Lieve lezers van dit blog,
Dit blog heeft de vorm van een brief aan jullie, omdat ik de behoefte heb om persoonlijk te delen, mee te delen.
Vorige week is, volstrekt onverwacht, Eugène op 66-jarige leeftijd overleden. Hij is overleden op zijn geliefde Bali aan sepsis, een bacteriële infectie in het bloed, en daar gecremeerd volgens Balinese rituelen. Gisteren is zijn ziel overgedragen aan de zee, ook onder leiding van een Balinees priester.
Hij was een van onze meest dierbare vrienden, met wie Anne en ik wekelijks mediteerden, negen jaar lang. Na afloop dronken we altijd koffie en spraken over alles wat ons bezig hield, van de meest persoonlijke en intieme zaken tot wat er in Amsterdam en de wijde wereld gaande was. Over onze gedachten en gevoelens, onze hoop, vertrouwen en somberheid, over de bizarre gebeurtenissen in de politiek en in het bestuur en de humor daarvan, over de meest verheven zaken en de meest onbenullige dingen. Ik ken maar heel weinig mensen met wie ik op zo vanzelfsprekende wijze tot diepgaand wederzijds begrip kon komen. Hij was wat je noemt een ‘soulmate’.
Een gebeuren als dit roept van alles op. Verdriet over hoe we hem zullen missen, woede over de vergankelijkheid en de wispelturigheid van het leven, gedachten over hoe verschrikkelijk dit wel niet moet zijn voor zijn partner, een besef van de broosheid van mijn lichaam, van Anne’s lichaam, van het bestaan als zodanig. En vooral ook onbegrip. Onbegrip over dat hij er niet meer is (het wil nog niet echt indalen), maar ook onbegrip over wat dood eigenlijk is. Het is voor mij eigenlijk niet te vatten.
Je kunt de dood beschouwen vanuit het gezichtspunt van de gestorvene, maar dan stuit je onvermijdelijk op een paradox. Als de dood gelijk staat aan de leegte of het niets, dan komt het dicht bij wat je in diepe meditatie kunt bereiken. Maar er is een belangrijk verschil. In meditatie is er als regel nog een waarnemer die dat niets of die leegte ervaart. Als dat in de dood ook zo zou zijn, dan kan je eigenlijk niet spreken van een absoluut niets, want er is nog steeds een waarnemer. Dan is er dus op geestelijk niveau geen dood. Zou er daarentegen geen waarnemer en dus geen bewustzijn meer zijn, dan is er ook geen leegte of niets, want dat zijn menselijke begrippen die gerelateerd zijn aan het menselijk bewustzijn. Ziedaar de paradox.
Je kunt de dood dus maar beter beschouwen vanuit het gezichtspunt van de nabestaande. Maar dan weet je eigenlijk niet waar je het over hebt. Ik heb in dit leven geen bijna dood ervaring gehad. Het dichtste bij de dood ben ik gekomen, paradoxalerwijs, bij de geboorte van mijn oudste dochter. Na de hectiek van de bevalling, toen mijn vrouw vermoeid en gelukkig in slaap was gevallen, lag ik nog wakker, en hoorde uit het wiegje naast ons bed wat snuifgeluidjes van onze pasgeboren dochter. En ineens overviel het me: een weten dat daar een nieuuwe mens, een nieuwe identiteit op de wereld was gekomen. Dat vervulde me met een diepe verwondering, een ontzag voor het mysterie van het bestaan. Waar kwam die mens nu ineens vandaan? Natuurlijk weet ik van bevruchting van de eicel door de zaadcel en de genetische bagage, maar waar kwam die unieke persoon vandaan? Van de overkant, zoals ds. Ter Linden eens zei in een mooie beeldspraak vanuit zijn pastorie, die tegenover de kerk stond aan de andere kant van het kanaal.
We komen dus ‘ergens’ vandaan, en daarom is het logisch te denken dat we ook ergens heengaan. Dat is ook wat ik persoonlijk geloof. Maar geloof is geen weten – bij geloof hoort ook twijfel. Weten doen we het natuurlijk niet. En onze spirituele meesters kunnen hierover geen uitsluitsel geven – als ze al over de dood spreken, spreken ze elkaar met grote stelligheid tegen.
En wat Eugène betreft, ik houd het maar op het simpele: vaarwel. Voor mij zit daar alles in, zowel mijn eigen verdriet over het afscheid als de zegenwens die ik hem meegeef voor het geval hij zijn reis nog voortzet. Vaarwel, Eugène.
Met lieve groet, en tot het volgende blog (waarschijnlijk. . . ),
Erik