Magnificat anima mea Dominum (Lucas, 1-46*)
Vandaag gaan we verder de diepte in. Eerder heb ik de ziel vergeleken met onze wortels – vandaag kijken we naar de meest diepe en centrale wortel. Ik zie dat als een penwortel: de wortel die rechtsreeks de aarde ingaat. Hoe komen we daar mee in contact?
Een manier is luisteren. Gewoon luisteren naar alles wat je hoort – bij voorkeur op een stille plaats. Hoe aandachtiger en intensiever je luistert – naar alle geluiden om je heen, maar ook naar alle geluiden in je lichaam – hoe meer je hoort. Dan realiseer je je, na enige stijd, dat achter de geluiden de de stilte heerst, die je per definitie niet kan horen. Maar je kunt je haar wel voorstellen. Stel je een absolute stilte voor. Je kan daarbij beelden gebruiken, bijvoorbeeld het beeld van een een windstille dag in de woestijn als je dan tegelijkertijd je adem inhoudt. Maar in die beelden is het nooit helemaal stil; dus je moet dieper gaan in je verbeelding: in een beeldloze stille ruimte. Als je er in slaagt daar een tijd te verblijven – en dat zal je lukken na oefening – dan zal je de stilte daadwerkelijk gaan ervaren en bevind je je in het centrum van je ziel.
Een andere weg is de weg naar de leegte. Je laat je lichamelijkheid, al je eigenschappen, denkinhouden, zelfbeelden, rollen die je speelt, ja, zelfs je archetypen, enz. de revue passeren, en vraagt je af of je ook nog jezelf bent, als je die aspecten van je persoon een voor een laat vallen. Als je dit aandachtig doet, dan zal blijken dat er niets meer over blijft, behalve leegte. Als je denkt aan de mogelijkheid van lichaamsuittreding, dan kun je bedenken dat je zelfs jezelf kunt zijn zonder lichaam. Citaat: ‘Als ik mezelf zou willen beschrijven dan lijkt het op het beschrijven van een gat in een stuk hout’. . . Het zelf is dus ten diepste eigenlijk niets. Maar dan heeft het ook geen grenzen en is het dus eigenlijk alles!**)
Voor velen is het bedreigend om onze diepste kern als leegte te ervaren, als een soort zwart gat, duisternis. Maar anderen ervaren deze leegte als ruimte, en dat kan allerlei gevoelens oproepen: lichtheid, vrijheid, vreugde, ontzag, angst, wat dan ook. Mij persoonlijk doet het niet zo veel, behalve dan dat stilstaan bij het besef dat ik uiteindelijk niets/alles ben rust en kalmte in mij teweeg brengt. Dat kan ik heel goed gebruiken in een wereld die ik, niet zozeer voor mij persoonlijk, maar wel voor ons allemaal nu en in de toekomst als zeer bedreigend ervaar.
Met dit blog sluit ik mijn onderzoek naar de ziel – voorlopig – af. In het volgende blog maak ik de balans op: ik laat zien hoe het contact met onze oorsprong en met onze ziel ons geloof kan versterken. Geloof in wie of waarin? Misschien toch wel in de mens, ondanks alles. Wordt vervolgd.
*) Mijn ziel maakt de Heer groot. Dat wil zeggen dat onze ziel kan bijdragen tot de glorie van de schepping. (De meeste lezers weten dat ik niet godsdienstig ben in traditionele zin)
**) Dit gedachten-experiment staat meer uitgebreid beschreven in mijn boek Spiritueel leiderschap, pagina 196.