Economische groei zoals gemeten door het BBP vraagt bij tot een hoger gemiddeld inkomen, en in bescheiden mate tot de werkgelegenheid. Het draagt niet bij tot een meer gelijke inkomens- en vermogensverdeling, een verbetering van het milieu, een tegengaan van de opwarming van de aarde, of alle non-materiële waarden die ik in het vorige blog heb genoemd: geluk, stilte, vrije tijd, enzovoort. Onderzoek toont aan dat eerder het omgekeerde het geval is: een hoger BBP leidt tot een grotere ongelijkheid, meer milieu- en klimaatproblematiek, minder geluk, stilte en vrije tijd. Voorts leidt economische groei aantoonbaar tot collectieve en private schulden en tot instabiliteit van het economisch-financiële systeem (zoals bevestigd door Klaas Knot, de president vande Nederlandse Bank. Bron: NRC/Handelsblad, 8/10/2016). Dit laatste doordat het streven naar groei in de praktijk altijd leidt tot volatiliteit (grote beweeglijkheid) op de financiële markten en oververhitting van de economie, en tot zeepbellen, waarna een terugslag volgt in de vorm van economische depressie, waardoor het streven naar groei weer wordt aangewakkerd. Deze economische instabiliteit en de grotere ongelijkheid ondermijnt ook de maatschappelijke stabiliteit, en is mondiaal een belangrijke oorzaak van geweld.
Als de kosten van economische groei zo hoog zijn, waarom houden we er dan zo fanatiek aan vast? Ik zie daarvoor twee redenen: mimetische begeerte en werkgelegenheid. En misschien is er nog een meer fundamentele reden waarom we zo verslaafd zijn aan economische groei: als sublimatie van de behoefte aan maatschappelijke groei. Daar wil ik nu niet verder op ingaan – dat komt in een later blog aan de orde als we het begrip groei nader onder de loep nemen.
Om met de eerste reden te beginnen: wij mensen willen altijd meer. Toch is aangetoond dat boven een zeker welstandsniveau het hebben van meer materiële goederen niet bijdraagt tot ons geluk. Maar wat wel afbreuk doet aan ons geluk: als we minder hebben dan een ander met wie we ons vergelijken. Dat leidt tot mimetische begeerte: het willen nabootsen van de ander. Deze begeerte wordt door ongelijkheid in inkomen en vermogen aangewakkerd, en is dus een van de gevolgen van economische groei, die zodoende zichzelf in stand houdt. Het gras bij de buurman is altijd groener. In de rijkere landen is het streven naar een hoger gemiddeld inkomen dus niet alleen niet nodig, maar ook schadelijk. Voor arme te ontwikkelen landen ligt dit natuurlijk anders.
Groei leidt ook tot werkgelegenheid, en dat is een groot goed. Niet zozeer vanwege de inkomsten die men door werk verwerft – dat kan op andere manieren gerealiseerd worden – maar doordat werk een gelegenheid bij uitstek is om zichzelf te ontwikkelen en daar een levensvervulling uit te halen. Voorts is het idee dat men een waardevolle bijdrage levert aan de samenleving een bron van levensvreugde. En tenslotte is werk een bron van sociaal contact. Het behoren tot een werkteam kan, afgezien van bepaalde ontsporingen, eveneens zeer bijdragen tot menselijk geluk. Omdat werk zo belangrijk is, is het streven naar volledige werkgelegenheid een begrijpelijke reden waarom we vasthouden aan economische groei. Als we vanwege de nadelen af willen zien van het streven naar economische groei zullen we dus voor het werkloosheidsprobleem een oplossing moeten vinden. Ik kom daar nog op terug.
Alles overziende zal ieder weldenkend, mens – zoals u en ik – afzien van het streven naar economische groei (althans in het rijke Westen) als we een oplossing vinden voor het werkgelegenheidsprobleem (overigens bewijst de praktijk dat ook het streven naar economische groei het werkgelegenheidsprobleem niet echt bevredigend oplost). Concluderend: economische groei is dus ongewenst. Maar eigenlijk is dat een academische kwestie. Want economische groei is in de nabije toekomst feitelijk niet meer mogelijk. Daarover in het volgende blog.
Wordt vervolgd
Mooie serie Erik! Kort, scherp en to the point. Ben benieuwd naar het vervolg.
Ja, waardevolle reeks.
Over groei en werkgelegenheid heb ik een andere, op werk van Roefie (niet Derk) Hueting gebaseerde opvatting, ook in lijn met het nobelprijswinnende onderzoek van William Baumol.
Komt er kort gezegd op neer dat achter BNP-groei een groei in (arbeids)productiviteit schuilgaat (in sectoren waar productiviteitsgroei überhaupt mogelijk is; Hueting’s favoriete voorbeeld is dat van de pianist die niet productiever wordt als hij 2 x zoveel pianoconcerten in een uur afraffelt).
Groei van de arbeidsproductiviteit betekent dat een zelfde volume juist met minder arbeid kan worden geproduceerd. Die groei leidt dus niet tot werkgelegenheid. Anders gezegd: die groei leidt alleen dán tot werkgelegenheid als het geproduceerde volume nog sterker groeit dan de arbeidsproductiviteit. Welke volumegroei dus weer zoals je verder terecht analyseert strijdig kan zijn met andere doelen die we nastreven, in het bijzonder behoud van natuur, landschap, biodiversiteit, klimaat.
Juist vervanging van arbeidsproductiviteitsgroei door groei van de hulpbronnenproductiviteit (een zelfde producten- en dienstenvolume uit minder grondstoffen- of milieugebruik halen) schept de werkgelegenheid.
En wanneer de mannen met te lange werkweken nu eens minder uren zouden maken en genoegen nemen met minder inkomen en daarmee ruimte maken voor anderen? Goed voor de werkgelegenheid, voor het geluk, voor de gezondheid en noem maar op.