Categoriearchief: Mens en samenleving

Mannen en het klimaat

Dezer dagen werd ik geattendeerd op een YouTube bericht van Fox News: Tucker: Something ominous is happening to men in America:

https://www.youtube.com/watch?v=LrhHkQhglig&feature=share

Nu ben ik geen fan van het door de gebroeders Koch gefinancierde Fox News, maar Tucker staat wel bekend als een serieuze onderzoeksjournalist. Het filmpje laat zien hoe de mannelijke populatie in America op dramatische wijze in verval is geraakt, vergeleken met vrouwen. Dit is te zien op allerlei terreinen: onderwijs (meer uitval van jongens), gezondheid (kortere levensduur, obesitas, verminderde vruchtbaarheid), zelfs op het gebied van carrière – in tegenstelling tot wat op grond van onheldere statistieken algemeen gedacht wordt (ook in America). Het loont zeker de moeite dit filmpje even te bekijken: het is hilarisch als het niet ook zo ernstig was.

Men zegt dat wat in America gebeurt hier vijftig jaar later ook gebeurt. In die uitspaak zit veel waars, al is de termijn tegenwoordig veel korter – eerder tien jaar. Niet dat we America in ieder opzicht letterlijk imiteren, maar  in dit geval zie ik enkele trends die in dezelfde richting wijzen (zonder dit met cijfers hard te kunnen maken). Des te interessanter dat hier – en in Amerika- mannen nog steeds domineren in de samenleving.

Wat dat betreft vond ik de afgelopen campagne voor de  gemeenteraadsverkiezingen onthullend. Deze campagne werd gedomineerd door mannen, zowel lokaal als landelijk. Ik heb natuurlijk lang niet alles gezien, maar het geneuzel en gereutel, de scheldpartijen en de verdachtmakingen waren meestentijds niet om aan te zien en te horen. Van wat ik gezien heb vielen me eigenlijk maar vijf politici in gunstige zin op: Lilian Marijnisse, Barbara Kathmann (PvdA, Rotterdam), Kees van der Staaij, Jesse Klaver en Vincent Karremans (VVD Rotterdam). Zij waren volgens mij de enigen die persoonlijke betrokkenheid paarden aan fatsoen en helderheid van argumenten met een hoog waarheidsgehalte. (Ik kan natuurlijk enkelen over het hoofd hebben gezien). Toch nog drie mannen – dus we hoeven niet te wanhopen.

Opvallend afwezig in de debatten was de klimaat problematiek, terwijl dat toch de grootste uitdaging is waar onze samenleving voor staat en gemeenten heel veel kunnen doen op dat gebied. Ten dele ligt dat aan de media. Zo vond bijvoorbeeld de NOS het niet nodig dat thema in het slotdebat te agenderen. Voor de NOS redactie bestaat het probleem kennelijk niet. Merkwaardig. Overigens zijn de enige partijen die een ruime voldoende scoren (B op een schaal van A – F; vergelijk het energielabel) op hun klimaatbeleid GroenLinks en de Partij voor de Dieren; zie https://kiesklimaat.nl/location/Amsterdam voor Amsterdam. Landelijk komt daar de ChristenUnie bij:  https://kiesklimaat.nl/milieukeur_partijen. Die partijen hebben het goed gedaan; dat geeft de burger moed. Ben benieuwd wat u gestemd hebt.

En wat de mannen betreft: de enige conclusie kan zijn dat we het zouden kunnen doen met een samenleving zonder mannen. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van de voortplanting (zie mijn blog van 15 februari) zijn ze daar in elk geval niet meer voor nodig. Maar ik vermoed dat het manlijk geslacht toch nog te taai is om onmiddellijk uit te sterven. En eerlijk is eerlijk, een samenleving met mannen EN vrouwen lijkt me leuker dan een met alleen vrouwen.

De Übermensch is in aantocht.

Drie technologieën staan op het punt de menselijke voortplanting revolutionair te veranderen, zo lees ik in een artikel in De Groene Amsterdammer*). Dat zijn de volgende:

  • De productie van kunstmatige zaad- en eicellen (in-vitrogametogenese of IVG)
  • Het wijzigen van het DNA van embryo’s door middel van human gene editing (HGE) voorafgegaan door pre-implantatie genetische diagnostiek (PGD), en
  • Celkerntransplantatie.

In het eerste geval worden zaad- en eicellen in het lab opgekweekt uit gewone, niet geslachtelijke cellen, bijvoorbeeld huidcellen. Het geslacht van de huidcel donor is niet van belang: mannelijke personen kunnen eicellen produceren en vrouwen zaadcellen. Daarmee kunnen dus eindeloos embryo’s worden geproduceerd zonder dat daar enige geslachtelijke vereniging aan te pas komt: eicellen kunnen namelijk bevrucht worden met zaadcellen van dezelfde persoon. Deze techniek is nog niet operationeel, maar zal dat waarschijnlijk binnen twintig jaar wel zijn. Deze techniek gecombineerd met IVF maken allerlei vormen van voorplanting mogelijk, zoals solo-voortplanting, meer-ouder voorplanting, of voorplanting onafhankelijk van leeftijd. Op den duur is wellicht zelfs geen baarmoeder meer nodig.

In het tweede geval worden genen in het embryo vervangen of verwijderd. Deze techniek is al wel operationeel, en wordt gebruikt om genen die ernstige ziekten veroorzaken te verwijderen. Maar de techniek kan ook gebruikt worden om gewenste eigenschappen toe te voegen (moderne eugenetica). Zo zullen wensouders in de toekomst een embryo met gewenste eigenschappen op bestelling geleverd kunnen krijgen. Het kan zo gedaan worden dat de gewenste eigenschappen ook doorwerken in het nageslacht van het volwassen geworden embryo (kiembaan modificatie). Dit is overigens nu nog in de meeste landen en verschillende internationale verdragen verboden.

In het derde geval gaat het strikt genomen juist niet om een transplantatie in de celkern, maar om een transplantatie in het mitochondrion, de energiecentrale van de cel. Deze transplantatie wordt altijd doorgegeven aan het nageslacht. Ook hier is het doel het vermijden van ziekten. Een effect kan zijn dat het kind verwant kan zijn aan meer dan twee ouders.

Dit was een lange uitleg om aan te tonen dat in de nabije toekomst het construeren van elke gewenste baby en elke gewenste voorplantingsvorm mogelijk is, ja zelfs dat we in staat zullen zijn het menselijk genoom structureel te veranderen. De ervaring leert dat als de mensheid iets uitvindt, het dan ook altijd toegepast wordt. Als deze toepassing aan beperkingen wordt onderworpen door regulering, dan zal die regulering altijd worden ontdoken, zo wijst het verleden uit.

Ik vind dit een griezelig vooruitzicht, en ben blij dat ik het zelf niet meer hoef mee te maken. Aanvankelijk zullen deze technieken met de beste bedoelingen (het uitbannen van ziekte, het bevorderen van het menselijk welzijn) worden toegepast. Het laat zich raden dat deze technieken commercieel zullen worden uitgebuit (embryo’s en kinderen worden consumptiegoederen!), en dat er ook (crimineel) misbruik van zal worden gemaakt. Gezien de kosten zullen deze technieken alleen toegepast kunnen worden door de welgestelden, en zodoende de kloof tussen rijk en arm bestendigen en verdiepen. Het allergrootste gevaar acht ik echter, dat gesleutel aan het menselijk genoom tot onvoorziene gevolgen zal kunnen leiden (zoals met alle nieuwe technieken altijd het geval is). Je moet er niet aan denken dat deze technologie gecombineerd gaat worden met het implanteren van chips in de hersenen die verbonden zijn met kunstmatige intelligentie.**) Dan zijn de gevolgen niet meer te overzien.

Het verbaast me dat hier niet meer over wordt gesproken en dat er niet groot alarm wordt geslagen. Maar misschien zie ik het allemaal (weer) te pessimistisch. Wat denkt u? Kan dit worden tegengehouden, of is dat helemaal niet nodig?

 

*) Britta van Beers in De Groene Amsterdammer, 8 februari 2008.

**) Zie mijn blog van 4 januari

 

 

 

Zo moge het zijn.

De situatie waarin wij als mensheid zijn komen te verkeren doet mij denken aan de tijd dat ik te horen kreeg dat ik kanker had. Ik voelde me niet ziek, maar was wel in levensgevaar. Als de kanker zou uitzaaien zou ik er nu niet meer geweest zijn. Anderzijds was de kans echter reëel dat ik het zou overleven. Zoals u merkt was het laatste het geval, en ik heb er niets aan overgehouden.

Het nam enige tijd in beslag voordat ik destijds zekerheid had, en al die tijd leefde ik in spanning. Tegelijkertijd werd ik me ervan bewust hoe kostbaar het leven is en hoe fragiel mijn lichaam. Ik ging scherper waarnemen. Dat bleek al meteen de eerste week nadat ik het schokkende bericht ontving. Ik moest direct geopereerd worden, maar zou de volgende week op wintersportvakantie gaan. Na enige aarzeling werd me dat toegestaan door de behandelende arts. Zelden heb ik zo intens genoten van een vakantie, en de schoonheid van het winterse berglandschap zo intens ervaren. Tegelijkertijd sloot ik in die tijd vrede met de dood, ook al had ik nog lang geen zin om van het leven afscheid te nemen.

Als mensheid verkeren we thans in een soortgelijke situatie. We verkeren in levensgevaar, maar het zou ook  kunnen dat we het overleven. Natuurlijk gaat de metafoor enigszins mank: de tijdsspanne is heel anders; de meesten van ons zullen de daadwerkelijk extinctie niet meer meemaken en worden niet acuut met de dood bedreigd. En ook zou het kunnen zijn dat een deel van de mensheid het overleeft, terwijl miljarden anderen in de catastrofe omkomen. Het is dus niet: overleven of sterven, maar er is ook een derde mogelijkheid: zwaargewond doorleven. Maar toch,  zodra we tot eenheidsbewustzijn komen en ons identificeren met de ‘family of man’ – en is dat niet het doel van elke spirituele ontwikkeling? – dan is er wel degelijk een overeenkomst te zien tussen de situatie van een individu dat kanker krijgt (en wellicht nog kan overleven) en de situatie waarin we nu collectief verkeren.

In mijn vorige blog heb ik de vraag gesteld of het nog wel zinvol is de werkelijkheid onder ogen te zien, als die er zo grimmig uitziet. Ik heb toen gesteld dat ik denk dat dit wel zo is, maar dat het afhankelijk is van hoe we erop reageren. De analogie met kanker geeft ons wat dat betreft enige aanwijzingen.

In de eerste plaats is het van belang dat we ons de kostbaarheid van het leven realiseren, het ten volle ervaren en genieten, en tegelijkertijd vrienden worden met de dood. Dat lijkt een tegenstrijdigheid, maar is het merkwaardigerwijs niet. Hoe meer we het leven vieren, en des te intenser we het leven,  des te meer kunnen we ons verzoenen met het afscheid als onze tijd is gekomen.

In de tweede plaats is het van belang dat we onze aandacht gaan richten op de  zaken die er wezenlijk toe doen: schoonheid, liefde, eenheid, verwondering, licht, stilte. Omdat van binnenuit te kunnen doen – en niet alleen maar op mentaal niveau – is spirituele groei nodig, en die komt vaak niet vanzelf. Er is aandacht, oefening, tijd en inspanning voor nodig. De werkelijkheid onder ogen zien helpt daarbij.

En in de derde plaats is het natuurlijk niet verkeerd om intussen te doen wat nodig is. Met name niet meer vliegen, met het openbaar vervoer reizen en geen vlees eten verhogen de kans dat het allemaal iets minder erg wordt. Bovendien geven dit soort handelingen onszelf een goed gevoel, ook nooit weg.

Deze drie reacties zijn natuurlijk ook op zichzelf waardevol. Maar ook is deze levenshouding een voorwaarde om tegelijkertijd te leven in vol bewustzijn van wat er gaande is, en toch met vreugde en voldoening in het leven te staan. Het is ook de enige manier om het leven ten volle te leven en in dit leven te doen wat je te doen hebt, en te geven wat je te geven hebt. Zo moge het zijn.

 

 

Homo spiritus, homo mechanicus of homo servus? – III

Er zijn in de geschiedenis van de mensheid altijd perioden en momenten geweest waarin een veelheid van  mensen zich heeft onderworpen aan een externe autoriteit (God, priester, goeroe, demagoog), godsdienst, ideologie of hype ten koste van hun individuele autonomie. Ook heden ten dage zien we dat gebeuren. Het kan zich op massale schaal voordoen (nazisme, fascisme, communisme, godsdienst), of op kleinere schaal (goeroe’s, sektes). Het kan eeuwen duren (middeleeuwen), jaren, of enkele dagen of uren (bijv. in voetbalstadions of bij massademonstraties). Een merkwaardig aspect van dit verschijnsel is dat de mensen in een dergelijk proces in hoge mate hetzelfde gedrag vertonen en hetzelfde denken, maar vaak weinig diepgaand onderling contact hebben (zie bijvoorbeeld: Kurt Baschwitz, Denkend mens en menigte, 1940). Ze blijven relatief geïsoleerde individuen.

De interessante vraag die zich nu voordoet, zullen we ons ook op die manier gaan uitleveren aan de grote, zelflerende intelligenties die in de komende tijd zullen worden ontwikkeld? Zullen we ons in ons dagelijks gedrag laten leiden door de adviezen, of zelfs instructies die deze systemen aan ons voorleggen, met name als blijkt dat die adviezen en instructies veel sneller en veel effectiever tot voor ons heilzame gevolgen leiden dan we dat zelf kunnen doen?

Maar zal het echt zo zijn, dat die adviezen, instructies en ‘handelingen (via ‘cyborgs’) van die systemen altijd heilzaam zijn? Dat hangt van een paar dingen af. In de eerste plaats van hoeveel die systemen van ons weten. Het is nu al zo dat Facebook, Google, Amazon en dergelijk organisaties al meer weten over onszelf dan we zelf op een rijtje hebben, dus dat ze vaak beter lijken te weten wat we in bepaalde situaties moeten doen of kiezen dan wijzelf. Het valt te verwachten dat in de nabije toekomst dit nog verder geperfectioneerd gaat worden.

In de tweede plaats hangt het er van af hoe die systemen geprogrammeerd gaan worden. Wat is het doel waarnaar zij streven? Is het zo dat die systemen altijd werken tot heil van het individu of van de collectiviteit? En wat zullen de systemen doen als er tegenstrijdigheid ontstaat tussen de effecten van verschillende handelingen? Is het bijvoorbeeld geoorloofd mensen te doden om erger onheil te voorkomen, en waar ligt in dat geval de grens? (Een interessante case is aan de orde in het toneelstuk Terror, nog te zien in Juni 2018, zie https://www.ntk.nl/voorstelling/terror. Ook science fiction, zoals de roman Ik, robot, van Isaac Asimov, gratis uitgedeeld door Openbare Bibliotheken, laat zien waar die situatie toe kan leiden ).

Wat zal het worden? Zal de post-humane mens, de homo spiritus, meester blijven over de intelligentie-systemen, of zullen we er slaaf van worden (homo servus)? En in het laatste geval: wie zijn de meesters? De (super-)rijke bezitters van de systemen? Maar zij zijn niet in staat die systemen te programmeren. Dus misschien zijn het de weinige techneuten die deze systemen nog min of meer begrijpen, en ze min of meer kunnen programmeren die de werkelijke meesters zijn. In dat geval mag je hopen dat zij geen cyborgs zijn, want dan is de kans niet uitgesloten dat de zelflerende systemen de macht overnemen, en de techneuten zelf ook slaven worden.

Ik denk dat onze enige hoop gelegen is in de menselijke geest, waarin we dus allereerst moeten geloven, en die we dan vervolgens zo goed mogelijk moeten ontwikkelen. Die geest zal dan beseffen, dat moeilijkheden en pijn een onlosmakelijk deel uitmaken van het leven zelf, en dat we gemakzucht niet boven alles zouden moeten stellen en niet zouden moeten streven naar een uitsluitend soepel en gladjes verlopend bestaan. Een  dergelijk bestaan zou armoedig en leeg zijn. Als velen van ons zich dat realiseren, kan het zijn dat de toekomst niet is aan de systemen, maar aan de homo spiritus, die dan zelf kan beoordelen of, en in welke mate, die systemen bijdragen tot ons welzijn, en in hoeverre en op welke wijze hij van die systemen gebruik wil maken. Intussen raad ik u aan om uiterst kritisch te zijn met het toelaten van gadgets en apparatuur in uw huis of auto, en zeker in uw lichaam (of dat van uw kinderen!), die verbinding heeft met internet. U heeft die apparatuur al (bijvoorbeeld uw navigatiesysteem, thermostaat, telefoon of computer), dus u kunt er maar beter zeker van zijn dat die apparatuur niet op oneigenlijke wijze gebruikt wordt.

 

Verantwoording.

Deze blogs over KI zijn sterk geïnspireerd door: Dorien Pessers, Afscheidscollege op de VU, 7 juli 2017, zie De Groene Amsterdammer, 7 september 2017; het artikel van Christian Jongeneel in Het Technisch Weekblad van 8 dec. 2017: Kunstmatige intelligentie, van hype naar hype; en het boek van Yuval Noah Harari, Homo Deus, 2017.

 

 

 

Homo spiritus, homo mechanicus of homo servus? – II

Gaat kunstmatige intelligentie (KI) ons overheersen?

In een vorig blog (21 december) heb ik gesteld dat het antwoord op deze vraag mede afhangt van hoe we de mens zien: als een elektrochemisch systeem van algoritmen, of als een beest met geest, om Troelstra even te citeren.

In het eerste geval is een uiteindelijke overheersing door zelflerende systemen, zoals die nu al ontwikkeld worden door Google en Amazon, erg waarschijnlijk. Het is in dat geval namelijk heel gemakkelijk om een verbinding te maken tussen mens en machine (het virtuele systeem), door elementen van dat systeem in de mens te implanteren. In feite gebeurt dat nu al in de medische praktijk. Zo worden automaatjes geïmplanteerd, die bij suikerpatiënten de insuline afgifte reguleren, of pacemakers, die de hartritmes regelen. Het is een kleine moeite om die implantaten te verbinden met een virtueel systeem, dat dan vervolgens meer kan regelen dan hetgeen waarvoor die implantaten bedoeld zijn. Zo zullen er ook hersenimplantaten beschikbaar komen, die gestoorde hersenfuncties, als gevolg van een beroerte of herseninfarct,  kunnen overnemen. De volgende stap is dan dat ook meer gecompliceerde stoornissen, zoals Alzheimer, Parkinson of Multiple Sclerose op die manier kunnen worden verholpen. En als laatste niet ondenkbare mogelijkheid kunnen meer mentale hersenfuncties, zoals de gewetens- of wilsfunctie door implantaten worden aangestuurd. Dit is echter zo’n complex proces, dat dit alleen maar zal kunnen als die implantaten met een groot zelflerend systeem zijn verbonden. Voor die mensen is dan de overheersing door KI een feit. En het zou kunnen zijn dat dit zo ‘perfect’ werkt, dat niet alleen zieke mensen, maar ook gezonde mensen op dit soort systemen kunnen worden aangesloten. Het is denkbaar dat daar massaal gebruik van wordt gemaakt. De mensen hebben volgens deze visie immers geen vrije wil, dus als gezien wordt dat de systemen op het eerst gezicht effectiever en succesvoller zijn dan het per definitie beperkte menselijk brein, dan is de ‘keuze’ snel gemaakt. We gaan dan leven in een wereld die overheerst wordt door ‘cyborgs’ (cybernetic organisms): humanoïde robotten, oftewel de posthumane mens, de homo mechanicus.*)

Dit alles zou ook nog kunnen gebeuren via het ‘internet der dingen’. Er worden dan gadgets in je huis of in je auto geplaatst, die behalve datgene doen wat ze moeten doen (thermostaat, zelfsturende auto, enz.) ook opnemen wat er in je huis of in je auto gebeurt. Deze gegevens worden dan weer opgenomen door de zelflerende systemen, die op die manier nog weer meer over je te weten kunnen komen. Vervolgens kunnen vanuit die ‘dingen’ ook weer instructies gestuurd worden naar je hersenen – al zal dat nog vrij lastig zijn als er in je hersenen of elders in je lichaam niet een ‘ontvangsttoestel’ is geplaatst.

Als de mens echter een ‘beest met geest’ is met een vrije wil, dan ligt de zaak wat gecompliceerder. Weliswaar kan ook in dat geval de route van geest via hersenen naar bewustzijn en gedrag geblokkeerd worden door een virtueel systeem, maar dan wordt daar wel bewust voor gekozen. En het is heel wel denkbaar dat een aanzienlijk aantal mensen daar dan niet voor kiest. Zij zien dan willens en wetens af van de voordelen die aansluiting op het virtuele netwerk biedt, omdat ze niet door het netwerk gedomineerd willen worden. Zelfs is het denkbaar dat deze mensen op een bewuste wijze gebruik kunnen maken van KI, terwijl ze zelf meester blijven. Deze mensen zijn dan geen cyborg maar een verbeterde versie van de humane mens: de homo spiritus.**)

Welke kant zal het opgaan, en wat zullen in beide gevallen de consequenties zijn? Daarover in het volgende blog.

 

*) De term is van Dorien Pessers, Afscheidscollege op de VU, 7 juli 2017, zie De Groene Amsterdammer, 7 september 2017.

**) Yuval Noah Harari gebruikt hier de term: Homo Deus, de mens als scheppende God. Zie zijn boek met die titel, 2017.

 

 

Homo spiritus, homo mechanicus of homo servus? – I

Gaan zelflerende computersystemen (Kuntsmatige intelligentie, KI of AI) de mensheid overheersen? Je hoort daar de laatste tijd heel veel over – het lijkt wel een hype  (Kunstmatige intelligentie, van hype naar hype, door Christian Jongeneel in het Technisch Weekblad van 8 december). Ik doe daar graag aan mee – dus hierover mijn eerste blog (het zal niet het laatste zijn).

De eerste kwestie die bij deze vraag vaak wordt overgeslagen is: zijn wij mensen meer dan een technisch algoritme? Dit raakt aan de discussie over het al dan niet bestaan van een vrije wil, een vrij geweten  – dan bedoel ik niet de aangeleerde normen, maar een dieper besef van goed en kwaad -, de vrije geest. De wetenschappers die het bestaan van een vrije wil etc. ontkennen baseren dit op het feit dat de elektrochemische processen in de hersenen aan het bewustzijn van onze wil en het daaruit voortvloeiende handelen voorafgaan. Deze processen zelf zouden dan weer het gevolg zijn van een toevallige keten van oorzaak en gevolg, of weer aangestuurd worden door onze genen of invloeden van buitenaf. Die stimuli zijn zelf eveneens als elektrochemische processen te beschrijven. De wetenschappers die deze theorie aanhangen zien de wereld dus als een louter materiële werkelijkheid. Twee vragen worden door die wetenschappers niet beantwoord: 1. wat zet die keten van oorzaak en gevolg in beweging, en 2. hoe worden die elektro-chemishe processen omgezet in bewustzijn (beleving, ervaring). Daarom moet deze theorie niet als bewezen worden beschouwd, maar heeft ze de status van een geloof. Zij die niettemin met grote stelligheid beweren dat dit DE waarheid is, moeten dus als dogmatici of fundamentalisten worden aangemerkt.

Het feit dat materiële hersenprocessen aan het bewustzijn van een wilsbesluit vooraf gaan bewijst niet dat de oorzaak van die processen niet toch in het geestelijke is gelegen. Het is heel goed mogelijk dat de geest ons bereikt via die hersenprocessen, waaruit dan automatisch volgt dat het bewustzijn van die geest in de tijd volgt op de hersenprocessen zelf. Muziek die wordt uitgezonden en ons via de radio bereikt brengt ook eerst een electronisch, fysisch proces op gang alvorens het geluid uit de radio komt. Ik vind het persoonlijk onbegrijpelijk dat de ‘materialisten’ onder de wetenschappers met die mogelijkheid helemaal geen rekening houden. (Terzijde: wat zou hen er toe brengen om zo hardnekkig aan een onbewezen theorie vast te houden – elektro-chemische processen of de geest? Daar zijn vanuit biologische en psychologische zijde heel wat interessante theorieën op los te laten).

Terug naar de vraag: gaat KI ons overheersen? Voor het antwoord op die vraag maakt het heel wat uit of de materialisten, dan wel de geesteswetenschappers gelijk hebben. Mij  persoonlijk spreekt de geesteswetenschappelijke theorie meer aan; die komt ook meer overeen met hoe de meeste mensen het beleven. Maar weten doe ik het natuurlijk niet.

In de komende blogs zal ik dieper ingaan op de relatie tussen de mens en KI. Dat is mijn eerste voornemen voor het nieuwe jaar, want volgende week wil ik eerst een andere vraag aan de orde stellen: gaat de Amerikaanse samenleving ten onder? Dat lijkt me namelijk een onderwerp voor mijn Engelstalige blog, dat altijd aan het eind van de maand beschijnt.

Intussen wens ik u goede kerstdagen, met een mooie balans tussen viering en bezinning.

Liberté, égalité, parenté.

‘Vrijheid, gelijkheid, broederschap’, de oude slogan van de Franse revolutie. Het woord ‘broederschap’ is niet geslachts-neutraal, dus moeten we het misschien vervangen door verwantschap.

In onze samenleving draait het allemaal om vrijheid en gelijkheid. Het lijkt er op dat ‘vrijheid’ het voorshands gewonnen heeft van ‘gelijkheid’. Hoe dit zij, als verwantschap ontbreekt, dan lijken vrijheid en gelijkheid onoverbrugbare tegenstellingen te zijn. Voor (individuele) vrijheid is zo min mogelijk overheidsingrijpen vereist (het rechts-liberale ideaal), maar voor gelijkheid is juist overheidsingrijpen nodig (het oude socialistische ideaal).

Om uit deze tegenstelling te geraken is ‘verwantschap’ nodig. Maar wat is dat eigenlijk? ‘Verwantschap’ is het besef dat we allemaal broeders en zusters zijn, voortkomende uit dezelfde bron: het leven zelf. Ook dieren en planten, de hele levende natuur, komt uit die bron voort. Dit werd beseft door Franciscus van Assisi, die de dieren en planten met ‘broeder’ en ‘zuster’ aansprak. ‘Verwantschap’ is dat je je verbonden voelt met de ander en met de natuur, dat het je kan schelen hoe het met hem of haar gaat, en dat je bereid bent je daarvoor in te zetten. Het is ook je realiseren dat wat die ander overkomt ook jouzelf overkomt.

Voorheen werd dit ideaal van verwantschap wel belichaamd door de confessionele partijen – zij het dat de natuur daar bij hen niet onder werd begrepen; over de natuur waren we als rentmeester aangesteld – , maar deze zijn helaas geheel afgedwaald naar het vrijheidsbeginsel. En ook in de samenleving als geheel lijkt dit besef en het ideaal van verwantschap vrijwel afwezig. Onze samenleving wordt daardoor leeg en koud, en culturele en ethnische verschillen worden moeilijk overbrugbaar, en de tegenstelling tussen vrijheid en gelijkheid blijft problematisch.

Natuurlijk ontstaan hier tegenbewegingen, zoals bijvoorbeeld de beweging NieuwWij: https://www.nieuwwij.nl/over-nieuw-wij/  Hun credo: verbindt de verschillen. Je zou kunnen zeggen dat ze aansluiten bij het werk van Martin Buber en Levinas. In andere landen leidt de afwezigheid van verwantschap eveneens tot initiatieven om te komen tot meer broederschap (fraternity, fraternité), zoals blijkt uit een artikelenreeks van Bas Mesters in De Groene. Maar vaak blijft het daarbij bij het ontwikkelen van lokale gemeenschappen. Een landelijke terugkeer naar het verwantschapsideaal blijft voorshands nog uit.

Communicatie is een weg naar verwantschap, maar alleen als we bereid zijn in onszelf op zoek te gaan naar het weten dat we deel uit maken van de ‘family of man’, of we dat nu leuk vinden of niet. (Ook in families zijn er wel eens familieleden waar je moeite mee hebt!). Het ‘wij’ dient niet alleen een nieuw concept, een mentaal idee te zijn, zelfs niet alleen een overtuiging, maar een weten.

Dit brengt me een beetje dichter bij de vraag die ik op 1 november moest laten liggen: Wat is de mens? Deze vraag zou je kunnen vervangen door de vraag: Wie of wat is wij? Niet: Wie zijn wij, maar: Wie of wat is Wij? Opnieuw blijf ik u het antwoord nog even schuldig.

 

 

 

Not in our own interest.

“The Dutch and the American government almost at the same moment reached rock-bottom: canceling the amnesty for children of migrants who are already in the country for some considerable time – so that they have to return to a country they hardly know, and where they are not welcome, and  even may be in danger -, and the intention to build walls around their countries to stop migration”. (James Kennedy, in the Dutch paper Trouw,  10/14/2017). In Holland these walls are not physical (that is not possible) but administrative.

We, in Europe, tend to blame president Trump and the right wing Republicans because of their narrow-minded and heartless policies. But in fact we in Europe do exactly the same, only more concealed. Instead of blaming America, those who voted for political parties who are supporting this policy, should go and sit in a corner being ashamed and feeling remorse. (btw: interesting: The parties who are pleading for a more humane migration policy, are also the parties who advocate a stronger climate policy. Mere coincidence?)

Everywhere countries appear to close the borders. Instead of peace and harmony this will create hostility and violence. So this policy is not even in our own interest, nor in that of our country. If we are willing to give these facts attention, not just for a moment, but continuously, I am sure this will exert influence on our social and political behavior.

Disclaimer: I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker.

 

 

 

 

Care doesn’t come cheap.

In 1972 the study Limits to Growth was published. It was an overview of several so called future scenarios. It sometimes is said that the study didn’t predict the future correctly, because it didn’t predict climate change. But that was not the theme of the study. The study showed that unlimited growth in a finite ecosystem (planet earth) is not possible. Either one has to limit growth by deliberately changing some of the input variables of the system or the system will collapse spontaneously. And because we didn’t fundamentally change our goal (unlimited growth), now we can see the beginning of the collapse. So the study is more up-to-date than ever.

The other day I saw an interview with Dennis Meadows, one of the authors of the study (see: https://www.facebook.com/pg/WeLoveEarth.org/videos/?ref=page_internal , a must see). Among other things two comments stood out for me. One, he confirmed that in 1972 climate change was not a matter of much attention. The general message of the study in 1972 was, as  I said above, that unlimited growth in a closed system is impossible. If, by any miracle, global warming suddenly would come to an end, then the present earth system would collapse in another way: by pollution, collapse of ecosystems, extinction of species, water shortage, shortage of resources, epidemics, or whatever. (By the way, climate change was mentioned in the upgrades of the study: eight times in 1994 and 24 times in 2004).

His other message was that nowadays the scientific knowledge about the effects of unlimited growth is spreading. But this strangely enough didn’t result in a change of worldwide policies. We still aim at unlimited growth. He then realized that a deliberate change in the system only could happen when two conditions are fulfilled: scientific knowledge and care. One has to know what is going on in order to change ones goals or behavior, but that condition is not sufficient. One has to care for the system as well. It’s also the other way around: care alone is not sufficient. The Dalai Lama and the pope are examples of persons, whose care has no effect on our behavior concerning global warming.

Meadows himself as far as I can see is an example of a person who does have the scientific knowledge about the system and also cares for the earth. He knows a drastic change of the system is unavoidable and that this will include misery and pain. But he still is hoping that this can happen in a relative peaceful and non-violent way by human intervention. This only can take place if we care enough for each other and the earth. But he doesn’t see how one can promote care in people. Voters, for example, base their choices upon a short time span: two or three years, so that they don’t have to care for the far away future. Politicians do the same – their main concern seems to be: shall I be reelected? (a time span of four years or less).

Basically the capacity to care is present in all of us. It is a manifestation of our ability to love. But the problem is: care does not come without commitment, or even sacrifices. It may disturb our peace of mind. But what do we really choose? Staying in our comfort zone, which, if we come to think about it, is not that comfortable at all? Or do we want to make a difference?

 

Disclaimer: I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker.

De innerlijke gids.

Maak de volgende zin eens af: “Emily’s vader heeft drie dochters, namelijk Mei, Juni, en . . . ?” Als u impulsief antwoord zal u  ‘Juli’, zeggen. Het vraagt enige reflectie om het juiste antwoord  te geven: Emily.

Deze anecdote, die ik al eens eerder had gehoord, ontleen ik aan een artikel van Harald Merkelbach in ‘Letter en Geest’ (bijlage van Trouw) van 2 september j.l. Merkelbach is juridisch columnist in NRC/Handelsblad en publiceert een dezer dagen een boek: ‘Intuïties maken meer kapot dan je denkt’.

De manier van impulsief denken die in bovenstaande anecdote leidt tot het antwoord ‘Juli’ wordt in de psychologie Systeem 1 genoemd, terwijl beslissen en concluderen op basis van wikken en wegen Systeem 2 wordt genoemd. Onder Systeem 1 vallen dan alle uitspraken en gedragingen die gebaseerd zijn op associatie, interpretatie, vooroordeel, impulsiviteit, enzovoort. Merkelbach vat dat samen onder het begrip ‘intuïtie’ en daar gaat hij dan volledig de mist in. Want intuïtie is feitelijk iets heel anders dan Systeem 1. Zoals gewoonlijk missen de psychologen in hun onderzoek, waarbij ze stellen dat alle oordelen en besluitvorming gebaseerd is op hetzij Systeem 1 (in 95 % van de gevallen) of Systeem 2, het essentiële punt (zoals de psychologie eigenlijk altijd doet; zie ook Ouspenski*).

Maar als intuïtie niet het blindvaren op Systeem 1 is, wat is het dan wel? Daarvoor moeten we te rade gaan bij de transpersoonlijke psychologie (Jung, Wilber, en vele anderen). Intuïtie blijkt dan een onmiddellijk inzicht te zijn dat juist niet gebaseerd is op associatie, interpretatie, ervaring of redelijk denken. Het doet zich vaak voor als een inval ‘out of the blue’. Het vereist training en zelfreflectie om bij zichzelf te leren onderscheiden tussen intuïtie en invallen van andere oorsprong. Over de vraag of intuïtie altijd ‘correct’ is, is het laatste woord overigens nog niet gesproken.

Om tot Merkelbach terug te keren: deze zet zich af tegen een stroming (binnen de organisatieleer en het recht) die ervoor pleit zich bij beslissingen vaker te baseren op intuïtie. Volgens Merkelbach kan dat leiden tot desastreuze uitkomsten. Hij geeft als voorbeeld de gerechtelijke dwaling rondom de verpleegkundige Lucia de B. In zijn betoog  – althans in zijn artikel; het boek heb ik niet gelezen – heeft hij het echter helemaal niet over intuïtie maar over Systeem 1 processen, en dat is iets volslagen anders. Zodoende gooit hij het kind (intuïtie) met het badwater (Systeem 1) weg.

Wat kunnen we hieruit leren? In de eerste plaats dat echte intuïtie wel degelijk een belangrijke bron van inzicht en besluitvorming kan zijn. Maar ook dat het training vereist om het te kunnen onderscheiden van andere invallen. En dat het een zekere persoonlijke rijpheid en wijsheid vereist om het op verantwoorde wijze te kunnen gebruiken. Persoonlijk zou ik mijn intuïtie ook altijd willen toetsen aan andere bronnen van inzicht. Vaak kan dat pas nadat de intuïtie eerst expliciet is geworden.

In mijn praktijk als therapeut, coach en organisatieadviseur, en ook in mijn persoonlijk leven heeft intuïtie een cruciale rol gespeeld. Het zijn mijn intuïtieve inzichten en de daarop gebaseerde uitspraken en beslissingen, die voor mijzelf en mijn cliënten een wezenlijk en bijzonder heilzaam verschil hebben gemaakt. Derhalve raad ik iedere professional, arts, therapeut, coach, adviseur, manager of rechter, aan zijn eigen intuïtieve vermogen te ontwikkelen, tot heil van hemzelf en de anderen.

 

*) P.D. Ouspenski, De mens en zijn mogelijke evolutie, 1947, 1988.