‘Openlijk zult gij uw volksgenoten terechtwijzen.’ (Lev, 19:17).

Een tiental jaar ben ik lid geweest van de Hervormde Kerk, maar die heb ik rond mijn vijftigste weer verlaten. Ik kon me toen toch niet vinden in de dogmatische trekjes en gevoelens van superioriteit die zelfs in het vrijzinnige gedeelte van de kerk aanwezig waren, en ook niet in het onvoorwaardelijk partij kiezen voor de staat Israël in het Israëlisch-Palestijnse conflict. Maar wel heb ik me in mijn werkzame leven altijd sterk laten inspireren door de bijbel – ook nu nog, ook al neem ik de bijbel niet letterlijk van kaft tot kaft, en staan er ook veel zaken in die mij de wenkbrauwen doen fronsen.

Zo heb ik mijn werk altijd veel aandacht gegeven aan de instructie van Mattheus om niet over een medemens te oordelen. Ook in mijn privé-leven heb ik daar steeds naar gestreefd – met wisselend succes. Maar ik kom daar nu tot op zekere hoogte op terug.

Over een ander oordelen loopt al gauw uit op de ander (subtiel) veroordelen, of ons boven de ander opstellen. Daarmee is de horizontaliteit  uit de relatie verdwenen en is verbinding moeilijk geworden. Maar we keuren natuurlijk niet elk gedrag van alle anderen goed. Ik redde me daar altijd uit door onderscheid te maken tussen de persoon en zijn/haar gedrag. Over gedrag kon en mocht je oordelen, maar het wezen van de persoon zou daar dan buiten kunnen staan.

Maar dat vind ik bij nader inzien een gekunsteld onderscheid, met name als je afkeuring van het gedrag sterk is. In dat geval heb ik ook veel moeite met de intentie achter dat gedrag, en die kan ik eigenlijk niet los zien van de persoon. Als iemand op laatdunkende of denigrerende wijze reageert op mijn vegetariër zijn – wat me onlangs een paar keer is overkomen – keur ik zijn gedrag af, en heb ik wel degelijk ook gevoelens over die persoon. Ik heb dan een ingewikkelde psychologische redenering nodig om niet over hem of haar te oordelen. Dat geldt te meer als het gaat om intenties of handelingen die ik veel sterker afkeur, zoals de manier waarop er gescholden en gedreigd wordt op internet, of het domme en soms kwaadaardige gedrag van sommige politici of leiders in de wereld. Dan oordeel ik niet alleen; ik veroordeel die mensen ook.

Gelukkig brengt de bijbel opnieuw uitkomst. ‘Oordeel met een rechtvaardig oordeel’ (Joh. 7.24) of ‘Openlijk zult gij uw volksgenoten terechtwijzen.’ (Lev, 19:17). Vooral die laatste uitspraak (die vooraf gaat aan de beroemde uitspraak: ‘Gij zult u naaste liefhebben als uzelf’ is interessant: oordelen mag niet alleen, soms moet het zelfs. Dit roept natuurlijk weer allerlei nieuwe vragen op zoals: wanneer moet je oordelen en wanneer niet; wanneer  is een oordeel rechtvaardig, en wie bepaalt dat? Maar daarover een andere keer.

Eén gedachte op “‘Openlijk zult gij uw volksgenoten terechtwijzen.’ (Lev, 19:17).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *