De archetypen in onze samenleving.
Het is niet de liefde die als blind moet worden afgeschilderd, maar de eigenliefde
Voltaire
Vandaag wil ik het met u hebben over de narcist. De narcist lijkt een beetje op de dictator, maar verschilt er ook duidelijk van. De meeste dictators zijn ook narcistisch, maar niet iedere narcist is ook dictatoriaal. Onder een narcist versta ik iemand die lijdt aan een overmatige liefde voor zichzelf. Het gaat dus niet om een gezonde zelfwaardering, maar over bewondering voor zichzelf, vaak gepaard gaande met arrogantie en opgeblazen gevoelens van eigen belangrijkheid. Daarom kan een narcist zich eigenlijk niet inleven in anderen en gelijkwaardige relaties aangaan.
Zoals de dictator wortelt in een niet goed verwerkte koppigheidsfase (3,4 jaar) zo stamt narcisme uit de niet goed verwerkte narcistische fase (rond 2 jaar). Het kleine kind vindt zichzelf – terecht – een fascinerend wonder. Aanvankelijk kunnen de ouders daar wel in meegaan – hun kind is het liefste en meest bijzondere wezen op aarde – maar als de ouders in deze bewondering blijven steken, wordt het kind eigenlijk niet gehoord en gezien voor wie het werkelijk is. Ook kan het voorkomen dat om allerlei redenen het kind niet de liefde en aandacht krijgt die het nodig heeft. In deze gevallen blijft het kind in deze fase steken, en dan kan het natuurlijke klein-kinderlijke narcisme uitgroeien tot het volwassen narcisme dat ik hierboven heb beschreven.
Dat narcisme komt in onze samenleving heel veel voor in verkapte of openlijke vorm. Het manifesteert zich in een gevoel van wat de Engelsen ‘entitlement’ noemen: recht hebben op een volmaakt leven, materieel en geestelijk, zonder dat je daar zelf voor hoeft te werken. Het moet je gewoon gegeven worden, door de overheid, door je werkgever, door de voorzienigheid, of wie of wat dan ook. En als dat niet blijkt te gebeuren dan kan je altijd iets of iemand daarvan de schuld geven. Het leidt in dat geval tot een gebrek aan verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leven. Als reactie daarop krijgen we dan een overheid die tekort schiet in de zorg voor zijn burgers, en werkgevers die tekort schieten in hun zorg voor hun werknemers. Iedereen kan deze processen in onze samenleving waarnemen.
Omdat we allemaal door die narcistische fase heen zijn gegaan hebben we allemaal wel iets van de narcist in ons. De lichtzijde van het narcisme is echter houden van onszelf. We kunnen onze naasten, en zeker onze vijanden, niet liefhebben zonder te hebben geleerd onszelf lief te hebben. De antinomiale tegenstelling van narcisme is eenheidsbewustzijn: het besef dat we allemaal deel uitmaken van een kosmisch geheel; dat we als het ware een celletje zijn in alles wat is. Dat besef leidt tot enerzijds een gezonde nederigheid, en anderzijds tot ontzag en de liefde voor het wonder waarvan we zelf deel uit maken. Als we ons dat blijven realiseren, dan zal het met ons narcisme vanzelf wel goed komen.