Tag archieven: speculatie

Geheim, verborgen.

Vroeger, als student, ging ik nog wel eens naar een casino. Ik speelde dan black jack, want daar kun je nog enige invloed uitoefenen op de uitkomst. Ik zette in die tijd dan per spel ƒ 10 in, plus de eventuele winst van het vorige spel (ik weet niet meer of ik alle winsten van de vorige spellen ook inzette). Van tevoren besloot ik dat ik niet meer dan ƒ 100 wilde verliezen, en dat als ik genoeg gewonnen had voor al mijn consumpties ik de winst zou pakken en niet verder spelen. Dat leidde er in de praktijk toe dat ik vrijwel altijd gratis naar het casino kon en mijn consumpties uit de winst kon betalen.

Ook speel ik eigenlijk al vrijwel mijn hele leven mee in een loterij, waarbij de winst van de loterij gaat naar goede doelen. Ik besef dat ik zelf daarbij geld verlies, maar daar heb ik weinig moeite mee, omdat de winst van de loterij naar goede doelen gaat. Maar ik doe het ook omdat ik het gokje wel leuk vind, je kunt nooit weten of je niet iets wint. Ik heb vaak een klein prijsje gewonnen, maar nooit een klapper gemaakt. Zo heb ik ook wel aandelen gekocht van duurzame bedrijven. Verder heb ik in mijn leven nooit om geld gegokt.

Ik houd dus wel van een gokje, maar heb nooit cryptomunten gekocht. Ik had daarvoor een aantal redenen. Ten eerste: ik wil zo min mogelijk gedoe in/met mijn computer en mijn geest. Ten tweede: als ik wat grotere bedragen zou inleggen, kan ik die ook weer kwijtraken. Uiteindelijk zijn alle hypes in de geschiedenis altijd weer voorbijgegaan. Ten derde: het minen en kopen/verkopen van cryptomunten slurpt energie. Dat is op termijn misschien geen probleem meer, maar nu nog wel. En tenslotte, meer fundamenteel: cryptomunten worden om geen enkele andere reden gekocht dan om geld te maken met geld. Daar ben ik principieel op tegen. Ik heb niets tegen rijkdom, zolang deze niet excessief is en eerlijk verworven, maar wel tegen rijkdom als doel op zichzelf. Het draagt bij tot de vermogensverschillen in de wereld, en de daaruit voortvloeiende onvrede en chaos, en niet tot het welzijn van het collectief (uitzonderingen daargelaten). Natuurlijk zou ik, als ik winst zou behalen, deze winst kunnen opnemen en schenken aan een goed doel, maar dan werk ik toch mee aan iets wat de samenleving ondermijnt. ‘Crypto’ betekent dan ook geheim, verborgen, iets wat het daglicht niet kan verdragen. Dat voelt niet goed. Nee dus.

Over de potentieel schadelijke werking van geld kom ik in het volgende blog te spreken. Ik zal daarbij David Korten volgen, een van de grondleggers van het begrip Great Turning.

Het is goud wat er blinkt. . . of ivoor.

Wat is het toch dat goud zijn magische waarde verleent? Natuurlijk, het blinkt mooi, en het is edel metaal, wat inhoudt dat het corrosiebestendig is, en het is ook een waardevolle grondstof in legeringen met andere metalen, en daardoor vrijwel onontbeerlijk in vele industriële toepassingen. Maar dat is niet voldoende om de steeds maar weer oplaaiende goudkoorts te verklaren, die leidt tot speculatie, prijsopdrijving, geweld, verwoesting van het milieu en een economische waarde die regelmatig ver uitstijgt boven de intrinsieke waarde.

Bij voorbeeld: In zestien Zuid-Amerikaanse landen is een verwoede strijd gaande tussen actiegroepen en mijnmaatschappijen, vaak van Chinese herkomst, die met hun niets ontziende mijnbouw het milieu verwoesten en de watervoorziening in gevaar brengen. En dan hebben we het nog niet over de arbeidsomstandigheden in de goudmijnen. Kennelijk is er nog niet zoveel veranderd sinds vijf eeuwen geleden de goudkoorts de voornaamste drijfveer voor de verovering van het Zuid-Amerikaanse continent was.

In de economie speelt goud de rol van vluchthaven op het moment dat het vertrouwen in andere economische waarden – geld, aandelen, obligaties, onroerend goed – daalt. Maar ook goud kan enorm in waarde fluctueren. Het geeft schijnzekerheid, en is ook onderhevig aan zeepbellen: het opblazen van waarden die niets meer met de onderliggende intrinsieke waarde te maken hebben, en derhalve zomaar in lucht kunnen opgaan. Bij de huidige onzekerheden in de economie is er weer zo’n zeepbel rondom goud gaande, al zal er altijd wel een zekere waarde van goud resteren.

Goud heeft al eeuwen mythische waarde. Het speelde die rol al in het oude Egypte, in China, en ook elders in de Oudheid. In de  alchemie is goud een noodzakelijk ingrediënt voor de bereiding van de steen der wijzen, het ultieme en in materiële zin onhaalbare doel van de alchemie. In de moderne tijd heeft die mythische waarde een materiële component gekregen.

Wat voor goud geldt, geldt in zekere mate ook voor ivoor. Met name in China is ivoor nog meer van waarde dan goud. “Met ivoor eren wij de goden en maken wij al duizenden jaren kunst en kunst is belangrijker dan geld” (Ivoormeester Li Bin Cheng).  Dat daarvoor de olifanten in de wereld uitgeroeid worden is vanuit dat gezichtspunt van geen belang. Van de ongeveer 300 miljoen olifanten in Afrika in de jaren 70 zijn er nu nog 600.000 over. Per jaar worden er 35.000 afgeslacht. Je kunt dus uitrekenen wanneer het afgelopen zal zijn met de olifanten in Afrika: ongeveer 15 jaar. Al moet gezegd worden dat in Zuid-Afrika een afschotverbod redelijk wordt gehandhaafd.

Ik blijf het wonderlijk vinden dat materiële zaken zulke mythische proporties krijgen. Zolang dat zo zal zijn, zullen er altijd handelaren en speculanten zijn die daarop inspelen. Het zal natuurijk niet gauw gebeuren dat de betrokkenen zich realiseren dat geestelijke groei en bewustwording juist niet afhankelijk kunnen en moeten zijn van materie. De hoop voor het beperken van de schadelijke effecten van de goud- en ivoorkoorts kan daar dus niet in zijn gelegen. Het zal moeten komen van overheidsmaatregelen die dan ook gehandhaafd worden.  In de metro van Beijing hangen posters van National Geographic van de olifanten die met uitroeiing bedreigd worden, en misschien zal dat invloed hebben op de nog kneedbare geesten van de jeugd. Maar de meer agressievere organisaties als Save the Elephant komen China niet in. Hier ligt weer een schone taak voor de internationale diplomatie, en dus voor de politiek en dus voor ons als burgers. Wij maken de politiek, toch?

 Voor deze blog ben ik schatplichtig aan De Groene Amsterdammer, (17 januari 2013), en NRC/Handelsblad, 9 februari 2013 (Oscar Garshagen)