Hoe kun je het land bezitten?

Diegenen die me al wat langer kennen weten dat ik al jaren voorstander ben van het afschaffen van particulier grondbezit. Ik ben natuurlijk lang niet de enige, en ook niet bepaald de eerste die dit standpunt inneemt. Ik sta daarmee in een lange spirituele traditie. Beroemd is bijvoorbeeld de rede die het stamhoofd van de native Suquamish hield in 1854, toen gouverneur Stevens hem aanbood zijn land te kopen (zie het fragment uit die toespraak hierboven). Voor hem was het land waarin en waarop hij leefde zijn moeder – en je moeder kun je natuurlijk niet bezitten. Ook in de Joods-Christelijke traditie bestaat het idee dat je het land, de grond niet kunt bezitten. Zie bijvoorbeeld Lev. 25 vs. 23. ‘Het land zal niet voor altijd verkocht worden, want het land is van Mij, en gij zijt vreemdelingen en bijwoners bij Mij’ (God). In de Joodse traditie is daar het idee van het Jubeljaar uit voortgekomen: in ieder 50e jaar wordt het land gelost en opnieuw verdeeld (ook een bijbels voorschrift trouwens*). En in Christelijke kring heeft het idee van ‘rentmeesterschap’ opgeld gedaan (in het bijzonder sinds Kuyper). Een rentmeester bezit het land niet maar beheert het. Ook het idee van de ‘commons’ (meent, gemeynt of marke) is een stap in de richting van collectief grondbezit: gemeenschappelijk land dat van iedereen is en door iedereen gebruikt kan worden.

Helaas worden deze ideeën vandaag de dag nauwelijks meer in praktijk gebracht. Grond is een commercieel goed geworden, onderhevig aan de wetten van een ongereguleerde markt, en daardoor ook onderhevig aan speculatie. Dat heeft bijzonder ernstige consequenties. De grond is te duur geworden voor een verantwoorde sociale woningbouw en voor de ontwikkeling van een duurzame landbouw (zie voor een uitvoerige toelichting betreffende de landbouw de bijlage en de links onderaan dit blog*). Het laatste kabinet dat daar wat aan heeft willen doen was het kabinet Den Uyl in 1977. Dat diende een wetsontwerp in tegen grondspeculatie dat twee elementen bevatte: 1. bij onteigening zou niet de waarde in het economisch verkeer vergoed worden maar de gebruikswaarde van de grond; en 2. de gemeenten zouden een voorkeursrecht krijgen bij grondaankoop. Zoals men ziet: een verbetering van de situatie, maar toch: een zeer gematigd wetsontwerp, nog ver verwijderd van nationalisering van het grondbezit. Dit wetsontwerp was niettemin te radicaal voor de christen-democratie en de VVD, waarop het kabinet Den Uyl viel. Deze feiten zijn vandaag de dag weinig bekend. Maar het is goed om te weten welke stromingen in Nederland verantwoordelijk zijn voor de ongehoorde grondspeculaties van deze tijd.

En dat terwijl een oplossing zo voor de hand ligt. We hebben in Nederland een uitstekend werkend stelsel van erfpacht. Als we alle grond geleidelijk zouden nationaliseren en dan weer in erfpacht zouden uitgeven is het probleem in een klap opgelost. (Er moet dan wel een oplossing gevonden voor de aflossing van de torenhoge schulden die veel boeren nu bij voornamelijk de Rabobank hebben, zie hieronder*. Maar waar een wil is, is een weg.) Dat vraagt een visie die volstrekt strijdig is met de heersende economische moraal, die nog steeds de markt en het bezit centraal stelt. Veel mooie worden worden gesproken om dat te veranderen, maar het blijft voorshands voornamelijk bij woorden. De trend is in andere richting. Een voorbeeld: de gemeente Amsterdam die traditioneel de grond in erfpacht uitgaf, heeft nu het stelsel van eeuwigdurende erfpacht ingevoerd: een stap in de richting van particulier grondbezit. En zelfs de meest radicale partij op dit gebied, GroenLinks, besteed hier in zijn zojuist uitgekomen concept verkiezingsprogamma nauwelijks aandacht aan. Ze wil een gemeentelijk heffing invoeren op de waardestijging van de grond als die een bouwbestemming krijgt. Dat is symptoombestrijding maar pakt het probleem niet bij de (landbouw)wortel aan.

Wat zou het mooi zijn als onze politici, en wij allen, elkaar zouden vinden in het idee van de grond als ‘commons’, zoals bijvoorbeeld ook de lucht en het water. Dan zouden waarden als solidariteit, rentmeesterschap, respect voor Moeder aarde, en zorg voor elkaar ineens inhoud krijgen en echt leidend worden. Welke politieke partij zou dit durven te agenderen? Een dergelijke partij zou onmiddellijk mijn stem krijgen (als ze tenminste verder geen schadelijke onzin verkoopt).

Informatie over Bregje Hamelynck, zie https://transitiecoalitievoedsel.nl/denk-mee-met-bregje-hamelynck/ .

Zie ook:

  • Zie: Martin Buber, Het geloof der profeten, 1950/1972

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *