De stelling van Dick Swaab – wij zijn ons brein, niets meer en niets minder – is op wetenschappelijke gronden weerlegd en gaat ook in tegen mijn (onze?) intuïtie. Maar als het om een dergelijke stellingname gaat wantrouw ik mijn intuïtie. Het is daarom maar goed dat ik in dit geval mijn standpunt, namelijk dat onze geest niet geheel te herleiden is tot materie, op wetenschappelijk-methodologische gronden kan funderen.
Intussen realiseer ik me dat minstens 95 % van het menselijk functioneren geconditioneerd of genetisch bepaald is. (Volgens mijn kleindochter is zelfs het vermogen gelukkig te zijn voor 50 % genetisch bepaald; zij doet daar onderzoek naar in verband met haar eindexamenscriptie – maar dit terzijde). Dat wil zeggen dat de bronnen van dit deel van ons functioneren in principe op te sporen en waarneembaar zijn. Daarmee valt dit deel van ons functioneren onder de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid, waarvoor Swaab’s stelling wel op zou kunnen gaan. Met andere woorden: Swaab zou wel eens voor 95 % gelijk kunnen hebben. . .
Er zijn hele interessante onderzoekingen gedaan en conclusies getrokken op het gebied van deze 95 % van ons bestaan. Maar ik ben vooral geïntrigeerd door de vraag: wat gebeurt er bij die andere 5 %? Dat is het terrein van ons spirituele functioneren: het terrein van de intuïtie, de liefde, de schoonheidsbeleving, de eenheidservaring en het ongeconditioneerde zijn.
Over intuïtie heb ik vorige week al geschreven. Nu alleen nog dit: op dit terrein bestaat de vrije wil wel. Ik denk dat de keuze om al dan niet aandacht te besteden aan onze intuïtie, en al dan niet te willen leren onderscheid te maken tussen onze intuïtie en andere vormen van impulsiviteit en ‘spontane’ invallen nog geconditioneerd kan zijn. Maar vervolgens, als je eenmaal op het intuïtieve niveau zit, is de keuze om deze intuïtie al dan niet te volgen vrij.
Op de andere hierboven genoemde aspecten van spiritualiteit zal ik in de komende weken, bij leven en welzijn, wat dieper ingaan. Wordt vervolgd.