Wat zouden de motieven kunnen zijn om met de subtiele, onzichtbare wezens in contact te willen komen. Ik noem er enkele:
- nieuwsgierigheid
- behoefte aan steun, bemoediging of advies
- het bevorderen van een genezingsproces, bij jezelf of iemand anders
- een behoefte aan het ontwikkelen van spirituele autoriteit
- het versterken van je geloof
Over dat laatste wat meer.
In deze woelige, bedreigende tijden is het moeilijk de werkelijkheid onder ogen te zien zonder de moed te verliezen, wanhopig te worden of te vervallen in apathie. Daarom neigen we er toe om een roze bril op te zetten, en de werkelijkheid mooier voor te stellen dat hij is (Er is natuurlijk echt ook heel veel prachtigs in deze wereld, maar dat is het punt niet – het punt is onze ontkenning van wat niet mooi is). We ontlenen daaraan hoop en vertrouwen, maar het is valse hoop en vertrouwen op een wankele basis. Zie bijvoorbeeld de column van Jan Paul van Soest in Energiepodium: https://www.energiepodium.nl/opinie/item/twijfelbrigade-20-gekleurde-klimaat-brillen-nopen-niet-tot-actie. Er zijn betere manieren om hoop en vertrouwen op te bouwen. Het in ‘gesprek’ komen met de subtiele wezens is zo’n manier. Een ervaring van contact met de subtiele wezens versterkt je geloof in het bestaan ervan, en dan weet je dat we niet alleen zijn in deze wereld. We staan er niet alleen voor. Bovendien, als er een niet-fysische wereld is waar andere wetten gelden; dan zijn ook wonderen mogelijk. Zoals de Cursus in Wonderen zegt: ‘Wonderen zijn natuurlijk. Als ze niet plaats vinden is er iets misgegaan.’
Contacten met de subtiele wezens versterken ons geloof in een bovennatuurlijke wereld. Als het contact maar duidelijk genoeg is kan het geloof zich zelfs ontwikkelen tot een weten. En dan is echt alles mogelijk. Dit versterkte geloof houdt ons dan overeind in deze wankele, hachelijke wereld, en geeft ons de moed de werkelijkheid zonder roze bril onder ogen te zien.
Ik heb echter al eerder gezegd dat het velen van ons, waaronder ikzelf, niet gegeven is direct contact met de subtiele wezens te ervaren. Wij zullen dus harder moeten werken om ons geloof in die wereld te versterken. Dat kunnen we doen door een open geest: luisteren naar ons innerlijk, en met name onze intuïtie, en naar hen die die ervaring wel hebben (gehad). Dan leren we vanzelf wel het kaf van het koren te scheiden: we leren wat intuïtie is en wat bijvoorbeeld wensdenken, en wat betreft de ervaringen van anderen: we leren te onderscheiden tussen authenticiteit en waarheidsgetrouwheid aan de ene kant, en (zelf)misleiding aan de andere kant. Zelf ken ik een aantal weldenkende, verstandige mensen, met hun beide benen op de grond, die deze directe ervaringen hebben (gehad), en die mij absoluut hebben overtuigd. En ook heb ik een aantal keren in mijn leven ervaren hoe intuïtie voor me kan werken. Ik voelde me geleid en gedragen.
In dat geloof in een bovennatuurlijke wereld is ook plaats voor het geloof in een alomvattende scheppende kracht. Voor sommige mensen kan dat God zijn, maar dat is dan een andere God dan de God uit de leer van Christendom en Islam. Dit geloof, met of zonder God, is een voorwaarde voor samenwerking met de subtiele wezens. Een samenwerking die niet zal ontstaan als wij het alleen voor het zeggen willen hebben. We blijven natuurlijk wel verantwoordelijk voor wat er in de wereld gebeurt, maar voor samenwerking is er vooral bescheidenheid en overgave nodig. In nood leren we onze vrienden kennen, en daarin ligt mijn hoop voor de wereld.
Dank voor dit artikel.
Voor mij is de aanwezigheid rondom ons geen vraag maar een weten, zeker nadat mijn overleden vader en kleinzoon bij mijnbed stonden toen ik in een fysiek zeer kritieke situatie was.