Vorige week had ik een interessante ervaring. Ik had een lunch met een bekend iemand uit het bedrijfsleven, die ik ken als een zeer betrokken, maar tegelijkertijd kalme persoonlijkheid, die niet gauw opgewonden zal raken over iets. Om de een of andere reden kwamen we te spreken over het wegsturen van Yuri van Gelder van de Olympische spelen, dat hij schandelijk noemde. Toen ik het niet meteen met hem eens was, werd hij zeer geëmotioneerd. Zo had ik hem nog niet eerder meegemaakt. Dat zette me aan het denken.
Voordat ik inga op zijn (en mijn) argumenten eerst iets vooraf. In 2003 heb ik samen met Jan Paul van Soest een boek geschreven met als titel: ‘Het Leven een Spel’. Daarin betoogden we, in navolging van Huizinga, dat het (hele) leven te zien is als een spel. Dat geldt a fortiori voor de Olympische Spelen. Dat betekent overigens niet dat het leven niet met aandacht gespeeld kan worden of betekenisvol kan zijn. Maar als we vergeten dat het leven een spel is, en het resultaat van ons handelen(spelen) belangrijker wordt dan het spel zelf, dan wordt het bloedserieus, of zoals we zeggen, dodelijk ernstig. Het is jammer dat ik daar gezien de beperkingen van een blog niet dieper op in kan gaan, want het is een zeer wezenlijk inzicht dat we in het boek met vele ervaringen en voorbeelden adstrueren. (Helaas is het boek uitverkocht, maar het is nog wel tweedehands te verkrijgen, of te lenen bij de bibliotheek. En als dat helemaal niet meer lukt, heb ik ook nog wel een ongecorrigeerd manuscript dat ik desgewenst per email kan toesturen).
Een van de wezenlijke aspecten van een spel is dat er spelregels zijn. Nu heeft Nederland een wat merkwaardige verhouding met regels. Enerzijds willen we alles precies regelen, anderzijds wordt er in Nederland heel veel gedoogd. Ik denk dat dit niet zo’n gelukkige combinatie is. Ik zeg altijd: waar een regel is is er ook een ‘nee’. Veruit de meeste mensen hebben weerstand tegen regels. De behoefte aan vrijheid zit ons ingebakken. Daarom is het goed om zo min mogelijk te regelen. Maar als je het doet moet je ze handhaven, anders worden de regels steeds verder opgerekt, of krijg je allerlei onzekerheden met alle onveiligheid(sgevoelens) van dien (zoals in het verkeer of bij het Nederlandse drugsbeleid, waar veel te veel is geregeld met regels die vervolgens niet worden gehandhaafd. We noemen dat gedoogbeleid, maar met beleid heeft het natuurlijk niets te maken). Overigens moet er natuurlijk altijd ruimte zijn voor uitzonderingsgevallen in onvoorziene situaties.
Keren we terug naar het wegsturen van Yuri van Gelder. Mijn gesprekspartner bij de lunch was van mening dat Van Gelder nooit had mogen worden weggestuurd. Hij is iemand die één ding in zijn leven heel goed kan (hij was in de finales geplaatst als de achtste van de wereld), en dat moet je hem dan ook laten doen. Desnoods geef je hem achteraf op zijn falie, of een straf (boete) maar je mag iemand niet zo in zijn mogelijkheden beperken. Bovendien, als je weet dat hij makkelijk te verleiden is (en dat kon je bij Van Gelder heel goed weten), laat je hem niet ’s avonds alleen weggaan. Je gaat als coach zelf mee, of laat iemand anders, een vertrouwd iemand, met hem meegaan (dat laatste was ik overigens met mijn tafelgenoot eens).
Voor mij is het wel duidelijk dat zowel Yuri’s coach, de officials van de turnbond, als ook de chef de mission helemaal vergeten waren dat het leven een spel is. Ze speelden het spel niet meer om het spel zelf, maar streefden een ander doel na: prestige, macht, moreel gelijk, of wat dan ook. Dus konden ze niet meer relativeren. De regels werden van absolute betekenis. Ik denk dat ze niet vanuit innerlijke vrijheid hebben gehandeld. Ze konden hun ego’s niet opzij zetten; ze waren op hun pik getrapt. Of ze daarmee ook schandelijk hebben gehandeld, of moreel onjuist, dat kan ik zo gauw niet beoordelen. Als ze vrij waren geweest in hun handelen, wie weet wat ze dan hadden besloten (zie wat ik hierboven gezegd heb over regels. Gedogen heeft ook zo zijn bezwaren). Dat zullen we nooit weten, net zomin of als we nooit zullen weten of Yuri een medaille zou hebben gewonnen.
Mijn tafelgenoot bij de lunch vond deze gebeurtenis symptomatisch voor het bestuursklimaat in Nederland: bureaucratisch, meer gericht op procedure dan op inhoud, fantasieloos, visieloos, en met weinig zorg voor het individu. Dat was een van de redenen waarom hij er zo boos over was. Ik ben het wel eens met zijn mening over het Nederlands bestuursklimaat, en heb daar net als hij ook moeite mee. Maar in mijn geval leidt dat er niet toe dat ik geëmotioneerd word door het besluit van de coach en de officials, laat staan dat ik het beoordeel als schandelijk. Misschien komt dat wel omdat ik hun rigiditeit en hun autoritaire gedrag veel te goed herken als een kant van mezelf. Ik ben niet zonder zonde, en wou de eerste steen dus maar niet werpen.
* Willem Elsschot