Categoriearchief: Spiritualiteit

Healing the planet.

The planet is seriously ill. This is no news for the readers of this blog – they all know this. But what many of us don’t realize – the planet that is we. We are part of the planet, Gaia, the total ecosystem. We are cells of one of its organs: humanity. So we are ill, but we, the majority in the Western World,  don’t feel sick. That reminds me of the days I had cancer. I didn’t feel sick at all, but was very ill, even in mortal danger. So it is with us: we are dangerously ill, but don’t feel it. Furthermore, if we think about the illness of the planet we take the symptoms – ecological collapse, extinction of species, pollution, global warming, violence, the market, gun-addiction, etc. –  for the illness itself. But that is not the illness. So we need a more holistic thinking, and then we can see what the illness is. It is, as many guides, including our inner guide, tell us, a lack of awareness in the human race. In think this awareness was greater in the seventies, when we talked about ‘healing the planet’. Nowadays one hardly hears that expression anymore.

When you are ill you are going looking for a cure, or a healer that can provide that cure. Some illnesses are so serious, that effective cures or healers are difficult to find. But, if we want to live, that doesn’t stop us from searching. Even if we are successful in finding the healer however, that doesn’t release us from our own responsibility for our healing process. We have to cooperate with the healer, and with our own mind and body.

And that is what we should do as humanity: looking for ways to heal the planet, including ourselves. That is partly an individual process: developing our own awareness: becoming conscious of what is going on in ourselves and the world around us. But is also a collective process: developing our collective consciousness. That is hardly possible without medicine men or women. In the collective field we call these guides or leaders.

In 1998 I published Spiritueel Leiderschap, my magnum opus, translated in English as Spiritual Leadership, Wisdom for Work, Wisdom for Life.*) That opens with the following sentences: ‘There is a harrowing lack of leadership in the world. Is this the way you see it too?’ That book already then dealt with the kind of leadership we need in this world. Next month (around the first of April) I’ll say something about that kind of leadership or guidance. In the meantime I invite you to think about that yourself: what is the kind of leadership we need, and how do we find this?

 

*https://www.amazon.com/Spiritual-Leadership-Wisdom-Work-Life/dp/1931044880

Disclaimer: I apologize for mistakes in my English. Blogs are cursory – not stuff for correction by a native speaker

Een beetje praktische filosofie

In mijn werk en in vroegere publicaties heb ik steeds onderscheid gemaakt tussen twee soorten geweten: aangeleerde normen en waarden enerzijds, en ‘datgene wat we altijd al geweten hebben’ anderzijds. Daarbij ging ik er van uit dat we niet als ‘onbeschreven blad’ op de wereld komen, maar al een (aanvankelijk onbewust) ‘weten’ met ons meebrengen over hoe de wereld in elkaar zit en en over wat moreel goed is en wat slecht. Dat is wat Kant de ‘categorische imperatief’ heeft genoemd. We hebben kortom gegeten van de boom van kennis van goed en kwaad.

Als dat zo is, dan zou je denken dat de inhoud van dat vooraf gekende voor alle mensen in de hele wereld gelijk is. Het is immers een feit dat de mensen over de gehele wereld genetisch op dezelfde manier in elkaar zitten (er is maar één menselijk genoom), ongeacht ethische afkomst of ‘ras’. Maar wat zou dan die inhoud zijn? Vaak wordt gedacht, in navolging van Kant, dat de categorische imperatief als volgt geformuleerd kan worden: : “juist handelen is zo handelen dat ik de mensheid, of het nu om mezelf gaat of om een of meer anderen, altijd als een doel behandel, en nooit als een middel”. Simpeler en minder nauwkeurig gezegd: ga met een ander om zoals je wilt dat die met jou omgaat, of negatief: doe een ander niet aan wat je niet wilt dat jouzelf wordt aangedaan. Je kunt deze imperatief eventueel uitbreiden naar alle levende wezens.

Je kunt zeggen dat de heiligheid van het leven, en zeker het bewuste of autonome leven, hieraan ten grondslag ligt. En een consequentie hiervan is dat als je zondigt tegen deze ‘wet’ dat leidt tot schuldgevoelens. Tot zover mijn opvattingen tot dusverre.

Maar onder invloed van andere culturen, met name de islamitsiche, ben ik recentelijk wat aan deze opvatting gaan twijfelen. Is het niet zo dat dit ‘inzicht’ een typisch westerse theorie is, ontstaan in een Europese cultuurgeschiedenis, die geworteld is in de Griekse (inclusief de hellenistische) en Joodse cultuur? Zou het niet zo kunnen zijn dat aan het diepste geweten in meer oosterse culturen niet de heiligheid van het autonome leven (en de daaruit af te leiden waarden van vrijheid, gelijkheid en broederschap) ten grondslag ligt, maar de ‘waardigheid’ van het (menselijk) leven? De imperatief wordt dan: ‘handel zo, dat jouw eigen waardigheid en die van de ander(en) niet wordt aangetast’. Een overtreding van die ‘wet’ leidt dan niet tot schuldgevoelens, maar tot schaamte.

Als dat zo zou zijn geeft dat een verklaring voor het reeds door Ruth Benedict in 1946 geïntroduceerde onderscheid tussen een schuld- en een schaamtecultuur. Het geeft ook een verklaring voor veel gedrag vanuit islamitische kring, variërend van ongewenst gedrag in de schoolklas en op straat (en met name de reacties op terechtwijzingen)*, tot zulke vreselijke dingen als terreur (het leven is immers niet ‘heilig’?). En als het waar is komt de hele theorie van het ‘a priori weten’ op losse schroeven te staan? Wat is waarheid? Ik zou het even niet weten.

 

*)Het voert te ver om hier in dit blog op in te gaan, maar prachtige illustraties hiervan vinden we in het artikel van Frank Mulder, Ik heb het niet gedaan in De Groene Amsterdammer van 21 december 2017. Zeer aanbevolen!

 

 

Zo moge het zijn.

De situatie waarin wij als mensheid zijn komen te verkeren doet mij denken aan de tijd dat ik te horen kreeg dat ik kanker had. Ik voelde me niet ziek, maar was wel in levensgevaar. Als de kanker zou uitzaaien zou ik er nu niet meer geweest zijn. Anderzijds was de kans echter reëel dat ik het zou overleven. Zoals u merkt was het laatste het geval, en ik heb er niets aan overgehouden.

Het nam enige tijd in beslag voordat ik destijds zekerheid had, en al die tijd leefde ik in spanning. Tegelijkertijd werd ik me ervan bewust hoe kostbaar het leven is en hoe fragiel mijn lichaam. Ik ging scherper waarnemen. Dat bleek al meteen de eerste week nadat ik het schokkende bericht ontving. Ik moest direct geopereerd worden, maar zou de volgende week op wintersportvakantie gaan. Na enige aarzeling werd me dat toegestaan door de behandelende arts. Zelden heb ik zo intens genoten van een vakantie, en de schoonheid van het winterse berglandschap zo intens ervaren. Tegelijkertijd sloot ik in die tijd vrede met de dood, ook al had ik nog lang geen zin om van het leven afscheid te nemen.

Als mensheid verkeren we thans in een soortgelijke situatie. We verkeren in levensgevaar, maar het zou ook  kunnen dat we het overleven. Natuurlijk gaat de metafoor enigszins mank: de tijdsspanne is heel anders; de meesten van ons zullen de daadwerkelijk extinctie niet meer meemaken en worden niet acuut met de dood bedreigd. En ook zou het kunnen zijn dat een deel van de mensheid het overleeft, terwijl miljarden anderen in de catastrofe omkomen. Het is dus niet: overleven of sterven, maar er is ook een derde mogelijkheid: zwaargewond doorleven. Maar toch,  zodra we tot eenheidsbewustzijn komen en ons identificeren met de ‘family of man’ – en is dat niet het doel van elke spirituele ontwikkeling? – dan is er wel degelijk een overeenkomst te zien tussen de situatie van een individu dat kanker krijgt (en wellicht nog kan overleven) en de situatie waarin we nu collectief verkeren.

In mijn vorige blog heb ik de vraag gesteld of het nog wel zinvol is de werkelijkheid onder ogen te zien, als die er zo grimmig uitziet. Ik heb toen gesteld dat ik denk dat dit wel zo is, maar dat het afhankelijk is van hoe we erop reageren. De analogie met kanker geeft ons wat dat betreft enige aanwijzingen.

In de eerste plaats is het van belang dat we ons de kostbaarheid van het leven realiseren, het ten volle ervaren en genieten, en tegelijkertijd vrienden worden met de dood. Dat lijkt een tegenstrijdigheid, maar is het merkwaardigerwijs niet. Hoe meer we het leven vieren, en des te intenser we het leven,  des te meer kunnen we ons verzoenen met het afscheid als onze tijd is gekomen.

In de tweede plaats is het van belang dat we onze aandacht gaan richten op de  zaken die er wezenlijk toe doen: schoonheid, liefde, eenheid, verwondering, licht, stilte. Omdat van binnenuit te kunnen doen – en niet alleen maar op mentaal niveau – is spirituele groei nodig, en die komt vaak niet vanzelf. Er is aandacht, oefening, tijd en inspanning voor nodig. De werkelijkheid onder ogen zien helpt daarbij.

En in de derde plaats is het natuurlijk niet verkeerd om intussen te doen wat nodig is. Met name niet meer vliegen, met het openbaar vervoer reizen en geen vlees eten verhogen de kans dat het allemaal iets minder erg wordt. Bovendien geven dit soort handelingen onszelf een goed gevoel, ook nooit weg.

Deze drie reacties zijn natuurlijk ook op zichzelf waardevol. Maar ook is deze levenshouding een voorwaarde om tegelijkertijd te leven in vol bewustzijn van wat er gaande is, en toch met vreugde en voldoening in het leven te staan. Het is ook de enige manier om het leven ten volle te leven en in dit leven te doen wat je te doen hebt, en te geven wat je te geven hebt. Zo moge het zijn.

 

 

Liberté, égalité, parenté.

‘Vrijheid, gelijkheid, broederschap’, de oude slogan van de Franse revolutie. Het woord ‘broederschap’ is niet geslachts-neutraal, dus moeten we het misschien vervangen door verwantschap.

In onze samenleving draait het allemaal om vrijheid en gelijkheid. Het lijkt er op dat ‘vrijheid’ het voorshands gewonnen heeft van ‘gelijkheid’. Hoe dit zij, als verwantschap ontbreekt, dan lijken vrijheid en gelijkheid onoverbrugbare tegenstellingen te zijn. Voor (individuele) vrijheid is zo min mogelijk overheidsingrijpen vereist (het rechts-liberale ideaal), maar voor gelijkheid is juist overheidsingrijpen nodig (het oude socialistische ideaal).

Om uit deze tegenstelling te geraken is ‘verwantschap’ nodig. Maar wat is dat eigenlijk? ‘Verwantschap’ is het besef dat we allemaal broeders en zusters zijn, voortkomende uit dezelfde bron: het leven zelf. Ook dieren en planten, de hele levende natuur, komt uit die bron voort. Dit werd beseft door Franciscus van Assisi, die de dieren en planten met ‘broeder’ en ‘zuster’ aansprak. ‘Verwantschap’ is dat je je verbonden voelt met de ander en met de natuur, dat het je kan schelen hoe het met hem of haar gaat, en dat je bereid bent je daarvoor in te zetten. Het is ook je realiseren dat wat die ander overkomt ook jouzelf overkomt.

Voorheen werd dit ideaal van verwantschap wel belichaamd door de confessionele partijen – zij het dat de natuur daar bij hen niet onder werd begrepen; over de natuur waren we als rentmeester aangesteld – , maar deze zijn helaas geheel afgedwaald naar het vrijheidsbeginsel. En ook in de samenleving als geheel lijkt dit besef en het ideaal van verwantschap vrijwel afwezig. Onze samenleving wordt daardoor leeg en koud, en culturele en ethnische verschillen worden moeilijk overbrugbaar, en de tegenstelling tussen vrijheid en gelijkheid blijft problematisch.

Natuurlijk ontstaan hier tegenbewegingen, zoals bijvoorbeeld de beweging NieuwWij: https://www.nieuwwij.nl/over-nieuw-wij/  Hun credo: verbindt de verschillen. Je zou kunnen zeggen dat ze aansluiten bij het werk van Martin Buber en Levinas. In andere landen leidt de afwezigheid van verwantschap eveneens tot initiatieven om te komen tot meer broederschap (fraternity, fraternité), zoals blijkt uit een artikelenreeks van Bas Mesters in De Groene. Maar vaak blijft het daarbij bij het ontwikkelen van lokale gemeenschappen. Een landelijke terugkeer naar het verwantschapsideaal blijft voorshands nog uit.

Communicatie is een weg naar verwantschap, maar alleen als we bereid zijn in onszelf op zoek te gaan naar het weten dat we deel uit maken van de ‘family of man’, of we dat nu leuk vinden of niet. (Ook in families zijn er wel eens familieleden waar je moeite mee hebt!). Het ‘wij’ dient niet alleen een nieuw concept, een mentaal idee te zijn, zelfs niet alleen een overtuiging, maar een weten.

Dit brengt me een beetje dichter bij de vraag die ik op 1 november moest laten liggen: Wat is de mens? Deze vraag zou je kunnen vervangen door de vraag: Wie of wat is wij? Niet: Wie zijn wij, maar: Wie of wat is Wij? Opnieuw blijf ik u het antwoord nog even schuldig.

 

 

 

De hoogste rechter.

Hebben alle mensen een geweten? Ik? U? Rutte (die niet in zijn eerste leugentje gestikt is – ik ook niet trouwens)? Merkel? Berlusconi? Trump? Zijn fundamentalistische kiezer? Mugabe? Poetin? Erdogan? Assad? Mladic? Een jihadist, die op onschuldige burgers of kinderen schiet? Een ‘onschuldig’ kind dat  een koekje van een schaaltje pikt? Een verzetsstrijder, die een moord pleegt om erger te voorkomen? Een straaljagerpiloot die een gekaapt vliegtuig met passagiers uit de lucht schiet, omdat dat de piloot van dat toestel een aanslag wil plegen op een vol stadion? (Ik zag gisteravond  het toneelstuk Terror van Ferdinand von Schirach dat handelt over dit dilemma. Een aanrader: https://www.terror-devoorstelling.nl.).

Uit deze uiteenlopende voorbeelden blijkt wel dat de vraag niet zo makkelijk te beantwoorden is. Om iets dichter bij het antwoord te komen zullen we moeten onderscheiden tussen op zijn minst twee soorten geweten. 1. Het geweten dat voortkomt uit aangeleerde normen. De meest bekende daarvan zijn de tien geboden,  maar je zou ook de klassieke, en later de katholieke deugden leer daartoe kunnen rekenen (het volgen van je geweten is dan leven volgens de deugden, zoals voorzichtigheid, gematigdheid, moed, enz.). Deze normen onderscheiden zich psychologisch nauwelijks van meer oppervlakkige voorschriften, zoals goede manieren of kledingvoorschriften. Het niet opvolgen daarvan kan tot dezelfde schuld- of schaamtegevoelens leiden als niet deugdzaam handelen.

2. Maar er is ook een ander soort geweten, noem het de innerlijke stem, die je laat weten wat in elke situatie de juiste handeling is (de categorische imperatief van Kant). Dat geweten is minder gestructureerd dan het eerste geweten, want het kan in verschillende situaties uiteenlopende aanwijzingen geven, en openbaart zich soms niet eens als een precieze aanwijzing, maar als een vaag gevoel of intuïtie. Overigens: het vereist oefening om die innerlijke stem te onderscheiden van de verankerde morele voorschriften, waarvan in de vorige alinea sprake was.

De inhoud van het eerste geweten is sterk afhankelijk van de opvoeding, en van de cultuur waarin we worden groot gebracht. In die zin heeft iedereen wel een zeker geweten. Zo zullen mensen als Trump of Erdogan of een terrorist zeker een geweten hebben, maar je kan wel stellen dat de inhoud van hun geweten niet overeenkomt met het mijne – en het uwe neem ik aan.

De interessante vraag rijst echter: hebben we allemaal dat tweede soort geweten? En, hoewel dat zoals we zagen, niet altijd precies aangeeft wat juist handelen is in een bepaalde situatie, heeft het dan toch een soort universele inhoud? Als het antwoord op deze vragen ‘ja’ zou zijn, dan rijst de vraag hoe het komt dat verschillende mensen zulk uiteenlopend gedrag vertonen in ethisch opzicht. Het zou kunnen zijn dat iedereen dat soort geweten wel heeft, maar dat sommigen geleerd hebben de stem daarvan zo effectief te onderdrukken (omdat het hem of haar niet uitkomt, of omdat er strijdigheid bestaat tussen de innerlijke stem en de aangeleerde normen), dat die niet meer gehoord wordt; laat staan dat die stem wordt  opgevolgd.

Maar misschien is het antwoord op de vraag in vorige alinea wel ‘nee’. Dan zouden sommige mensen geen innerlijk geweten hebben. Die zijn dan gehandicapt en dus eigenlijk ook niet om  hun gedrag (juridisch)  te veroordelen. Al kan je als samenleving ervoor kiezen dat wel te doen om de rechtstaat te beschermen.

Volgens Vaclav Havel (Brieven aan Olga) heeft iedereen dat tweede geweten, maar ik twijfel. Maar ook als dat niet zo is: iedereen kan leren zich deugdzaam te gedragen – maar dan moet hij/zij wel het belang daarvan in kunnen zien. Wat hoe dan ook nooit zal werken is proberen anderen over te halen tot ander gedrag; je kan een ander niet veranderen. Wat echter altijd mogelijk is: luisteren, en proberen te zien wat de ander beweegt. Dat zal zeker tot meer begrip leiden, en wie weet, tot meer verbinding. En dan is alles mogelijk.

Volgende week wil ik een voorbeeld behandelen van iemand die die verbinding in praktijk brengt.

 

 

 

Wat is het om mens te zijn?

Via mijn vrouw Anne kreeg ik een interessante vraag aangereikt uit de Hart Sutra Club: Wat is het om mens te zijn? Je kunt die vraag ook parafraseren: wat is de essentie van het mens zijn? Als ik het in abstracte zin formuleer is het antwoord op deze vraag niet zo moeilijk. Ik zou zeggen: bewustzijn, dat zich ook bewust is van zichzelf. Of om met Troelstra te spreken: ‘Een beest met geest’. Maar als je deze vraag persoonlijk maakt wordt het veel lastiger: wie of wat is de mens? Dat is eenzelfde soort spirituele vraag als de vraag: Wie ben ik?

Ik kom dichter bij het antwoord als ik me realiseer wat mijn diepste verlangen is naar hoe, wat of wie ik wil zijn en wat ik in dit leven wil doen. Ik kom dan tot een zijnsvisie en een doevisie. Het valt nog niet zo mee om die visies te vinden en beknopt te formuleren; nog minder om die visies dan ook te realiseren (Er zijn oefeningen en workshops die je daarbij kunnen helpen. Het is in elke geval nodig je talenten te ontdekken en te ontwikkelen). Al onderzoekend zal bovendien blijken dat die visies in de loop van je leven een ontwikkeling doormaken.

Met het vinden en realiseren van onze zijns- en doevisie hebben we een mooi positief beeld van onszelf ontwikkeld. Maar er is ook een schaduwkant: onze gebreken, onze destructieve gevoelens en intenties, ons gebrek aan liefde, moed of edelmoedigheid, de struikelblokken in onszelf. Deze onderdrukken maakt niet dat ze weggaan. Een negatief oordeel over onszelf helpt ook niet, dat leidt alleen maar tot schuld of schaamte. Nee, het enige wat helpt is deze schaduwkant onder ogen te zien en accepteren dat het een deel is van wie we zijn. Dat zal de weg openen om deze schaduwkant te hanteren, zodat de schade voor mezelf en anderen in de praktijk meevalt.

Maar, zoals Levinas zegt: je kunt niet volledig mens zijn zonder verbinding met de ander. Het erkennen en openstaan voor de eigenheid van de ander is de weg naar de beleving van de oneindigheid. Professor Roger Burggraeve (of was dat ook Levinas, ik weet het niet meer) noemt dat: trans-ascendentie: het opstijgen naar het Al.

Deze drie wegen vormen tezamen een levensopgave die pas eindigt met de dood. Naarmate we vorderen op deze weg komen we ook dichter bij het antwoord: wie of wat is de mens? De antwoorden op de vragen “Wie ben ik?” en “Wie is God” heb ik mogen ervaren, maar deze vraag staat voor mij nog open.

 

Wie ben ik?

Een verlichte geest is een open geest. Dat betekent dat hij aan niets meer vasthoudt. Voor hem bestaan er geen absolute waarden, waarheden, zekerheden. Hij ( de term geest is manlijk, zoals de term ziel vrouwelijk is) leeft in ‘de wolk van niet weten.’ Dat maakt dat hij in directe verbinding kan staan met wat de ‘American natives’ (Indianen) de Grote Geest noemen. Je zou ook kunnen zeggen: hij leeft in volstrekte vrijheid, vrij om te kiezen van welke waarheden en waarden hij wil uitgaan in zijn dagelijkse praktijk, en vrij om wat dan ook te doen of te laten. Voor hem geldt bovendien dat hij op vanzelfsprekende wijze op spiritueel niveau – dat wil zeggen vrij van geconditioneerd zijn –  kan functioneren (zie mijn blog van 14 september).

De weg naar de verlichte geest voert via contemplatie over de vraag ‘Wie ben ik?’ Op die vraag is een antwoord mogelijk, en ik denk dat ik ook weet welk antwoord, maar dat ga ik nu hier niet melden (hoewel dat door vele leermeesters al wel is gedaan). Want met dat antwoord zou ik u alleen maar in de weg staan – het werkt alleen maar als u het antwoord zelf ontdekt. (In het verleden ben ik met deze esoterische ‘wetenschap’ wat onzorgvuldig omgesprongen en heb ik het antwoord wel gegeven – daar heb ik nu spijt van). Voorlopig weet u het antwoord op die vraag waarschijnlijk dus nog niet.

Wat u  kunt doen als u het antwoord wil weten is: die vraag met grote hardnekkigheid stellen, en dan bereikt u, meestal na veel schijnantwoorden, de echte tussenstations: momenten waarop u het antwoord op die vraag intuïtief weet, en in één of enkele woorden kunt samenvatten. Een valkuil daarbij is zelfmisleiding- u denkt dat u het antwoord weet, maar denken is geen weten. Als u op het goede spoor zit blijkt dat uit een innerlijk weten en uit een begeleidend gevoel: vreugde, bevrijding, leegte, of wat dan ook.*) De antwoorden die u dusdoende vindt voelen aan als HET antwoord, maar dat is het in het algemeen nog niet. Er zal altijd weer een moment komen dat het zinvol is, en u de behoefte voelt,  de vraag opnieuw te stellen, en dan begint het hele proces van voren af aan. Uiteindelijk bereikt u wellicht het laatste antwoord – en dan weet u dus niets meer met zekerheid.

Een andere weg is meditatie, maar de ervaring leert dat deze weg voor de meeste mensen veel doorzettingsvermogen vraagt, met name als je het voor jezelf alleen doet. Deelnemen aan bijvoorbeeld boeddhistische retraites maakt dat echter weer veel makkelijker.

De vraag die u uzelf echter van tevoren kunt stellen – voordat u echt gaat investeren in de weg – is deze: wil ik wel een verlichte geest, een staat van niet weten bereiken? U kan altijd een stukje die weg opgaan (een workshop of retraite volgen) en dan daarna besluiten of u door wilt zetten. Feit is dat zij, die de weg serieus beoefenen in het algemeen niet meer terug willen. En ook denk ik dat deze wereld, die meer in verwarring verkeert dan ooit, aan verlichte geesten behoefte heeft. Niettemin: bezint eer ge begint.

 

*) Er bestaat een workshop die u speciaal op deze weg kan ondersteunen; zie: https://www.quantumsprong.org

Je gaat er niet aan dood.

Wat ik vorige week zei over ‘care’, geldt ook voor liefde in het algemeen: het komt niet vrijblijvend. Liefde kan zowel je innerlijk leven als je dagelijks bestaan helemaal overhoop gooien. Dat geldt niet alleen voor persoonlijke liefde, maar ook voor de liefde voor het geheel. Liefde opent je, en dat kan van alles in je vrijmaken: oude niet verwerkte gevoelens zoals verlatenheid, het gevoel er niet te mogen zijn, angst en zelfs haat. Maar in elk geval betekent liefde tot op zekere hoogte het verlies van controle: je kunt niet alles meer in de hand houden. En ook leidt liefde niet zelden tot een handelen uit innerlijke drang, en dat kan er weer toe leiden dat je je gevoel van vrijheid tijdelijk kwijt raakt. Maar als je die innerlijk drang durft volgen is juist een beleving van bevrijding het gevolg.

De spirituele uitdaging van 2000 jaar geleden was: heb je vijanden lief, en dat is vandaag de dag nog steeds een opgave. Maar de spirituele uitdaging van vandaag gaat verder: eenheidsbeleving. Is er bij liefde nog steeds sprake van een ander of een object (het werk, de natuur, de mensheid, de aarde), bij eenheidsbeleving word jij en en die ander of dat object één. Dat betekent dat je je bewust wordt van het feit dat wat jou overkomt, overkomt die ander of die buitenwereld, en omgekeerd: wat hun overkomt overkomt mij.

Eenheidsbeleving gaat uit boven het gedachte-niveau. Het behoort tot die 5 % van ons functioneren waarover ik op 14 september schreef. Het is een aspect van onze spiritualiteit. En net als liefde kun je het niet met denken of met wilskracht oproepen. Je kunt je er alleen voor open stellen. De kans dat eenheidsbeleving  je overkomt kan je bevorderen door dezelfde processen die ik bij de liefde noemde: meditatie, ervaringen van het numineuze (geheimzinnige, mysterieuze)  en  BDE’s (bijna dood ervaringen). Daaraan zou ik toe willen voegen: de ervaringen van schoonheid, harmonie, broederschap/zusterschap en vrede.

Meer nog dan liefde zal eenheidsbeleving je transformeren. Dat is waarom velen er bang voor zijn – want het leidt tot een onzekere toekomst. Niet op materieel, maar op geestelijk niveau. Maar je gaat er niet aan dood – alleen je ego sterft er aan; althans kan dan jouw geest niet meer domineren. Daarom is eenheidsbeleving juist zo bedreigend – er kan een doodservaring aan voorafgaan. Het opent de weg naar een verlichte geest – daar kom ik, bij leven en welzijn, volgende week over te spreken.

 

Zo de liefde je kroont, zij kruisigt je ook.

Zo’n tweeduizend jaar geleden kwam er een boodschap tot ons: heb niet allen uw naasten, maar ook uw vijanden lief. Sinds die tijd worstelen we met die boodschap, want onvoorwaardelijk liefhebben zonder aanzien des persoons is niet een kwestie van rationele keuze. De vraag is trouwens of we er wel voor zouden kiezen als we dat zouden kunnen. Want zoals Gibran (in De Profeet) zegt: “Zo de liefde je kroont, zij kruisigt je ook.” Maar toch verlangen we ernaar. Hoe dan met haar in contact te komen?

Over liefde zijn boeken vol geschreven zonder dat ze precies gedefinieerd kan worden. Maar het helpt als we ons realiseren dat liefde zich in allerlei verschijningsvormen kan voordoen. Ik noem er een paar:

  • willekeurige vriendelijkheid (random acts of kindness)
  • vergeving
  • hulpvaardigheid
  • zorg (care)
  • meeleven en mededogen
  • respect
  • verontwaardiging, of zelfs woede (als je onrecht ziet, of ziet dat er schade gedaan wordt aan iemand die, of iets wat je dierbaar is)
  • ervaren van schoonheid
  • broeder- of zusterschap
  • enzovoort. U kunt dat ongetwijfeld zelf bedenken.

Al deze alledaagse vormen van liefde kunt u bij uzelf herkennen, ontwikkelen en koesteren (op zichzelf een daad van liefde), en zo komt het met uw liefde vanzelf wel goed. Natuurlijk kan liefde ook rechtsreeks ervaren worden, en kan dan met allerlei gevoelens gepaard gaan: ontroering, dankbaarheid, vreugde, plezier, maar soms ook pijn of verdriet; maar anders dan bovenstaande verschijningsvormen kunnen we deze onmiddellijke ervaring niet oefenen. De ervaring komt vanzelf als we ervoor openstaan en bereid zijn de controle over ons gevoelsleven op te geven. De beoefening van een of meer van bovenstaande verschijningsvormen van de liefde bevordert dat.

Verliefd zijn, liefde tussen ouders en kinderen en tussen geliefden zijn spontaan optredende verschijnselen van liefde, en prachtig oefenmateriaal voor de totale liefde voor alle mensen, de natuur en de wereld als geheel. Meditatie kan eveneens een proces zijn waarin deze algemene liefde opbloeit. Ook ervaringen van het numineuze (geheimzinnige, mysterieuze)  en  BDE’s (bijna dood ervaringen) kunnen liefde opwekken.

Liefde is dus eigenlijk iets heel eenvoudigs, maar hoe komt  het dan dat we ons vaak zo leeg voelen en liefdeloos handelen? Daarover kom ik een volgende keer te spreken.

 

De mysterieuze 5 %.

De stelling van Dick Swaab – wij zijn ons brein, niets meer en niets minder – is op wetenschappelijke gronden weerlegd en gaat ook in tegen mijn (onze?) intuïtie. Maar als het om een dergelijke stellingname gaat wantrouw ik mijn intuïtie. Het is daarom maar goed dat ik in dit geval mijn standpunt, namelijk dat onze geest niet geheel te herleiden is tot materie, op wetenschappelijk-methodologische gronden kan funderen.

Intussen realiseer ik me dat minstens 95 % van het menselijk functioneren geconditioneerd of genetisch bepaald is. (Volgens mijn kleindochter is zelfs het vermogen gelukkig te zijn voor 50 % genetisch bepaald; zij doet daar onderzoek naar in verband met haar eindexamenscriptie – maar dit terzijde). Dat wil zeggen dat de bronnen van dit deel van ons functioneren in principe op te sporen en waarneembaar zijn. Daarmee valt dit deel van ons functioneren onder de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid, waarvoor Swaab’s stelling wel op zou kunnen gaan. Met andere woorden: Swaab zou wel eens voor 95 % gelijk kunnen hebben. . .

Er zijn hele interessante onderzoekingen gedaan en conclusies getrokken op het gebied van deze 95 % van ons bestaan. Maar ik ben vooral geïntrigeerd door de vraag: wat gebeurt er bij die andere 5 %? Dat is het terrein van ons spirituele functioneren: het terrein van de intuïtie, de liefde, de schoonheidsbeleving, de eenheidservaring en het ongeconditioneerde zijn.

Over intuïtie heb ik vorige week al geschreven. Nu alleen nog dit: op dit terrein bestaat de vrije wil wel. Ik denk dat de keuze om al dan niet aandacht te besteden aan onze intuïtie, en al dan niet te willen leren onderscheid te maken tussen onze intuïtie en andere vormen van impulsiviteit en ‘spontane’ invallen nog geconditioneerd kan zijn. Maar vervolgens, als je eenmaal op het intuïtieve niveau zit, is de keuze om deze intuïtie al dan niet te volgen vrij.

Op de andere hierboven genoemde aspecten van spiritualiteit  zal ik in de komende weken, bij leven en welzijn, wat dieper ingaan. Wordt vervolgd.