Categoriearchief: Persoonlijke groei

The grumpy old man.

Ibrahim Issa, directeur van de Hope Flowers School in Betlehem, komt naar Nederland. Zie op Facebook: vriendenvanhopeflowers

Een mensenleven is te zien als een proces in vier stadia: het oosten, het zuiden, het westen en het noorden. Je kunt ook zeggen: de lente, de zomer, de herfst en de winter. In het oosten (tot 25 jaar) word je geboren en groei je op. Je ontwikkelt de basis voor je verdere leven. In het Zuiden (25 – 50 jaar) kom je tot bloei. Je sticht als je dat wilt een gezin en ontwikkelt je loopbaan. In het Westen (50 – 75 jaar) oogst je en geef je meer aandacht aan zingevingsvragen. In het Noorden (na je 75e) trek je je terug uit de samenleving, onderhoud je je lichaam en geest door oefening, en ontwikkel je wijsheid.

In overeenstemming hiermee heb ik op mijn 75e verjaardag mijn maatschappelijke verplichtingen, betaald en onbetaald, opgegeven, en mijn taken overgedragen aan opvolgers. Dat is in het algemeen goed gelukt, en heeft er toe geleid dat ik meer en meer buiten de samenleving ben komen te staan. Dat was ook precies de bedoeling, maar is tegelijkertijd een confronterende ervaring. Meer en meer heb ik het gevoel dat ik de technische en maatschappelijke ontwikkelingen niet meer kan bijbenen. Ook realiseer ik me dat ik in de wereld weinig verschil meer maak. Ik kost meer dan ik oplever.

Wel ben ik in deze periode deze blogs gaan schrijven. Waarom eigenlijk? Ik heb denk ik maar weinig lezers (al heb ik geen idee hoeveel dat er zijn) en diegenen die mijn blog lezen zijn zij die over de zaken waarover ik schrijf vaak net zo denken als ik. Mijn blog zou misschien waardevoller zijn voor hen die hun mening op de terreinen waarover ik schrijf nog moeten vormen, maar die bereik ik niet. Ik heb dus weinig illusies over de betekenis van mijn blogs. Ik schrijf ze voornamelijk voor mezelf.

Soms schrijf ik blogs omdat ik het leuk vind een thema uit te diepen (bijvoorbeeld ‘kunstmatige intelligentie’, of ‘de onzichtbare werelden’) en daarover te vertellen. Maar vaker schrijf ik ze om nog een andere reden. Om niet helemaal buiten de wereld te staan lees ik kranten, tijdschriften en zie ik sommige tv-programma’s. Die roepen echter vaak veel verontwaardiging op, omdat ik daardoor geconfronteerd wordt met hoe wij als mensheid onze leefwereld willens en wetens verzieken en misschien wel vernietigen. Dat doet pijn en maakt me verdrietig, omdat veel waarvan ik houd verloren gaat of zal gaan. En ik kan daar voor zover ik zie maar weinig meer aan doen.

Dat dreigt mijn gemoedsrust aan te tasten en mijn vermogen om van de schoonheid, liefde en vreugde in mijn leven te genieten. Dan word ik somber en als ik niet uitkijk cynisch. En daar heeft niemand wat aan, integendeel. Door deze emoties om te zetten in blogs verwerk ik ze, en ben ik een aangenamer mens voor mijn omgeving (en voor mezelf). Intussen zadel ik mijn lezers er mee op, maar die kunnen mij makkelijker uitzetten.

En misschien, heel misschien, schemert er in mijn blogs iets door van een andere kant van mij: de ‘Elder’, de oudere, die zijn ervaring en wijsheid ter beschikking stelt aan wie het wil zien en horen; een kant die ik soms ook kan laten zien in de vrijmetselarij. En die daardoor nog een beetje zichtbaar blijft voor wie hem wil vinden.

Vitaliteit

Geloof, hoop en liefde worden vaak in één adem genoemd, maar er is een essentieel verschil tussen hoop en geloof enerzijds en liefde anderzijds.Hoop en geloof zijn gedachteconstructies, en beïnvloeden in positieve zin je stemming en je gevoelens van welbevinden. Liefde is, zoals ik vorige week al zei, een uiting van de levenskracht zelf.

Deze levenskracht kan zich op vele manieren uiten. Fysieke levenskracht manifesteert zich als behoefte aan eten, drinken, sex, voortplanting, beweging, slaap, en bovenal als de drang tot ademhaling. Geestelijke levenskracht kan zich uiten als: verlangen (naar intimiteit of schoonheid), woede, levensvreugde, creativiteit, angst (met name voor de dood – allerlei andere angsten zijn daarvan als regel afgeleiden), moed, (diep) verdriet en liefde; alsook in allerlei combinaties daarvan.

Persoonlijk geloof ik niet in een doodsdrift als uiting van de levenskracht – zoals die door Freud werd gesteld. Al kan ik me in zekere omstandigheden en aan het eind van je leven een verlangen naar de dood wel voorstellen.

Als sommige uitingen van de levenskracht in jouw leven permanent ontbreken of uiterst zwak zijn, dan leef je niet in balans en tevredenheid. Je leeft dan niet ten volle en je leven heeft dan niet de rijkdom die het zou kunnen hebben. Waarschijnlijk vervul je dan ook niet je levensopdracht. Als het blijft bij het ontbreken van één enkele vorm valt het nog wel te compenseren. Anders leidt het tot gevoelens van ontevredenheid en tekort, en soms zelfs ziekte. Ik denk dat dit bij de lezers van dit blog weinig voorkomt, maar je kan het vaak wel zien in je omgeving. Je kan zulke mensen ondersteunen door hen middels vragen of een milde observatie hiervan bewust te maken. Soms als een antwoord op hun onlust of ontevredenheid. Voorbeeld: “Ik heb jou nog nooit eens kwaad gezien? Ben je echt nooit boos?” Uiteraard kan dit alleen maar als je met de betrokkenen een goede relatie hebt. In dat geval kan het zijn dat jouw vraag of observatie bij de ander iets in beweging brengt. En daarmee draag je zelf weer een steentje bij tot wat de wereld nodig heeft: de levenskracht van ons allemaal.

 

 

Als men ziet wat juist is, en het nalaat, is dat een gebrek aan moed.*)

Veel narigheid in deze samenleving komt voort uit angst. Want mensen die bang zijn, zijn in nood, en een mens in nood maakt rare sprongen (daarin lijken we op katten). Hij/zij denkt vaak niet redelijk, neemt beslissingen die niet heilzaam zijn voor hem- of haarzelf of zijn omgeving. Angst die niet onder ogen wordt gezien leidt vaak tot woede, of het niet nemen van verantwoordelijkheid voor de situatie waarin men zich bevindt. Dan krijgt een ander de schuld van de eigen onlust. In het ergste geval leidt angst tot destructief  of kwaadaardig gedrag of geweld.

Waar zijn we bang voor? In mijn ervaring is iedereen wel ergens bang voor: om niet gezien te worden, om niet erkend te worden, om beledigd te worden, om geen betekenis te hebben in deze wereld, om niet meer te zijn dan een korreltje zand op het strand, bang voor schaarste en om niet genoeg te krijgen in deze wereld, bang voor de ander, bang om af te gaan, om het fout te doen, om slecht of zondig te zijn, bang om te verliezen wat we hebben, bang om te vallen, bang voor pijn, en uiteindelijk bang om ziek te worden en dood te gaan.

We scheppen allerlei denkconstructies om deze angsten te maskeren. Sommige mensen zijn daar zo goed in dat het lijkt alsof ze helemaal geen angst hebben. Anderen construeren een hiernamaals, waarin ze beloond kunnen worden voor hun goede daden (maar dan maskeren ze weer de angst voor straf), of zoeken het meer in het aardse vlak en streven naar genot, of willen uitblinken en macht verwerven. Velen  bouwen allerlei beschermingsconstructies (zoals verzekeringen en wetten). Zoals eerder gezegd  kan de maskering van angst leiden tot geweld, en dat voedt dan weer de angst. Daarom is het goed met regelmaat aan onszelf de vraag te stellen: waar ben ik eigenlijk bang voor? Als we onze angsten onder ogen kunnen zien kunnen we leren om daar zonder verdedigingsconstructies mee te leven.

Angst  heeft in ons leven een belangrijke functie: het geeft ons de gelegenheid moedig te zijn. Om moedig te zijn moet je eerst bang zijn, anders is moed nergens voor nodig, en zal het dus niet ontwikkeld worden. En moed is beslist iets wat we nodig hebben in deze barre wereld. Het is een van de kardinale deugden. In ons hart weten we dat wel en daarom scheppen mensen die zich niet bewust zijn van hun eigen angsten vaak situaties, die een zeker risico inhouden. Door onze angst gade te slaan, er niet in te verdrinken maar het ook niet weg te stoppen, trainen we moed. We kunnen dit proces versterken door ons veiligheidsgebied te verlaten, en een redelijk risico te nemen (growing edge). Join the club!

 

*) Confucius. Een deel van de tekst van dit blog is eerder gepubliceerd in Voor niets gaat de zon op. .  . een blauwdruk voor een waardige samenleving (2012).

‘Openlijk zult gij uw volksgenoten terechtwijzen.’ (Lev, 19:17).

Een tiental jaar ben ik lid geweest van de Hervormde Kerk, maar die heb ik rond mijn vijftigste weer verlaten. Ik kon me toen toch niet vinden in de dogmatische trekjes en gevoelens van superioriteit die zelfs in het vrijzinnige gedeelte van de kerk aanwezig waren, en ook niet in het onvoorwaardelijk partij kiezen voor de staat Israël in het Israëlisch-Palestijnse conflict. Maar wel heb ik me in mijn werkzame leven altijd sterk laten inspireren door de bijbel – ook nu nog, ook al neem ik de bijbel niet letterlijk van kaft tot kaft, en staan er ook veel zaken in die mij de wenkbrauwen doen fronsen.

Zo heb ik mijn werk altijd veel aandacht gegeven aan de instructie van Mattheus om niet over een medemens te oordelen. Ook in mijn privé-leven heb ik daar steeds naar gestreefd – met wisselend succes. Maar ik kom daar nu tot op zekere hoogte op terug.

Over een ander oordelen loopt al gauw uit op de ander (subtiel) veroordelen, of ons boven de ander opstellen. Daarmee is de horizontaliteit  uit de relatie verdwenen en is verbinding moeilijk geworden. Maar we keuren natuurlijk niet elk gedrag van alle anderen goed. Ik redde me daar altijd uit door onderscheid te maken tussen de persoon en zijn/haar gedrag. Over gedrag kon en mocht je oordelen, maar het wezen van de persoon zou daar dan buiten kunnen staan.

Maar dat vind ik bij nader inzien een gekunsteld onderscheid, met name als je afkeuring van het gedrag sterk is. In dat geval heb ik ook veel moeite met de intentie achter dat gedrag, en die kan ik eigenlijk niet los zien van de persoon. Als iemand op laatdunkende of denigrerende wijze reageert op mijn vegetariër zijn – wat me onlangs een paar keer is overkomen – keur ik zijn gedrag af, en heb ik wel degelijk ook gevoelens over die persoon. Ik heb dan een ingewikkelde psychologische redenering nodig om niet over hem of haar te oordelen. Dat geldt te meer als het gaat om intenties of handelingen die ik veel sterker afkeur, zoals de manier waarop er gescholden en gedreigd wordt op internet, of het domme en soms kwaadaardige gedrag van sommige politici of leiders in de wereld. Dan oordeel ik niet alleen; ik veroordeel die mensen ook.

Gelukkig brengt de bijbel opnieuw uitkomst. ‘Oordeel met een rechtvaardig oordeel’ (Joh. 7.24) of ‘Openlijk zult gij uw volksgenoten terechtwijzen.’ (Lev, 19:17). Vooral die laatste uitspraak (die vooraf gaat aan de beroemde uitspraak: ‘Gij zult u naaste liefhebben als uzelf’ is interessant: oordelen mag niet alleen, soms moet het zelfs. Dit roept natuurlijk weer allerlei nieuwe vragen op zoals: wanneer moet je oordelen en wanneer niet; wanneer  is een oordeel rechtvaardig, en wie bepaalt dat? Maar daarover een andere keer.

Een goed leven (II)

                              Anderen begrijpen is wijsheid. Jezelf begrijpen is verlichting                                         (Lao Tse, Tao te Tjing, 33)                                                                                                                               

Je kunt je leven op verschillende manieren indelen, en één manier is de volgende. De periode tot 25 jaar is de periode van de zonsopkomst, het Oosten, de lente. Het is de tijd van geboorte en opgroeien tot volwassenheid. De tweede periode, tot 50 jaar, is die van het Zuiden, de zomer. Je staat in volle bloei. Je schept je privé-leven, je woonplaats en je werk en brengt dat tot ontwikkeling. De derde periode, tot 75 jaar, is die van de herfst,  van het Westen, een periode van vrucht dragen, oogsten, verdieping, zingeving, en spirituele ontwikkeling. En in de vierde periode is de zon weer ondergegaan. Het is nu winter, en het is een tijd van contemplatie, en het delen van de levenservaring. Het is de periode van de ‘Elder’.

Ik zit nu in die laatste periode, en vandaar mijn behoefte aan terugblikken. In mijn vorige blog heb ik de vraag gesteld: wat is eigenlijk een goed leven, en daarvoor een aantal vragen geformuleerd die als criteria kunnen dienen om je eigen leven in dat opzicht te boordelen. Een leuk tijdverdijf voor oudere mensen, zoals ik. Ik heb elke vraag geherformuleerd in de voltooide tijd en aan elke vraag een score toegekend tussen 1 en 10; en die scores vervolgens gemiddeld. Als ik dat zo eerlijk en objectief mogelijk doe kom ik op een krappe acht. Dat waardeer ik als goed. Wel verbazend eigenlijk, daar ik helemaal niet zo tevreden ben over wat ik daadwerkelijk heb bereikt en nagelaten. Ik leid hieruit af, dat ik misschien wat milder over mezelf zou moeten denken.

Als je jonger bent dan ik en geïnteresseerd in een tussentijdse evaluatie van je leven, kan je dezelfde procedure toepassen, waarbij je de vragen weer in de tegenwoordige tijd formuleert. Je kunt uiteraard vragen die je niet relevant vindt weglaten en eigen vragen toevoegen. Niet te kritisch zijn, maar ook niet te makkelijk met jezelf. Als je tevreden bent met het resultaat is dat een aansporing om zo door te gaan. Zo niet, dan is het een uitdaging om je levensdoelen misschien wat scherper of hoger te stellen en na te streven. Misschien moet je je ‘growing edge’ wel opzoeken.

Het is wel een interessant gedachte-experiment om je voor te stellen wat je als grafschrift op je steen zou willen zien staan, of, als je niet begraven wil worden, hoe een voor jou belangrijk of dierbaar persoon jou in een oneliner zou karakteriseren na je overlijden. En een ander gedachte-experiment: als je zou weten dat je morgen, over een week, over een jaar zou overlijden: wat zou je nog willen doen? Doe dat dan nu. Deze gedachte-experimenten zijn oude technieken uit de groeibeweging van de zestiger en zeventiger jaren, die hun relevantie nog geenszins verloren hebben.

Een goed leven (I)

Een leven dat niet kritisch naar zichzelf kijkt, is het niet waard om geleefd te worden. (Socrates)*

Een aspect van ouder worden is dat je terug kijkt op je leven. Een vraag die daarbij speelt is: ben ik tevreden over het leven wat ik geleefd heb? En een vraag die daaruit weer voortvloeit is: wat is eigenlijk een goed leven? En die vraag zou je eigenlijk al veel eerder moeten stellen dan als je oud bent, want dan kan je er nog meer aan doen. Vandaar dat ik mijn beschouwingen over deze vraag maar eens met jullie deel. (Met een goed leven bedoel ik dan: zowel goed in morele zin als geslaagd)

Je zou kunnen zeggen: een goed leven is een leven waarbij je jezelf en de anderen om je heen gelukkig maakt. Maar dat is wat kort door de bocht. Want enerzijds is het maar de vraag of je geluk op die manier kunt ‘maken’ (in elk geval niet bij anderen), en bovendien is het nog niet zo eenvoudig om te definiëren wat geluk eigenlijk is. Dus dat werkt niet. Een ander antwoord op de vraag is: een goed leven is als je eruit haalt (hebt gehaald) wat erin zit. Maat ook dat is een onduidelijk criterium, want wie wie kan zeggen of dat zo is? Misschien heb je wel hele interessante mogelijkheden over het hoofd gezien, en dan weet je niet dat je er niet uit gehaald hebt wat er in zat.

Ik denk dat je de vraag of je een goed leven leid (of geleid hebt) het beste kan beantwoorden aan de hand van een aantal criteria, die te formuleren zijn als deelvragen. Zoals:

  • Heb je ontdekt wat jouw unieke bijdrage aan de wereld kan zijn, en lever je die bijdrage ook?
  • Sta je liefdevol in het leven? Houd je van mensen, je werk, en de natuur? Ben je je medemens tot steun? Slaag je erin niet te snel te (ver)oordelen? Kun je duurzame relaties opbouwen met een partner, vrienden en op je werk? Houd je als regel; rekening met anderen?
  • Ben je vergevingsgezind, naar jezelf en anderen (je ouders!)? Kun je mild zijn voor jezelf als je een fout hebt gemaakt of hebt gefaald?
  • Leef je in het algemeen bewust en aandachtig?
  • Ben je in staat te genieten, en situaties te scheppen die je plezier opleveren?
  • Ben je in staat pijn en ziekte te vermijden, en als ze toch optreden, ze stoïcijns te aanvaarden?
  • Kun je tegen alle vormen van verlies?
  • Heb je vrede gesloten met de dood (van jezelf en anderen)?
  • Kun je op constructieve of creatieve manier omgaan met je driften, woede en lust? Met andere woorden: kun je passies beheersen in plaats van ze te onderdrukken?
  • Is er intimiteit in je leven, en zo nee, zie je kans dat te creëren?
  • Durf je risico te nemen? Durf je je veilige vertrouwde fysieke of geestelijke omgeving te verlaten een onzekere toekomst in te gaan? (zie de afbeelding: de growing edge, precies het gebied waar je naar toe moet om te groeien)
  • Houd je vol bij tegenslag als je een voor jouw belangrijk doel nastreeft?
  • Durf je steeds te zeggen wat je te zeggen hebt en te doen wat je te doen hebt, ongeacht het oordeel van anderen?
  • Heb je het gevoel meester te zijn over je eigen leven?
  • Geloof je in jezelf en vertrouw je het leven?
  • En tenslotte: lukt het je om contact te krijgen met je diepste (ge)weten, en volg je dat ook?

Enzovoorts en zo verder. Dat zijn dus wel erg veel vragen. En je bent vast en zeker in staat zelf nog een aantal fundamentele vragen toe te voegen. Wat moet je daar nu mee? Daarover in een volgend blog.

 

Over zelfreflectie, zie bijvoorbeeld: https://mens-en-samenleving.infonu.nl/diversen/170199-zelfreflectie-tips-om-kritisch-naar-jezelf-te-kijken.html

Who is our neighbour?

Back from a magnificent holiday in Switzerland – what a beautiful country! – and Italy I am inspired to talk with you about love. I did that many times before, since it is an inexhaustible subject, but recently I discovered some new aspects. Let’s start with the Bible book Leviticus 19:18: Love your neighbour as yourself: I am the Lord.

This phrase has led to endless feelings of guilt, because what if you don’t feel this love, or doesn’t know how to develop this? Then one fails, exactly in the domain that seems to be the most important in life.

One of the problems is that this quote is probably wrongly translated. Meant is: Love your neighbor, who is like you. That sounds certainly more logical and true. Because in the more current translation your self love, that can be very limited, is the criterion for the love you can give, whereas clearly is referred to a higher standard: the love for and from the the Architect of the Universe: I am the Lord. To that love we are always capable, no matter of our own state of being, and no matter if we are believers of atheists.

But who is our neighbor? That surely is not everyone and anyone. To love that whole would be an abstraction, a cerebral concept, and that is not love. The neighbor is the one who enters our life. He/she has to give us something, or may need something from us. But anyway we have to deal with him or her. Only in that situation we can practice love, either by receiving or giving, or both. One can start with practicing open mindedness, mindfulness, and random acts of kindness. From there contact is possible. When, in contact, one succeeds in open listening and open speaking (without judging the other or wanting to influence him/her, or defending yourself) love will come into bloom. Sounds simple, is it not? It IS simple, but that is not to say that it is easy. But it is reachable for anyone who is determined to love one’s neighbor.

Of course we don’t love our neighbor immediately after meeting him/her, or continuously. As Carl Jung wrote in a letter to Mrs. A. Schim van de Loeff: “The general idea of christian love for one’s neighbour is a pretense. In that way one can interact with everyone in a nice and detached way, because you are loving everyone after all. I possess no christian love, so why should I pretend to love you? I take you seriously, and that, in all honesty, is the only thing I can do.”

 

Disclaimer: I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker

 

De hoogste rechter.

Hebben alle mensen een geweten? Ik? U? Rutte (die niet in zijn eerste leugentje gestikt is – ik ook niet trouwens)? Merkel? Berlusconi? Trump? Zijn fundamentalistische kiezer? Mugabe? Poetin? Erdogan? Assad? Mladic? Een jihadist, die op onschuldige burgers of kinderen schiet? Een ‘onschuldig’ kind dat  een koekje van een schaaltje pikt? Een verzetsstrijder, die een moord pleegt om erger te voorkomen? Een straaljagerpiloot die een gekaapt vliegtuig met passagiers uit de lucht schiet, omdat dat de piloot van dat toestel een aanslag wil plegen op een vol stadion? (Ik zag gisteravond  het toneelstuk Terror van Ferdinand von Schirach dat handelt over dit dilemma. Een aanrader: https://www.terror-devoorstelling.nl.).

Uit deze uiteenlopende voorbeelden blijkt wel dat de vraag niet zo makkelijk te beantwoorden is. Om iets dichter bij het antwoord te komen zullen we moeten onderscheiden tussen op zijn minst twee soorten geweten. 1. Het geweten dat voortkomt uit aangeleerde normen. De meest bekende daarvan zijn de tien geboden,  maar je zou ook de klassieke, en later de katholieke deugden leer daartoe kunnen rekenen (het volgen van je geweten is dan leven volgens de deugden, zoals voorzichtigheid, gematigdheid, moed, enz.). Deze normen onderscheiden zich psychologisch nauwelijks van meer oppervlakkige voorschriften, zoals goede manieren of kledingvoorschriften. Het niet opvolgen daarvan kan tot dezelfde schuld- of schaamtegevoelens leiden als niet deugdzaam handelen.

2. Maar er is ook een ander soort geweten, noem het de innerlijke stem, die je laat weten wat in elke situatie de juiste handeling is (de categorische imperatief van Kant). Dat geweten is minder gestructureerd dan het eerste geweten, want het kan in verschillende situaties uiteenlopende aanwijzingen geven, en openbaart zich soms niet eens als een precieze aanwijzing, maar als een vaag gevoel of intuïtie. Overigens: het vereist oefening om die innerlijke stem te onderscheiden van de verankerde morele voorschriften, waarvan in de vorige alinea sprake was.

De inhoud van het eerste geweten is sterk afhankelijk van de opvoeding, en van de cultuur waarin we worden groot gebracht. In die zin heeft iedereen wel een zeker geweten. Zo zullen mensen als Trump of Erdogan of een terrorist zeker een geweten hebben, maar je kan wel stellen dat de inhoud van hun geweten niet overeenkomt met het mijne – en het uwe neem ik aan.

De interessante vraag rijst echter: hebben we allemaal dat tweede soort geweten? En, hoewel dat zoals we zagen, niet altijd precies aangeeft wat juist handelen is in een bepaalde situatie, heeft het dan toch een soort universele inhoud? Als het antwoord op deze vragen ‘ja’ zou zijn, dan rijst de vraag hoe het komt dat verschillende mensen zulk uiteenlopend gedrag vertonen in ethisch opzicht. Het zou kunnen zijn dat iedereen dat soort geweten wel heeft, maar dat sommigen geleerd hebben de stem daarvan zo effectief te onderdrukken (omdat het hem of haar niet uitkomt, of omdat er strijdigheid bestaat tussen de innerlijke stem en de aangeleerde normen), dat die niet meer gehoord wordt; laat staan dat die stem wordt  opgevolgd.

Maar misschien is het antwoord op de vraag in vorige alinea wel ‘nee’. Dan zouden sommige mensen geen innerlijk geweten hebben. Die zijn dan gehandicapt en dus eigenlijk ook niet om  hun gedrag (juridisch)  te veroordelen. Al kan je als samenleving ervoor kiezen dat wel te doen om de rechtstaat te beschermen.

Volgens Vaclav Havel (Brieven aan Olga) heeft iedereen dat tweede geweten, maar ik twijfel. Maar ook als dat niet zo is: iedereen kan leren zich deugdzaam te gedragen – maar dan moet hij/zij wel het belang daarvan in kunnen zien. Wat hoe dan ook nooit zal werken is proberen anderen over te halen tot ander gedrag; je kan een ander niet veranderen. Wat echter altijd mogelijk is: luisteren, en proberen te zien wat de ander beweegt. Dat zal zeker tot meer begrip leiden, en wie weet, tot meer verbinding. En dan is alles mogelijk.

Volgende week wil ik een voorbeeld behandelen van iemand die die verbinding in praktijk brengt.

 

 

 

Ons grootste verlangen.

Het is nu twee weken geleden. Talloze malen heb ik Eberhard van der Laan de afgelopen weken horen kenschetsten als ‘een lieve man’. Ik voel me daar ongemakkelijk bij. Deze karakterisering doet hem namelijk geen recht. Van der Laan was helemaal geen lieve man. Een betrokken en gedreven man, iemand met veerkracht en doorzettingsvermogen, die af en toe ongenadig kon confronteren en uitvallen, dat allemaal wel. Ook iemand die goed kon luisteren en bemiddelen bij conflicten. En iemand met liefde voor mensen en de stad. Maar dat maakt hem nog niet tot een lieve man.

Hij is de afgelopen weken ook op een voetstuk geplaatst, en ook daarover voel ik me ongemakkelijk. Mensen horen niet op voetstukken – dat is noch voor henzelf noch voor hun omgeving goed. Het maakt mensen onaantastbaar, onmenselijk haast. Gelukkig heeft Van der Laan daar geen last meer van.

Waarom doen mensen dat? Ik denk dat het een uiting is van hun verlangen naar een betere, meer waardige wereld. En van hun gevoelde onmacht daar zelf substantieel aan bij te dragen. Daarom hun behoefte aan idolen, aan leiders die dat voor hun kunnen regelen.

Maar zo werkt het natuurlijk niet. Een betere, waardige wereld kunnen we alleen bereiken als we daar allemaal aan bijdragen. Als we allemaal ons eigen puzzelstukje vinden en dat invoegen in de planetaire puzzel. Mensen voelen zich onmachtig, maar zijn dat natuurlijk niet. Natuurlijk kunnen we niet individueel een betere wereld bewerkstelligen, maar we kunnen wel een beter mens worden, zoals de vrijmetselaars zeggen. Daarvoor is nodig dat we in ons zelf zoeken naar wat onze gewondheid en onze belemmeringen, onze inzichten, talenten en onze idealen zijn. Dat kost tijd, en is soms een moeizaam proces. Maar het zal leiden tot ons eigen niveau van competentie.

We kunnen niet allemaal een Mandela, een Ghandi, een Martin Luther King of een Van der Laan zijn. Maar we kunnen wel onszelf zijn. We kunnen deze grote leiders niet beter eren dan door daar voor te gaan. Laten we onze terughoudendheid en angsten overwinnen. Om met Marianne Williamson te spreken: Onze diepste angst is niet dat we onvolmaakt zijn.
Onze diepste angst is dat we immens krachtig zijn. En tegelijkertijd ons  grootste verlangen, zou ik daaraan willen toevoegen.

 

Zo de liefde je kroont, zij kruisigt je ook.

Zo’n tweeduizend jaar geleden kwam er een boodschap tot ons: heb niet allen uw naasten, maar ook uw vijanden lief. Sinds die tijd worstelen we met die boodschap, want onvoorwaardelijk liefhebben zonder aanzien des persoons is niet een kwestie van rationele keuze. De vraag is trouwens of we er wel voor zouden kiezen als we dat zouden kunnen. Want zoals Gibran (in De Profeet) zegt: “Zo de liefde je kroont, zij kruisigt je ook.” Maar toch verlangen we ernaar. Hoe dan met haar in contact te komen?

Over liefde zijn boeken vol geschreven zonder dat ze precies gedefinieerd kan worden. Maar het helpt als we ons realiseren dat liefde zich in allerlei verschijningsvormen kan voordoen. Ik noem er een paar:

  • willekeurige vriendelijkheid (random acts of kindness)
  • vergeving
  • hulpvaardigheid
  • zorg (care)
  • meeleven en mededogen
  • respect
  • verontwaardiging, of zelfs woede (als je onrecht ziet, of ziet dat er schade gedaan wordt aan iemand die, of iets wat je dierbaar is)
  • ervaren van schoonheid
  • broeder- of zusterschap
  • enzovoort. U kunt dat ongetwijfeld zelf bedenken.

Al deze alledaagse vormen van liefde kunt u bij uzelf herkennen, ontwikkelen en koesteren (op zichzelf een daad van liefde), en zo komt het met uw liefde vanzelf wel goed. Natuurlijk kan liefde ook rechtsreeks ervaren worden, en kan dan met allerlei gevoelens gepaard gaan: ontroering, dankbaarheid, vreugde, plezier, maar soms ook pijn of verdriet; maar anders dan bovenstaande verschijningsvormen kunnen we deze onmiddellijke ervaring niet oefenen. De ervaring komt vanzelf als we ervoor openstaan en bereid zijn de controle over ons gevoelsleven op te geven. De beoefening van een of meer van bovenstaande verschijningsvormen van de liefde bevordert dat.

Verliefd zijn, liefde tussen ouders en kinderen en tussen geliefden zijn spontaan optredende verschijnselen van liefde, en prachtig oefenmateriaal voor de totale liefde voor alle mensen, de natuur en de wereld als geheel. Meditatie kan eveneens een proces zijn waarin deze algemene liefde opbloeit. Ook ervaringen van het numineuze (geheimzinnige, mysterieuze)  en  BDE’s (bijna dood ervaringen) kunnen liefde opwekken.

Liefde is dus eigenlijk iets heel eenvoudigs, maar hoe komt  het dan dat we ons vaak zo leeg voelen en liefdeloos handelen? Daarover kom ik een volgende keer te spreken.