Tag archieven: economische groei

Eindelijk!

Onbeperkte economische groei heeft de prachtige kwaliteit om onvrede te sussen en ondertussen voorrechten te behouden, een feit dat niet onopgemerkt is gebleven onder liberale economen.
(Noam Chomsky)

In 2012 stelde ik de vraag aan de orde of groene economische groei wel mogelijk was, en in 2015 kwam ik tot de conclusie dat dit niet het geval was. Dat was niet zo moeilijk om vast te stellen – je hoefde er alleen maar goed de kranten en tijdschriften voor door te lezen of het nieuws te volgen, en dan vervolgens je gezond verstand te gebruiken. Niettemin bleef de mythe dat economische groene groei wel mogelijk is tot op de huidige dag bestaan – met name bij de meerderheid van de economen. Deze mythe vormde ook jarenlang de grondslag van de programma’s van de meer progressieve politieke partijen; in ons land met name GroenLinks.

In dat beeld kwam in 2014 een barstje door het boek van Ha-joon Chang (Economie, een gebruiksaanwijzing), waarin hij stelde dat de huidige economische wetenschap eigenlijk helemaal geen wetenschap is, maar een verzameling modellen gebaseerd op persoonlijke voorkeuren en waarden. Die geven geen oplossingen voor het volstrekte falen van het huidige economische stelsel met name op het gebied van rechtvaardigheid en duurzaamheid. Maar Chang geeft ook geen duidelijk beeld van hoe het dan wel moet.

Een echte aanzet voor een nieuw economisch stelsel komt van de hand van Jason Hickel (Minder is meer, 2020) die er voor pleit dat we de productie en diensten van alles wat niet noodzakelijk is afschalen. E.F Schumacher had daar in 1975 met zijn boek Small Is Beautiful: A Study of Economics As If People Mattered al een voorzet voor gegeven, maar Hickel gaat veel verder en is veel radicaler. Martin Wolf, die om voor mij onduidelijke redenen heel kritisch is op Hickel, komt in zijn boek The crisis of Democratic Capitalism (2023) tot een analoge conclusie, al zegt hij bij mijn weten niet expliciet dat groene groei per se onmogelijk is. Dat kan hij ook bijna niet maken, want hij komt uit de neo-liberale school van Friedrich Hayek (The road ot serfdom, 1944), maar het vloeit wel als consequentie uit zijn visie voort.

Eindelijk, eindelijk beginnen de eerste economen de werkelijkheid dus onder ogen te zien. Nu de politici nog, en daarna de burgers. Het is de verdienste van GroenLinks, dat ze recentelijk in de 2e kamer Jason Hickel hebben uitgenodigd voor een presentatie en een debat (zoals destijds Thomas Pikety). Het vergt moed om onder ogen te zien dat je het misschien al die jaren bij het verkeerde eind hebt gehad.

Hickel en Wolf ontwerpen nog niet een volledig nieuw economisch systeem, maar het is een begin. Ook geven ze niet aan hoe hun voorstellen draagvlak kunnen krijgen – dat zal nog niet meevallen zoals de recente verkiezingen leren. Het lijkt me dat we moeten beginnen met een burgerforum dat zich over deze problemen buigt. En wij, de geïnformeerde burgers, kunnen ons intussen in deze vraagstukken verdiepen en nadenken over oplossingsrichtingen. Zo dragen we indirect bij aan een langzame verandering in het collectieve gedachtengoed.

Niet van brood alleen. . .

In 2015 heb ik in een serie blogs aannemelijk gemaakt dat duurzame materiële economische groei op enigszins acceptabele termijn onmogelijk is. Het zal altijd leiden tot een aanzienlijke overschrijding van de twee graden limiet voor de concentratie van CO2 in de atmosfeer, en dus tot een sterke opwarming van de aarde. Dit standpunt werd me vandaag nog weer eens bevestigd door een bekende bankdirecteur. Niettemin hoor je daarover geen enkele politicus, ook niet van groene zijde . In tegendeel: economische (materiële) groei is nog steeds het mantra van elke politieke partij, van links tot rechts, nationaal en internationaal (met uitzondering van de Partij voor de Dieren).

Omdat er niet naar beperking van de economische groei gestreefd, wordt – in tegendeel – zal de wal het schip wel keren, en zullen we in een ongekende economische crisis belanden. Ik kan niet voorspellen wanneer dat zal gebeuren. Twee jaar, vijf jaar, tien jaar, twintig jaar? Een van de consequenties zal zijn een structureel grote werkloosheid. Dit proces zal nog versterkt worden door de ongekende digitalisering en robotisering van de samenleving. De genoemde bankier dacht trouwens dat dit niet allen tot werkloosheid zou leiden, maat ook tot een geheel nieuwe tweedeling in de samenleving: een kleine groep die nog zeggenschap heeft over eigen leven en werk, en daar ook plezier in kan hebben, en een grote meerderheid die geheel gestuurd wordt door de automatisering, en voor wie alleen geestdodend werk overblijft. De scheiding tussen beide groepen wordt gevormd door de digitale structuur van de samenleving. Het hoeft nauwelijks betoog dat dit zal leiden tot een grote onvrede en woede in de samenleving en een directe bedreiging vormt voor de democratie (tot op zekere hoogte zien we dat nu al). Het zou in feite het einde betekenen van de mensheid als eenheid: het is dan een tweeheid geworden.

Werk kan een aantal fundamentele menselijke behoeften bevredigen: het gevoel een zinvolle bijdrage te kunnen leveren aan de samenleving, het samenwerken in een werkgemeenschap met een gemeenschappelijk doel, het gevoel ergens bij te horen, het ontplooien van je talenten, het scheppen van een vaste structuur in je leven, en tenslotte: waardering, onder meer uitgedrukt in een beloning. Bovendien is ‘juiste’ arbeid een weg  naar persoonlijke en spirituele ontwikkeling, zoals de Boeddha al zei. Als de mogelijkheid voor zinvol werk weg zou vallen kunnen deze behoeften ook op een andere manier dan door werk bevredigd worden, maar daarvoor is een totale omslag in onze cultuur nodig. En dat kan alleen maar bereikt worden via het onderwijs, waar kinderen en jongeren kunnen worden voorbereid op een nieuwe manier van leven en werken. Uiteraard vraagt dit allereerst een omscholing van de leraren

Hoewel, zoals gezegd, geen van de politici die nu om de formatietafel zitten bovenstaande problemen lijkt te onderkennen, zijn hun partijen alle vier wel voorstander van het verhogen van het onderwijsbudget. Interessant. Te hopen valt dat dit budget niet lukraak wordt uitgegeven, maar dat het althans gedeeltelijk ten dienste komt van de genoemde om- en bijscholing van leraren. We zullen zien.

 

 

 

Pretentie en mystificatie.

“Burgers willen wel duurzamer, maar niet minder consumeren. Overheden willen best vergroenen, zolang het maar geen pijn doet in de koopkrachtplaatjes. En bedrijven zijn niet langer de boeman, maar onderdeel van de oplossing.” Dit is een citaat uit een gedegen artikel in De Groene Amsterdammer van 23 maart j.l. over Unilever: Duurzaamheid uit een pakje *)

“Unilever wil zijn omzet verdubbelen en zijn milieu-impact met de helft verminderen. Dat is revolutionair; het is nog geen enkel bedrijf gelukt.” (Dit is een citaat uit een college op Nijenrode van professor ‘Sustainable Business and Stewardship’ André Nijhof, docent in good practices van bedrijven.) En, maar dat zegt de professor niet, dat gaat Unilever ook niet lukken. Dat blijkt duidelijk uit bovengenoemd artikel (een ‘must read’ voor wie in dit soort zaken geïnteresseerd is). En naar mijn mening zal dat op redelijke termijn geen enkel productiebedrijf lukken. Want omzet of winst vergroten vraagt meer grondstofffen, en draagt bij tot de ‘global warming’, hoe maatschappelijk verantwoord je dat ook probeert te doen. Misschien is in de verre toekomst een volledig circulaire economie zonder CO2 uitstoot technisch mogelijk, maar daarvan zijn we nog zeer ver verwijderd, en tot zolang is een doelstelling als die van Unilever een onhaalbare utopie.

In genoemd college vraagt een student zich af:  “Wordt de wereld er eigenlijk wel beter van als wij onze omzet verdubbelen”. Niet relevant, oordeelt de professor  streng. ‘Een non-discussie.” En hiermee wordt de wezenlijke discussie uit de weg gegaan.

Paul Polman, de CEO van Unilever geldt als de duurzaamheidskampioen van het bedrijfsleven. Hij heeft binnen Unilever het ‘Sustainable Living Plan’ gelanceerd en wordt daar alom voor geprezen. Volgens Polman is Unilever ‘de grootste NGO ter wereld’. Unilever werkt samen met Oxfam, Wereldnatuurfonds en andere NGO’s. De Verenigde naties roepen Polman uit tot ‘Champion of the Earth’, de hoogst mogelijke milieu-onderscheiding.

Ik word van dit alles lichtelijk onwel. Natuurlijk is het goed dat Unilever en andere bedrijven aandacht geven aan de duurzaamheid van hun productieprocessen, en dat ook uitdragen. Maar als dan tegelijkertijd blijkt dat Unilever haar duurzaamheidscriteria aanpast aan wat er mogelijk is, en dat Unilevers duurzame landbouw nauwelijks afwijkt van de reguliere landbouw; als je ziet dat hun streven naar het duurzaam verbouwen van palmolie nog lang niet bereikt is (en ook niet bereikt kan worden, terwijl ze dat wel pretenderen), en als je ziet dat ze streven naar een giga vergroting van hun omzet in cosmetica producten, dan kom je vanzelf uit bij de vraag van die student op Nijenrode.

Ik word niet goed van de pretentie en de misleidende woorden waarmee dit duurzaamheidsstreven gepaard gaat. Voor een werkelijk duurzame wereld is een totale omslag van ons denken nodig, waaruit dan een totale herstructurering van onze samenleving kan voortvloeien, en bedrijven zoals Unilever, met in hun voetspoor professors zoals Nijhof dragen daar niet aan bij, om het maar eens gematigd uit te drukken. In tegendeel, hun mystificatie bevordert dat we over dit soort vraagstukken niet echt gaan nadenken.

Dit is geen aanklacht specifiek bedoeld voor Unilever – het geldt het hele bedrijfsleven, met name die bedrijven die pretenderen een wezenlijke bijdrage te leveren aan een duurzame wereld. Het zou mooi zijn als die bedrijven zich wat realistischer en bescheidener zouden opstellen. Wel vragen aan het het nieuwe kabinet om miljarden te spenderen voor een groene politiek, maar zelf alleen maar vage intenties uitspreken in plaats van concrete investeringen toe te zeggen. Kom  niet alleen halen, kom eerst eens wat brengen, zeg ik samen met Marike Stellinga (NRC/Handelsblad van j.l. dinsdag).

Kortom, wees waakzaam en doorzie de pretenties. Volgende week ga ik in op een mystificatie op dit gebied in de politiek.

 

*)door Daphné Dupont–Nivet, Anouk Ruhaak, Marije Schuurs, Jaap Tielbeke & Emiel Woutersen

Het groeidossier, slot. Time to Reform the Global Casino.

De titel van dit blog ontleen ik aan een mail van Hazel Henderson, een vooraanstaand econoom met een wereldwijde reputatie. Het slaat op de in october vastgestelde United Nations Sustainable Development Goals (SDGs) die door 193 landen geratificeerd zijn.

In deze doeleinden wordt, net als in deze serie, afstand genomen van de op het BBP gebaseerde groeimodel, en worden een Global casinoaantal doelen vastgesteld voor 2030. (zie: https://sustainabledevelopment.un.org/?menu=1300). Prachtige doelen, maar naar ik vrees toch nog niet radicaal genoeg en te laat. Er wordt afscheid genomen van de vrije markt economie van Thatcher en Reagan waardoor er een scheiding ontstond tussen de financiële wereld (’the global casino’) en de reële economische activiteit. Maar er wordt weinig aandacht besteed aan de spirituele dimensie, en er wordt ook uitgegaan van de mogelijkheid van groene groei – een mogelijkheid die ik, zoals eerder gesteld, betwijfel. Een transitie naar groene investeringen is weliswaar noodzakelijk, maar dan zou er tegelijkertijd  – in het Westen – gedesinvesteerd moeten worden in niet duurzame productie, en dan is er geen economische groei meer, maar alleen economische transitie. Maar enfin, het is een begin.

En hiermee ben ik aan het eind gekomen van mijn serie over economische groei. De voorspellingen die ik heb gedaan zijn zoveel mogelijk gebaseerd op feiten, maar zijn overigens gratuit, want ik heb er geen termijn aan verbonden., Bovendien heb ik soms twee alternatieve mogelijke scenario’s geschetst (crash of zachte landing bijvoorbeeld). Op die manier is het natuurlijk geen kunst om gelijk te krijgen. Als ik voorspel dat op termijn de mensheid op deze aarde ten onder gaat of niet, dan heb ik natuurlijk gelijk, maar het zegt niets.

In het tweede gedeelte van de serie heb ik wat meer mijn eigen waarden en meningen naar voren gebracht, en daarmee werden de blogs minder analyserend en subjectiever. Dat geeft ook meer ruimte om het met me oneens te zijn. In dit verband wil ik ook nog even wat rechtzetten. In het zevende blog schreef ik: ‘Als we mordicus tegen kernenergie zijn, dan willen we niet weten dat een drastische beperking van de CO2 uitstoot op korte termijn  waarschijnlijk niet zonder kernenergie kan.’ Daaruit moet niet worden afgeleid dat ik voor het investeren in kernenergie ben (dat zou weer leiden tot economische groei), maar alleen maar dat te overwegen zou zijn bestaande centrales niet te snel te sluiten.

Wat misschien in deze serie wat te weinig  nadruk heeft gekregen is het morele argument. Ik heb gesteld dat economische groei niet meer kan en dat we dus feitelijk de keus hebben tussen een zachte landing of een crash. Maar lang voor de crash zouden we de groei in het Westen moeten afremmen om ruimte te maken voor de minimaal benodigde groei in de armste landen van de wereld.

Ik hoop dat deze serie, zowel door mijn stellingen als door mijn meningen, uw denken heeft gestimuleerd, en dat het u aanzet tot actie, want er zijn wel degelijk meer of minder positieve scenario’s mogelijk. Ook dat is een subjectieve uitspraak, want wie bepaalt wat er positief is?

Deze serie is nu afgelopen, maar met mijn blogs ga ik nog wel een tijdje door.

 

Het groeidossier, deel 10. Crash of zachte landing?

Dezer dagen kwam ik een artikel tegen van Miriam de Rijk in De Groene Amsterdammer (19 november j.l.) waarin ze het failliet van het huidige werkloosheidsbeleid van de overheid aantoont. Ze noemt daarentegen twee maatregelen die aanzienlijk effectiever zouden zijn. Een daarvan (arbeidstijdverkorting) heb ik in het vijfde deel van deze serie genoemd, maar een ander heb ik daar totaal over het hoofd gezien. Het is het scheppen van overheidsbanen of gesubsidieerde banen in de sectoren waarin op een heel onprettige manier bezuinigd is: zorg, onderwijs, sociale dienstverlening, cultuur, onderhoud aan de infrastructuur. Dit kan geschieden zonder toename van het overheidstekort, namelijk door de belastingen te verhogen (direct en indirect – met name inkomstenbelasting en ecotax) of niet te verlagen.  Het argument dat dit de groei zou afremmen is – helaas – ten dele onjuist, want wat er door belastingheffing aan consumptiekracht  afgaat komt er weer bij door de toenemende bestedingsmogelijkheden van de overheid en de nieuwe werkenden. Onderzoek wijst uit dat minstens 60% van de bevolking onder deze voorwaarden niet tegen een belastingverhoging is. Lees het boek van Miriam de Rijk, dat net is uitgekomen (51 mythes over wat goed zou zijn voor de economie).

Zo langzamerhand kom ik aan het einde van deze serie over economische groei. Maar voor dat ik tot een conclusie kom wil ik eerst nog ingaan op twee aspecten van de eerbied waarover ik het in het vorige blog heb gehad. Te weten: Eerbied voor het allerhoogste/de Allerhoogste en Weten dat mijn medemensen mijn broeders en zusters zijn: broederlijke en zusterlijke liefde.

Om met het laatste te beginnen: dat is de basis van compassie: medeleven met onze medemensen. Zonder compassie kan de ideale samenleving, waar ik het vorige keer over had, niet tot stand komen. Compassie vloeit voort uit het oude Christelijke ideaal van naastenliefde: niet alleen je naaste maar ook je vijanden liefhebben. Maar helaas is liefde niet iets waartoe je zonder meer kunt besluiten. Liefde valt echter wel te leren. Je kunt oefenen op jezelf, te beginnen met die dingen van jezelf te omarmen waar je eigenlijk niet blij mee bent. Zoals een liefhebbende ouder van zijn of haar kind kan houden, ook al doet het iets of heeft het eigenschappen waar die ouder moeite mee heeft. Ook kun je liefde oefenen door solidariteit en dienstbaarheid. In mijn boek ‘Op weg naar jezelf . . .’ ga ik hier verder op in. Het is waard er voor te gaan, want zoals Krishnamurti zegt: “Als u geen liefde bezit – niet in kleine druppels maar in overvloed – als u er niet vol van bent – dan zal er onheil over de wereld komen.” Dat zien we al gebeuren.

Dan iets over Eerbied voor het allerhoogste/de Allerhoogste. Met de secularisering van onze samenleving  zijn wij mensen verweesd geworden. De instituties uit het tijdperk van de verzuiling hebben aan belang ingeboet. We voelen ons niet meer veilig en geborgen. Onze zekerheden zijn weggevallen en twijfel aan alles is de norm geworden. Dat heeft een grote vrijheid geschapen, maar de prijs daarvoor is angst en een extreme behoefte aan veiligheid. Met het verdwijnen van het geloof is de onzekerheid over wat er na onze dood gaat gebeuren, en daarmee de angst voor de dood, toegenomen. Als reactie daarop hechten velen van onze broeders en zusters aan hun materiële bezit, of zoeken hun heil bij populistische volksmenners die schijnzekerheden prediken, of bij fundamentalisme en extremisme.

Onder deze condities is het bijzonder moeilijk voor politieke partijen en hun politici om andere doelen dan economische groei centraal te stellen. Wat we als samenleving nodig hebben is wijsheid en een nieuwe spiritualiteit: spirituele ontwikkeling in plaats van materiële groei van de welvaart. Gelukkig zijn er in toenemende mate mogelijkheden voor spirituele ontwikkeling voorhanden. Ik denk aan de vele Oosters geïnspireerde trainingen en cursussen (yoga, tai chi, meditatie), aan evangelische geloofsgemeenschappen en aan de transpersoonlijke psychologie. Het taboe op spreken over BDE’s (Bijna Doods Ervaringen) neemt af, mede dankzij het werk van Pim van Lommel. “There are more things between heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy” (Shakespeare, Hamlet). Vele boeken en films getuigen daarvan. Tegelijkertijd is er een grote weerstand vanuit sceptische hoek tegen alles wat je niet zintuigelijk kunt waarnemen en meten.

Landing-plane-1Zonder spirituele verdieping zal er van vrijwillige vermindering van de op het BBP gebaseerde groei weinig terecht komen. Dan zullen we ingehaald worden door de ontwikkelingen vanuit de buitenwereld, en zal de economie crashen en kunnen we een zachte landing vergeten. We zullen zien, maar wanneer?

 

 

 

 

Het groeidossier, deel 9. Ons morele failliet.

Doordat de Westerse landen economische groei al eeuwen lang als centrale doelstelling van hun beleid hebben vastgesteld, hebben we onze morele geloofwaardigheid in de wereld volledig verloren. Eerst hebben we als kolonisators steun verleend aan slavernij en vele landen uitgebuit. Die uitbuiting is doorgegaan na de dekolonisatie. We nemen (te) goedkoop grondstoffen en landbouwproducten af, en verhinderen zodoende de innovatie en de optimale ontwikkeling van de lokale economieën. Uit eigenbelang (van landen, maar ook van individuen) laten we al dan niet foute multinationals ons de wet voorschrijven, en pappen we aan met misdadige regimes. Anti-terreur expert Peter Knooke stelt vast dat de gemiddelde burger in de niet Westerse wereld ons haat, niet alleen om wat we hen nu aandoen, maar ook vooral om wat we hun vereerde ouders en voorouders hebben aangedaan. Zie: https://www.knack.be/nieuws/wereld/terrorisme-expert-knoope-een-groot-deel-van-de-wereld-haat-ons/article-normal-624191.html. Een uitstekende voedingsbodem voor terrorisme.

Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Parijs heb ik eerst maar eens even gezwegen. Er werd zoveel gezegd, dat temidden van deze brei van woorden mijn geluid volstrekt irrelevant zou zijn geweest. In die brei heb ik een opmerkelijk geluid gehoord, van Paul Scheffer in Buitenhof (15 november): Waarom bestrijden we wel IS, maar laten we Assad zijn gang gaan, en overwegen we zelfs hem te steunen? We willen dusdoende de duivel met Beëlzebub uitdrijven. Zolang we dat doen zijn alle geluiden als: we zullen de terreur moeten bestrijden door onze waarden en idealen daartegenover te stellen, wat mij betreft hypocriet. En wij maar denken dat de wereldburgers dat niet  door hebben. (Het feit dat de vluchtelingen massaal hierheen komen heeft niets te maken met hun waarden, maar met hun begrijpelijk verlangen naar veiligheid en welzijn). Binnen ons land hebben we in moreel opzicht de zaken redelijk voor elkaar, maar als land handelen we beslist immoreel.

moreel_failliete_t_shirt-r32e86b99602d415eb929cce632de14f5_jf4s8_324

Als we onze morele geloofwaardigheid zouden willen herstellen zullen we een volstrekt nieuwe economische en buitenlandse politiek moeten ontwikkelen, waarbij we niet rijk willen worden ten kosten van anderen. Dat zal nog niet zo meevallen, en we zullen daarvoor zeker offers moeten brengen zoals de Engelsen en de Amerikanen deden in hun strijd tegen Duitsland en Japan. Het vraagt bovendien de ontwikkeling van een zekere harmonie in de samenleving, die op het ogenblik ver te zoeken is en zowel ondermijnd wordt door populisten als extremisten en terroristen (bien étonnés de se trouver ensemble!). Een voorwaarde voor die harmonie is een gedeeld toekomstbeeld, maar om dat te bereiken hebben we juist die harmonie weer nodig. Een netelig vraagstuk, waarover ik eerder heb geschreven (Voor niets gaat de zon op . . . ). Het voert wat te ver om dat nu in detail uit te werken.

Behalve de twee eerder genoemde waarden (openheid van geest en vrijheid) zal nog een derde waarde deel uit moeten maken van dat gedeelde toekomstbeeld: eerbied. Wat houdt dat in? In het zojuist genoemde boek beschreef ik dat als volgt: Eerbied voor het leven zelf. Eerbied voor het stralend kosmisch wonder dat je zelf bent. Eerbied voor het allerhoogste/de Allerhoogste. Respect voor de ander, ook als die gedrag vertoont waar je helemaal niets van moet hebben (je hebt dus respect voor de ‘ziel’ van de ander). Eerbied voor de aarde als een levend organisme (Gaia) waaruit voortvloeit de zorg voor de natuur en de omgeving. Tolerantie, dat wil zeggen het accepteren van verschillende waarheden en opvattingen. Ontzag en verwondering dat alles is zoals het is, gevoel voor schoonheid. Weten dat mijn medemensen mijn broeders en zusters zijn: broederlijke en zusterlijke liefde.

Als we toe willen naar een samenleving die op de genoemde waarden is gefundeerd en naar een politiek waarin we die waarden uitdragen buiten onze landsgrenzen, dan is er een lange weg te gaan. Wellicht meer dan de helft van onze landgenoten hangen de door mij genoemde waarden niet aan of staan onverschillig tegenover waarden als zodanig. Er is dus werk aan de winkel. Maar het proces kan  versneld worden door de crises waarin we verkeren: vluchtelingen, terreur, en op wat langere termijn: de nieuwe economische crises en de klimaatproblematiek. De ervaring leert dat in tijden van crisis het beste en het slechtste in mensen naar boven komt. Hoe de balans uiteindelijk zal doorslaan? Dat weten we niet en hangt mede van ons, de schrijver en de lezers van dit blog af. Mochten we er in slagen die nieuwe waardige wereld te scheppen, dan hebben we tegelijkertijd een alternatief gevonden voor economische groei (waaraan we dan minder behoefte zullen hebben) alsmede een antwoord gevonden op zowel de terrorisme- als de klimaatproblematiek. Een stip op de horizon.

 

 

Het groeidossier, deel 8. De angst voor de vrijheid.

We kunnen waarschijnlijk alleen maar loskomen van onze gehechtheid aan economische, materiële groei, als we ons vrij voelen. Dat geldt zowel voor ons als individuen als voor de samenleving als geheel.

VrijheidVrijheid is een begrip dat ontwikkeld is in de periode  van de Verlichting: tweede helft zeventiende en achttiende eeuw. Het voert veel te ver om daar nu diep op in te gaan, maar een paar dingen moeten toch gezegd worden. Vrijheid heeft twee kanten: vrij zijn VAN, zoals vrij zijn van belemmeringen van buitenaf (autoritaire systemen, zoals  dictaturen en kerkelijke dwang) en van belemmeringen van binnenuit (angsten, starre denkbeelden, ingesleten gedragspatronen), en vrij zijn OM: om te doen wat je hart je ingeeft, om te kiezen, om verantwoordelijkheid te nemen. Een doorgeschoten vrijheid is individualisme: doen en laten wat je wilt zonder rekening te houden met (de vrijheid van) anderen.

Het lijkt dat we in deze tijd vrijheid volledig hebben gerealiseerd, maar dat valt bij nader inzien tegen. Op individueel niveau voelen we ons vaak machteloos en angstig ten aanzien van de buitenwereld – dat is ongeveer het tegengestelde van vrijheid. Of we voelen ons niet vrij om te zeggen wat we te zeggen hebben, terecht of ten onrechte, en houden dan maar onze mond of gaan onszelf juist overschreeuwen. Vaak bevinden we ons binnen een keurslijf van regels, controle,  procedures of administratieve verplichtingen. Ook als land zijn we minder vrij dan we zouden willen zijn. We worden bedreigd door terreur, zoals de recente aanslagen in Parijs laten zien. We kunnen ook de vluchtelingenstromen waardoor we worden overspoeld niet beheersen – ook dat roept angst en gevoelens van onvrijheid op. Verder zijn we ingekapseld in  multinationale instellingen en verdragen (TTIP!), lopen vaak aan de leiband van multinationale ondernemingen en durven niet of hooguit zeer verkapt te zeggen wat we te zeggen hebben, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten. Tenslotte perkt ook de klimaatproblematiek onze vrijheid van handelen verder in.

Wat heeft dit alles nu met economische groei te maken? Veel, zo niet alles. Als we niet zo aan economische groei en ons bezit zouden hechten, en niet zo bang zouden zijn voor economische schade of een economische omwenteling, zouden we ons ten aanzien van al deze vraagstukken en binnen al deze verbanden veel autonomer en creatiever kunnen opstellen. We zouden ons dan ook niet zo hoeven te laten piepelen door mensen als Poetin of Erdogan. Het geldt ook omgekeerd: als we ons vrijer en minder machteloos zouden voelen zouden we waarschijnlijk tevredener zijn en minder behoefte hebben aan de schijnzekerheid van bezit.

Net zoals we ons in een democratie vrij kunnen voelen ook al worden er besluiten genomen waar we het niet mee eens zijn, zo kunnen we als land soevereiniteit afstaan en ons toch vrij en autonoom voelen, als we in beide gevallen het gevoel hebben dat er wel naar ons geluisterd wordt, en we dus toch invloed hebben. Maar dat zal alleen gebeuren als we ons ook innerlijk vrij voelen en ook werkelijk wat te zeggen hebben. Op nationaal niveau houdt dat in dat we  staan voor wat we  belangrijk vinden. Dat zijn in de eerste plaats onze waarden, waarvan ik er nu twee genoemd heb (openheid van geest, in het vorige blog, en nu vrijheid. Er zullen er nog een paar volgen.) En het is nodig dat we een duidelijk beeld hebben van de wereld waar we naar toe willen. Op dit toekomstbeeld en onze waarden berust ons gezag, als we ook nog de moed hebben deze naar buiten uit te dragen (daarmee bedoel ik natuurlijk niet het opgeheven vingertje! Er zijn andere methoden). We zullen waarschijnlijk terreur in deze wereld nooit kunnen uitbannen, maar we kunnen er wel geestelijk weerbaar tegenover staan.

Concluderend: als we los willen komen van onze materiële verslaving, zullen we, op individueel en collectief niveau,  moeten oefenen in vrijheid, verantwoordelijkheid en autonomie. Daarover zou nog veel meer te zeggen zijn, maar dat valt buiten het bestek van deze serie.

In het volgende blog zal ik verder ingaan op het ontwikkelen van ons toekomstbeeld.

 

Het groeidossier, deel 5. De groene illusie en werk, werk, werk. . .

Zou een alternatief voor de stijging van het BBP niet kunnen zijn groene groei? Een economische groei gericht op vergroening en verduurzaming van de samenleving, die niet gepaard zou gaan met eens stijging van het BBP? Of een economische ‘steady state’, een circulaire economie, waarbij alle energie duurzaam wordt opgewekt en alle grondstoffen worden hergebruikt, vaak aangeduid met de term ‘cradle to cradle’ – van de wieg naar de wieg?

Helaas vrienden, dat is allemaal een illusie. Technisch is een dergelijke economie misschien nog wel denkbaar en mogelijk, maar de weg daarheen vergt grote investeringen en innovaties. Deze weg is lang (dan moeten we denken aan vele tientallen jaren), en kost op zichzelf veel grondstoffen en energie, die we voorlopig nog niet allemaal duurzaam kunnen opwekken. Niettemin moet die weg voor zover mogelijk begaan worden, vooral om redenen die te maken hebben met de opwarming van de aarde. Dat zal op zichzelf bijdragen tot economische groei, en daar is ook weinig mis mee. Ik ben niet tegen noodzakelijke economische groei voor ecologische doeleinden; ik ben tegen het streven naar economische groei om zichzelfs wille. En overigens zou het wel goed zijn als we in deze periode van geleidelijke verduurzaming van de economie – transitie zoals Jan Rotmans dat noemt – tegelijkertijd niet zouden investeren of zelfs zouden desinvesteren in niet duurzame technologie, zodat de economische groei zo laag mogelijk blijft.

Maar de werkgelegenheid dan? Eerder heb ik laten zien dat het enige waar een groei van het BBP nog goed voor is is een bescheiden positief effect op de werkgelegenheid. En ik heb ook al gewezen op de waarde van werk.

hAls de economische groei ten einde komt (of beperkt wordt tot de minimale groei benodigd voor de transitie) zullen we op andere manieren de werkgelegenheid moeten bevorderen. Dit is een lastig vraagstuk, dat uitvoerige studie vereist, en waarvoor ik in mijn eentje en in de haastigheid van het schrijven van blogs natuurlijk ook niet de definitieve oplossing weet te vinden. Maar ik heb wel enkele suggesties:

  • Grondige arbeidstijdverkorting en deeltijdarbeid. Niet halfslachtig, zoals eerder wel is geprobeerd, maar structureel. We zijn ooit vrijwel probleemloos van de 16 urige werkdag naar de achturige werkdag gegaan, en van de zevendaagse werkweek via de zesdaagse naar de vijfdaagse. Ik zie niet in waarom we nu niet naar een werkweek zouden kunnen gaan van vier dagen van zes of later zelfs vijf uur.
  • Het toestaan of zelfs verplichten van het doen van vrijwilligerswerk voor uitkeringstrekkers die dat kunnen, in plaats van de huidige sollicitatieplicht.
  • Het weer invoeren van dienstplicht, voor mannen en vrouwen, waarbij tot op zekere hoogte kan worden gekozen tussen militaire en sociale dienstplicht. Dit lijkt juist werkloosheid te bevorderen, totdat men zich realiseert dat hierdoor werk geschapen wordt, dat niet het al bestaande werk vervangt. En het haalt een aantal jeugdigen van de arbeidsmarkt – dus het aantal werkzoekenden wordt kleiner.

Waarschijnlijk vergeet ik nog een aantal mogelijkheden die ik zo gauw niet kan bedenken. Misschien allemaal nogal ‘far out’, maar ik bedoel maar: als we werkelijk willen kunnen we van alles bereiken – en wel zonder economische groei. Misschien zal het zelfs leiden tot een lager materieel consumptieniveau en daardoor een zekere krimp, wat weer goed is voor het klimaatprobleem.

U zult zich intussen afvragen: dat nieuwe groeiconcept, waar die man het over heeft, dat leuke alternatief voor economische groei, komt daar nog wat van? Uw geduld zal beloond worden, lieve lezer – in het volgende blog ga ik daarmee beginnen.

Wordt vervolgd.

Het groeidossier, deel 4: de grote kladderadatsch?

Geen enkel organisme of systeem kan eindeloos doorgroeien met een zeker percentage. Althans niet als we groei definiëren in materiële en kwantitatieve zin. Dat geldt voor planten, dieren, mensen, organisaties, samenlevingen. Een groei van een zeker percentage op percentage wordt uiteindelijk een cumulatieve groei, zo leert een eenvoudig wiskundig model ons. De bomen groeien dus niet tot in de hemel. Daarom is bijvoorbeeld een bedrijfsdoel als: ieder jaar een winststijging van x % onzinnig en tot mislukken gedoemd.

Dit eenvoudige inzicht is al geformuleerd door economen als Adam Smith, John Stuart Mills en John Maynard Keynes, de grondleggers van de moderne economie. Maar de boodschap schijnt tot de hedendaagse politici en economen nog niet te zijn doorgedrongen.

Onze economische groei zal dus ophouden, maar waarschijnlijk nog eerder dan doordat ons economisch systeem op wiskundige gronden uit de bocht vliegt. Dat komt, zoals destijds al door de Club van Rome voorspeld, door de grenzen aan de groei die de planeet ons oplegt (het opraken van grondstoffen, waarschijnlijk sneller dan we ze kunnen recyclen, de opwarming van de aarde, de  toenemende schaarste van landbouwgrond door de bevolkingsgroei, de toenemende welvaart, de klimaatverandering, en verkeerd gebruik van de landbouwgrond: monoculturen, overbemesting en pesticiden). Volgens Paul Gilding zal de groei een dezer dagen stagneren, maar ook als het nog wat langer duurt: het komt nu wel heel dichtbij. Marc Naamloos 2Craney, het hoofd van de Britse Centrale Bank heeft tegen de BBC verklaard dat er slechts twee opties zijn: of we transformeren de economie gecontroleerd (en snel!), of het financieel-economisch  systeem zal binnenkort bezwijken. Maar ook deze waarheid is nog niet tot de politici en de meeste economen doorgedrongen. Ik zie althans nog geen enkele visie over hoe we een steady state economy kunnen bereiken. Het gaat nog steeds om groei, groei, groei.

Als we nog enige controle zouden willen houden over het proces waarbij de groei tot een einde komt, zouden we eens kunnen beginnen met private instellingen (banken) het recht tot geldschepping weer te ontnemen. Het is onze stadhouder Willem III die in 1688 als koning Willem III  van Engeland het privilege van geldschepping door het centrale gezag – toen in Engeland de koning – uit handen gaf. Hij moest wel: het was een voorwaarde waaronder hem de troon werd aangeboden. Sindsdien is een aanzienlijk deel van de geldschepping in particuliere handen, en vindt het plaats met een winstoogmerk. Te overwegen ware dit privilege opnieuw bij de overheid te leggen, en wel bij een van de politici onafhankelijk orgaan zonder winstoogmerk. We zagen eerder dat geldschepping de groei van het BBP bevordert – het beperken van de geldhoeveelheid remt het af. Bovendien zou een dergelijke centrale geldschepping bij kunnen dragen tot meer financiële stabiliteit.

Een heel andere maatregel om de groei af te remmen is om wettelijk en door internationale overeenkomsten de prijs per uitgestoten ton CO2 emissierechten te verhogen van de huidige  € 5 per ton (marktprijs)  naar bijvoorbeeld  € 30 per ton (gereguleerde prijs), dan wel de uitstoot van CO2 substantieel te belasten. En er zijn wel meer maatregelen denkbaar, die je kan afleiden aan de in het vorige blog beschreven pogingen om de groei van het BBP juist te bevorderen. Maar dergelijke maatregelen zouden natuurlijk nooit genomen worden zonder een volslagen omslag in het denken over wat de gewenste economie is – met name bij politici.

boom Fraxinus excelsiorMaar hoe dan ook, gecontroleerd of ongecontroleerd en abrupt: de economische  groei zal stoppen. Echter, een systeem of organisme dat niet kan groeien gaat dood. Groeien komt van het Middelnederlandse gro(e)yen, dat groenen, groen worden betekent. Groeien kan geassocieerd worden met het groen in de natuur: gras, planten, bladeren aan de bomen. Groeien is een symptoom van vitaliteit, levenskracht. Dus als we niet economisch kunnen groeien, dan zullen we iets anders moeten verzinnen. De vraag is dus: hoe kan de samenleving groeien zonder economische groei? En wat is groei dan eigenlijk? Deze vragen komen in het zesde blog aan de orde. Maar eerst zal ik nog aandacht besteden aan twee andere vragen: is groene groei of een circulaire economie niet een goed alternatief? en: Hoe lossen we het werkloosheidsprobleem op als we het niet kunnen doen door economische groei?

Wordt vervolgd.