference is that in life we have free choice. Most of the time we can choose if we want to make this effort or not, and even when fate hits us badly we always have the choice to resist or to surrender. Sisiphos doen’t have this choice – he is forced to give in (how? About this the myth is not clear). The second difference is that for Sisiphos nothing changes. Every time uphill, and during his descend downhill, his situation and his activity are absolutely the same. But in real life no uphill struggle is the same as the last one. Every activity we do is unique in itself, and never done by me or anyone else before in exact the same way. If I write a book, deliver a speech, write a blog, or even when I just say or do a tiny thing I can be sure that this is never an exact copy of earlier behavior, either by me or somebody else. Nor will it be copied exactly in the future. For example: as I write a book, hardly any idea in that book is new. Most are formulated ages before. But the pattern that I create with these ideas is new indeed and a unique expression of the unique me. And so it is with everything I do and say.

Also in real life the environment is changing constantly. That is not true for Sisiphos: his surroundings are every time exactly the same. It is as if time doesn’t exist. And finally: in real life every action has an effect. That is not so with the act of Sisiphos.

So my conclusion is that life never can be a Sisyphean labour. We can see it that way, but that then is a distortion of reality that undermines the idea that we can give meaning to our lives. With this concept I open a complete new subject, but that is for another time. So let us end here, with a quote of Joseph Campbell: Life is without meaning. You bring the meaning to it. The meaning of life is whatever you ascribe it to be. Being alive is the meaning. And so it is.

 

Disclaimer: I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker

Picture by Franz von Stuck

 

Invloed?

Er zijn nogal wat mensen die een beslissende invloed hebben gehad op mijn leven. Ik wil graag het idee hebben dat ik zelf mijn keuzes en beslissingen bepaal en bepaald heb; maar moet, als ik enige afstand neem en mijn leven overzie, toegeven dat dit maar zeer ten dele het geval is geweest. Mensen die voor mij richting bepalend zijn geweest, zijn onder meer de volgende: mijn ouders, mijn ex, Meadows/Meadows/Forrester (Club van Rome), Nadine Scott, Hans Kramer, Danaan Parry, Fritz Perls, Carien Everwijn, en waarschijnlijk nog enkele anderen die ik nu even over het hoofd zie. Als ik zeg: richting bepalend, dan bedoel ik dat ook echt: ze hebben me een weg doen inslaan die ik anders waarschijnlijk niet gegaan zou zijn.

Tot deze overweging kwam ik naar aanleiding van een column (ik weet helaas niet meer van wie) waarin de schrijver aan het eind van zijn leven tot de conclusie kwam dat zijn leven weinig verschil had gemaakt voor de wereld om hem heen. Hij had zich ingezet voor vele zaken die hem ter harte gingen, maar vroeg zich af of de wereld er ook maar enigszins anders zou hebben uitgezien als hij niet geleefd had, en zijn conclusie was dat dit waarschijnlijk niet het geval was. Hij citeerde bovendien een aantal bekende schrijvers en anderen, die zich eveneens met veel energie voor de samenleving hadden ingezet, en tot dezelfde conclusie kwamen. Een conclusie waarin ik me, wat mezelf betreft, ook heel goed kon vinden. Opvallend was overigens dat al deze mensen daar niet bijzonder ontmoedigd door werden, maar er eerder in een kalme acceptatie wel vrede mee hadden. Ook dat geldt voor mezelf.

Maar wacht even . . . als mensen op mij zo’n beslissende invloed hebben gehad, dan is het waarschijnlijk dat ik zelf ook invloed heb gehad. Bij nader inzien geloof ik dat ook wel, maar dat was de vraag niet. De vraag was: zou de wereld er ook maar enigszins anders hebben uitgezien als ik niet geleefd zou hebben (en mijn kinderen dus ook niet)? Dat geloof ik niet, en ik geloof al heel lang dat ‘mijn arbeid in het Westen’, om een vrijmetselaarsterm te gebruiken, weinig effect had. (Vaak wordt het modewoord ‘impact’ gebruikt – het is me een raadsel waarom we niet gewone Nederlandse woorden als effect, verschil of invloed gebruiken).

De vraag is dan: waarom doe je het dan? Waarom werk je aan of voor een betere samenleving? Het simpele antwoord is: omdat ik het niet laten kan. Het is een ‘innerlijke drang’ (weer een vrijmetselaarsterm), en door daar aan toe te geven vind ik vrede in mezelf. Ook is het een prachtige uitlaatklep voor gevoelens als verontwaardiging en woede, die ik daarom niet hoef op te kroppen en dan (verkapt) op meer negatieve wijze uit. En tenslotte: het voedt mijn hoop, en wie zou dat niet willen? Om met Vaclav Havel te spreken: Hoop is ergens voor werken omdat het goed is, niet . . . omdat het kans van slagen heeft. En daar houd ik het maar op.

 

 

Mannen en het klimaat

Dezer dagen werd ik geattendeerd op een YouTube bericht van Fox News: Tucker: Something ominous is happening to men in America:

https://www.youtube.com/watch?v=LrhHkQhglig&feature=share

Nu ben ik geen fan van het door de gebroeders Koch gefinancierde Fox News, maar Tucker staat wel bekend als een serieuze onderzoeksjournalist. Het filmpje laat zien hoe de mannelijke populatie in America op dramatische wijze in verval is geraakt, vergeleken met vrouwen. Dit is te zien op allerlei terreinen: onderwijs (meer uitval van jongens), gezondheid (kortere levensduur, obesitas, verminderde vruchtbaarheid), zelfs op het gebied van carrière – in tegenstelling tot wat op grond van onheldere statistieken algemeen gedacht wordt (ook in America). Het loont zeker de moeite dit filmpje even te bekijken: het is hilarisch als het niet ook zo ernstig was.

Men zegt dat wat in America gebeurt hier vijftig jaar later ook gebeurt. In die uitspaak zit veel waars, al is de termijn tegenwoordig veel korter – eerder tien jaar. Niet dat we America in ieder opzicht letterlijk imiteren, maar  in dit geval zie ik enkele trends die in dezelfde richting wijzen (zonder dit met cijfers hard te kunnen maken). Des te interessanter dat hier – en in Amerika- mannen nog steeds domineren in de samenleving.

Wat dat betreft vond ik de afgelopen campagne voor de  gemeenteraadsverkiezingen onthullend. Deze campagne werd gedomineerd door mannen, zowel lokaal als landelijk. Ik heb natuurlijk lang niet alles gezien, maar het geneuzel en gereutel, de scheldpartijen en de verdachtmakingen waren meestentijds niet om aan te zien en te horen. Van wat ik gezien heb vielen me eigenlijk maar vijf politici in gunstige zin op: Lilian Marijnisse, Barbara Kathmann (PvdA, Rotterdam), Kees van der Staaij, Jesse Klaver en Vincent Karremans (VVD Rotterdam). Zij waren volgens mij de enigen die persoonlijke betrokkenheid paarden aan fatsoen en helderheid van argumenten met een hoog waarheidsgehalte. (Ik kan natuurlijk enkelen over het hoofd hebben gezien). Toch nog drie mannen – dus we hoeven niet te wanhopen.

Opvallend afwezig in de debatten was de klimaat problematiek, terwijl dat toch de grootste uitdaging is waar onze samenleving voor staat en gemeenten heel veel kunnen doen op dat gebied. Ten dele ligt dat aan de media. Zo vond bijvoorbeeld de NOS het niet nodig dat thema in het slotdebat te agenderen. Voor de NOS redactie bestaat het probleem kennelijk niet. Merkwaardig. Overigens zijn de enige partijen die een ruime voldoende scoren (B op een schaal van A – F; vergelijk het energielabel) op hun klimaatbeleid GroenLinks en de Partij voor de Dieren; zie https://kiesklimaat.nl/location/Amsterdam voor Amsterdam. Landelijk komt daar de ChristenUnie bij:  https://kiesklimaat.nl/milieukeur_partijen. Die partijen hebben het goed gedaan; dat geeft de burger moed. Ben benieuwd wat u gestemd hebt.

En wat de mannen betreft: de enige conclusie kan zijn dat we het zouden kunnen doen met een samenleving zonder mannen. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van de voortplanting (zie mijn blog van 15 februari) zijn ze daar in elk geval niet meer voor nodig. Maar ik vermoed dat het manlijk geslacht toch nog te taai is om onmiddellijk uit te sterven. En eerlijk is eerlijk, een samenleving met mannen EN vrouwen lijkt me leuker dan een met alleen vrouwen.

De Übermensch is in aantocht.

Drie technologieën staan op het punt de menselijke voortplanting revolutionair te veranderen, zo lees ik in een artikel in De Groene Amsterdammer*). Dat zijn de volgende:

  • De productie van kunstmatige zaad- en eicellen (in-vitrogametogenese of IVG)
  • Het wijzigen van het DNA van embryo’s door middel van human gene editing (HGE) voorafgegaan door pre-implantatie genetische diagnostiek (PGD), en
  • Celkerntransplantatie.

In het eerste geval worden zaad- en eicellen in het lab opgekweekt uit gewone, niet geslachtelijke cellen, bijvoorbeeld huidcellen. Het geslacht van de huidcel donor is niet van belang: mannelijke personen kunnen eicellen produceren en vrouwen zaadcellen. Daarmee kunnen dus eindeloos embryo’s worden geproduceerd zonder dat daar enige geslachtelijke vereniging aan te pas komt: eicellen kunnen namelijk bevrucht worden met zaadcellen van dezelfde persoon. Deze techniek is nog niet operationeel, maar zal dat waarschijnlijk binnen twintig jaar wel zijn. Deze techniek gecombineerd met IVF maken allerlei vormen van voorplanting mogelijk, zoals solo-voortplanting, meer-ouder voorplanting, of voorplanting onafhankelijk van leeftijd. Op den duur is wellicht zelfs geen baarmoeder meer nodig.

In het tweede geval worden genen in het embryo vervangen of verwijderd. Deze techniek is al wel operationeel, en wordt gebruikt om genen die ernstige ziekten veroorzaken te verwijderen. Maar de techniek kan ook gebruikt worden om gewenste eigenschappen toe te voegen (moderne eugenetica). Zo zullen wensouders in de toekomst een embryo met gewenste eigenschappen op bestelling geleverd kunnen krijgen. Het kan zo gedaan worden dat de gewenste eigenschappen ook doorwerken in het nageslacht van het volwassen geworden embryo (kiembaan modificatie). Dit is overigens nu nog in de meeste landen en verschillende internationale verdragen verboden.

In het derde geval gaat het strikt genomen juist niet om een transplantatie in de celkern, maar om een transplantatie in het mitochondrion, de energiecentrale van de cel. Deze transplantatie wordt altijd doorgegeven aan het nageslacht. Ook hier is het doel het vermijden van ziekten. Een effect kan zijn dat het kind verwant kan zijn aan meer dan twee ouders.

Dit was een lange uitleg om aan te tonen dat in de nabije toekomst het construeren van elke gewenste baby en elke gewenste voorplantingsvorm mogelijk is, ja zelfs dat we in staat zullen zijn het menselijk genoom structureel te veranderen. De ervaring leert dat als de mensheid iets uitvindt, het dan ook altijd toegepast wordt. Als deze toepassing aan beperkingen wordt onderworpen door regulering, dan zal die regulering altijd worden ontdoken, zo wijst het verleden uit.

Ik vind dit een griezelig vooruitzicht, en ben blij dat ik het zelf niet meer hoef mee te maken. Aanvankelijk zullen deze technieken met de beste bedoelingen (het uitbannen van ziekte, het bevorderen van het menselijk welzijn) worden toegepast. Het laat zich raden dat deze technieken commercieel zullen worden uitgebuit (embryo’s en kinderen worden consumptiegoederen!), en dat er ook (crimineel) misbruik van zal worden gemaakt. Gezien de kosten zullen deze technieken alleen toegepast kunnen worden door de welgestelden, en zodoende de kloof tussen rijk en arm bestendigen en verdiepen. Het allergrootste gevaar acht ik echter, dat gesleutel aan het menselijk genoom tot onvoorziene gevolgen zal kunnen leiden (zoals met alle nieuwe technieken altijd het geval is). Je moet er niet aan denken dat deze technologie gecombineerd gaat worden met het implanteren van chips in de hersenen die verbonden zijn met kunstmatige intelligentie.**) Dan zijn de gevolgen niet meer te overzien.

Het verbaast me dat hier niet meer over wordt gesproken en dat er niet groot alarm wordt geslagen. Maar misschien zie ik het allemaal (weer) te pessimistisch. Wat denkt u? Kan dit worden tegengehouden, of is dat helemaal niet nodig?

 

*) Britta van Beers in De Groene Amsterdammer, 8 februari 2008.

**) Zie mijn blog van 4 januari